Rijswijk (Z-H)

Rijswijk in 1867, door J. Kuyper. 2880 inwoners.

Rijswijk  is een stad en gemeente in de Nederlandse provincie Zuid-Holland. De gemeente ligt aan de zuidkant van Den Haag en aan de noordrand van Delft. De gemeente maakt deel uit van het kaderwetgebied Haaglanden en de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag. De gemeente verwelkomde op 18 juni 2016 de 50.000e inwoner en heeft een oppervlakte van 14 km². Rijswijk heeft inmiddels 53.467 inwoners (2019, CBS).

Rijswijk is gebouwd in het Hollandse kustgebied dat vroeger tot de rivierendelta behoorde.

De kustlijn lag ca. 3700 v.Chr. door het huidige Rijswijk Zuid maar verschoof in de loop der jaren naar het westen. Achter de duinen ontstond een veengebied, maar dat verdween uiteindelijk weer als gevolg van het regelmatig binnentreden van de zee. Er ontstond een krekensysteem, waarvan de grootste kreek, de Gantel, door het Westland tot aan het huidige Delft liep. De oeverwallen naast de kreken werden vestigingsplaatsen voor vroege bewoners van het Rijswijks grondgebied. De oude waterlopen klonken minder in dan het omliggende kleilandschap. De zo gevormde kreekruggen zijn tegenwoordig verhogingen in het landschap. In Rijswijk Zuid vindt men de resten van de Gantel nog terug in de vorm van zandafzettingen.

De eerste bewoning vond in de Nieuwe Steentijd plaats, eerst in het veengebiedachter de strandwallen, maar later, toen het waterpeil steeg, op de strandwallen. De oudste sporen van menselijke bewoning dateren van 3500 v.Chr. in de Nieuwe Steentijd. Opgravingen in de Hoekpolder (1993) en Ypenburg (1998) duiden daarop. In het bijzonder de opgraving in Ypenburg leverde een goed geconserveerd grafveld op van 42 personen. Deze bewoners hielden zich bezig met jacht, visvangst en veeteelt. Opgravingen in de aangrenzende Harnaschpolder wijzen er op dat er al sprake was van een zekere mate van permanente bewoning in het kustgebied. In 2000 werden bij bouwactiviteiten bij het sportcomplex De Schilp eveneens sporen van bewoning uit de Nieuwe Steentijd gevonden, gedateerd op 2600-2500 v.Chr. De eerstvolgende vondsten stammen uit de IJzertijd. Rond 300 v.Chr. drong de zee opnieuw het land binnen waardoor het veengebied geleidelijk aan verdween. Op de overgebleven zandruggen vestigden de eerste mensen zich toen waarschijnlijk permanent, want sporen op het Kerkplein en bij De Schilp toonden het gebruik van een primitieve ploeg aan.

De fundamenten van de nederzetting van de Cananefaten aan de Tubasingel zijn nu gemarkeerd met stenen. Verschillende versies van de bouw zijn met onderscheidende stenen aangegeven.

De Romeinen veroverden in 12 v.Chr. het toen door de Cananefaten bewoonde gebied tot aan de Oude Rijn en stichtten Forum Hadriani in het huidige Voorburg. Vermoed wordt dat de huidige Churchilllaan de locatie was van het Kanaal van Corbulo, een verbindingskanaal tussen de Oude Rijn en de Maasmonding die in 47 werd gegraven. Parallel aan dit kanaal lag een Romeinse weg. Op het Rijswijkse grondgebied werd in 1963 een mijlpaal gevonden met de naam van deze vestiging. Een deel van een tweede mijlpaal werd in 2005 opgegraven op de hoek van de Churchilllaan en de Huis te Landelaan. De aanwezigheid van een Romeinse weg werd in 1996 bevestigd door de vondst van vier mijlpalen in het Wateringse Veld. De vondst toont het belang van de weg aan in het Romeinse wegennet. Op verschillende plaatsen in Rijswijk zijn vondsten gedaan die wijzen op bewoning in deze tijd, en in 1967 werd aan de Tubasingel een uitgebreide inheemse agrarische nederzetting uit de Romeinse tijd opgegraven, die waarschijnlijk tot de 3e eeuw n.Chr. heeft bestaan. Aanvankelijk waren dit gebouwen van hout en riet. Deze gebouwen moesten van tijd tot tijd herbouwd worden. Bij de vervanging werd één van de boerderijen deels uit steen opgetrokken, wat moest worden aangevoerd. De fundamenten toonden typisch Romeinse invloeden, zoals vloerverwarming en tegels. Bij de ingang van het Archeon in Alphen aan den Rijn is deze boerderij iets groter (120% en 5 meter langer) gereconstrueerd en biedt huisvesting aan het Archeologiehuis Zuid-Holland. Er zijn uit deze tijd ook sporen van het Romeinse verkavelingssysteem terug gevonden.

Met het vertrek van de Romeinen in de 4e eeuw verdween waarschijnlijk ook de bewoning van het gebied weer grotendeels. Pas met de opkomst van het Graafschap Holland kwam daar verandering in. In een oorkonde van 1083 wordt ene Deddo van Rijswijk genoemd, maar het staat niet vast dat zijn naam verbonden is met de locatie van het huidige Rijswijk. In de 12e eeuw ontstond vraag naar landbouwgrond. De woeste klei- en veengronden werden vanuit de strandwal, waar nu de Van Vredenburchweg ligt, ontgonnen. In het zuidelijke deel van Rijswijk lag gedurende de 12e eeuw een lint van boerderijen. In de 12e eeuw werden de namen van de Heren van Rijswijk regelmatig vermeld. Zij speelden bijvoorbeeld een rol in de Loonse Successieoorlog; Jan van Rijswijk koos daarin voor de zijde van Willem van Friesland, Arnoud van Rijswijk schaarde zich achter Ada van Holland en Lodewijk II van Loon. Rijswijk was in de vroege Middeleeuwen waarschijnlijk nog onaanzienlijk en werd door de Graaf van Holland bestuurd, maar het feit dat de Heren van Rijswijk in de 12e en 13e eeuw het goed als ambachtsheerlijkheid in leen kregen van de graaf, betekent dat het dorp inmiddels was gegroeid. De Oude Kerk dateert uit de tweede helft van de 12e eeuw. 1267 is de vroegste schriftelijke vermelding van een parochie in Rijswijk.[5] Een belangrijke impuls voor de ontwikkeling van Rijswijk was het graven van de Delftse Vliet. Veeteelt was in Rijswijk de belangrijkste bestaansbron, maar er waren ook turfstekerijen en een steenbakkerij. Rijswijk kon via de Vliet deze producten gemakkelijk afzetten in Delft en Den Haag. Rijswijk kende een groot aantal adellijke geslachten, zoals de Blote, van der Burch, van Rijswijk, van Overvoorde, van Steenvoorde, van der Werve, en van de 12e tot de 14e eeuw werden in Rijswijk vier burchten gebouwd, Den Burch, Te Werve, Te Blotinghe en Steenvoorde. In 1436 vestigde een afsplitsing van de reguliere kanunniken St. Hieronymusdal van Delft zich in Sion. Aan het einde van de 15e eeuw bestond Rijswijk uit ca. 100 huizen en 500 inwoners; meer dan helft van de inwoners was welgeboren. Het totale gebied was ongeveer 2700 morgen groot. De naam Rijswijk komt in verschillende spellingvarianten voor: riiswiicrijswijcrisewiic en rysewiic. De naam is waarschijnlijk afgeleid van het rijshout dat in het gebied groeide. Wijc betekende in die tijd nederzetting.

De lage heerlijkheid Rijswijk, die al in de 15e eeuw in het bezit van het huis Nassau was, kwam in 1544 toe aan Willem van Oranje, nadat René van Châlon was gesneuveld. Hij ruilde het 13 jaar later met Cornelis Suys voor bezittingen in Monster. De katholieke Suys kreeg bij uitzondering zowel de lage als de hoge heerlijkheid in leen, en werd een gewaardeerd ambachtsheer. Hij wist te bedingen dat hij na zijn overlijden (1581) toch in de oude kerk van Rijswijk, die inmiddels aan de hervormden toebehoorde, zou worden begraven.

Rijswijk in de 16e eeuw

In het begin van de Tachtigjarige Oorlog had Rijswijk regelmatig te kampen met rondzwervende huurlingen. Bovendien kwam Rijswijk min of meer in de frontlinie te liggen nadat Den Haag in Spaanse handen was gevallen en Leiden en Delftbelegerd werden. Er werden soldaten in Rijswijk ingekwartierd en er werden paarden gevorderd. Huizen, molens en boerderijen werden vernield. Iemand begroef ongeveer 1400 munten langs het uitpad van het klooster Sion. Het klooster moest worden afgebroken om te voorkomen dat het als Spaanse uitvalbasis zou worden gebruikt. Bovendien kwam het gebied onder water te staan nadat de dijken waren doorgestoken om Leiden te ontzetten. Na 1578 bleef Rijswijk echter grotendeels verschoond van het oorlogsgeweld.

De Beeldenstorm is waarschijnlijk aan de Oude Kerk voorbijgegaan. Hoewel de kerk, net als in andere steden, overging in de handen van de calvinisten, was het moeilijk om onder de Rijswijkse gelovigen voldoende aanhang voor de nieuwe kerkgemeenschap te werven. Pas in 1588 was er sprake van een kleine gereformeerde gemeente in Rijswijk. Toen echter de strijd tussen remonstrantenen contraremonstranten met het conflict tussen Johan van Oldenbarnevelt en Maurits een politieke wending kreeg, ontstond er een demonstratieve wekelijkse wandeltocht van zo’n 600 Haagse contraremonstranten naar de Rijswijkse kerk, omdat zij de dienst van de Haagse remonstrant Johannes Uytenbogaert niet meer wilden bijwonen.

Rijswijk. Kaart van Jacob Aertsz. Colom (1647)

 

In de 17e eeuw werd Den Haag het centrum van de macht van de Republiek der Nederlanden. De Hoornbrug in Rijswijk was vaak de locatie waar buitenlandse gezanten werden ontvangen door een delegatie van de Staten Generaal. Prins Maurits bezat in Rijswijk een stoeterij en een huis voor zijn vriendin Margaretha van Mechelen. Nadat Prins Maurits zijn landsadvocaat Van Oldenbarnevelt wegens landverraad had laten ombrengen, ontstond er onder zijn tegenstanders, onder wie de zonen Reinier en Willem van Oldenbarnevelt, een complot om hem te vermoorden. Dat had in Rijswijk moeten gebeuren wanneer Maurits zijn stallen of zijn geliefde zou bezoeken. Tot die aanslag is het niet gekomen omdat het complot uitlekte.

Frederik Hendrik, die Maurits na diens dood in 1625 opvolgde, kocht in 1630 het landgoed Ter Nieuwburg in Rijswijk, en liet er een groot paleis bouwen. Dit voorbeeld werd spoedig een mode; veel machtige of welgestelde Nederlanders lieten in Rijswijk en omgeving een buitenplaats bouwen.

De bouw van deze buitenhuizen was van invloed op de ontwikkeling van de bouwnijverheid in Rijswijk. Ook ontwikkelde zich in die tijd de textielnijverheid als economische factor, maar toch bleven de landbouw en veeteelt verreweg het grootste middel van bestaan.

In 1697 werd de Vrede van Rijswijk getekend in Huis ter Nieuwburg

Lodewijk XIV van Frankrijk streefde ernaar om het Franse territorium aan al zijn grenzen uit te breiden. Frankrijk was daarom veelvuldig in oorlog met zijn buurlanden. Toch was de Zonnekoning niet in staat de Republiek der Nederlanden te onderwerpen. Toen Willem III de Engelse troon besteeg werd een grote coalitie tegen Frankrijk gevormd. Niettemin kon de oorlog niet beslist worden. Zweden ondernam pogingen om de partijen tot elkaar te brengen en in 1696 werd een voorlopige wapenstilstand gesloten. Het paleis van Willem III, Huis ter Nieuwburg, werd de locatie voor de vredesonderhandelingen, en uiteindelijk kon in 1697 de Vrede van Rijswijk worden getekend. Een half jaar lang was Rijswijk het middelpunt van Europa geweest.

 

 

Gijsbert Karel van Hogendorp (1762 -1834)

Rijswijk ondervond in de 18e eeuw een gestage economische groei. Het inwoneraantal groeide navenant. Ook in deze periode werden nog veel buitenplaatsen gebouwd; verschillende boerderijen en kastelen werden omgebouwd tot ware lusthoven in Franse stijl. Toch trad er in de loop van de eeuw een kentering op. Sommige buitenplaatsen zoals Sion bloeiden en andere, zoals Huis ter Nieuwburg, Gruysbeeck en Te Blotinghe, raakten in verval. Onder de bevolking in Nederland ontstond ontevredenheid over de macht van de regenten, en de invloed van revolutionaire ideeën in Frankrijk liet zich ook hier gelden. Er ontstond in Nederland een Patriottenbeweging die zich organiseerde tegen de prinsgezinden. Dit ging ook aan Rijswijk niet voorbij. In 1787 richtten Jacob van Vredenburch en Henricus Beukman in Rijswijk een Patriottistisch genootschap op. De prinsgezinde Gijsbert Karel van Hogendorp van de buitenplaats Sion stelde een petitie op om de Prins van Oranje in zijn functie te laten herstellen. Vergeefse pogingen van de Rijswijkse patriotten om de lijst van ondertekenaars van deze petitie in handen te krijgen, leidden ertoe dat er in Rijswijk een aantal soldaten gelegerd moest worden om ongeregeldheden te voorkomen. Een en ander had tot gevolg dat, net als in veel andere plaatsen, in augustus en september van 1787 terreur van de patriotten tegenover de prinsgezinden plaatsvond. Dat veranderde echter eind september, toen de prinsgezinden revanche namen op de patriotten.

Rijswijk ondervond in de 18e eeuw een gestage economische groei. Het inwoneraantal groeide navenant. Ook in deze periode werden nog veel buitenplaatsen gebouwd; verschillende boerderijen en kastelen werden omgebouwd tot ware lusthoven in Franse stijl. Toch trad er in de loop van de eeuw een kentering op. Sommige buitenplaatsen zoals Sion bloeiden en andere, zoals Huis ter Nieuwburg, Gruysbeeck en Te Blotinghe, raakten in verval. Onder de bevolking in Nederland ontstond ontevredenheid over de macht van de regenten, en de invloed van revolutionaire ideeën in Frankrijk liet zich ook hier gelden. Er ontstond in Nederland een Patriottenbeweging die zich organiseerde tegen de prinsgezinden. Dit ging ook aan Rijswijk niet voorbij. In 1787 richtten Jacob van Vredenburch en Henricus Beukman in Rijswijk een Patriottistisch genootschap op. De prinsgezinde Gijsbert Karel van Hogendorp van de buitenplaats Sion stelde een petitie op om de Prins van Oranje in zijn functie te laten herstellen. Vergeefse pogingen van de Rijswijkse patriotten om de lijst van ondertekenaars van deze petitie in handen te krijgen, leidden ertoe dat er in Rijswijk een aantal soldaten gelegerd moest worden om ongeregeldheden te voorkomen. Een en ander had tot gevolg dat, net als in veel andere plaatsen, in augustus en september van 1787 terreur van de patriotten tegenover de prinsgezinden plaatsvond. Dat veranderde echter eind september, toen de prinsgezinden revanche namen op de patriotten.

In 1795 viel het Franse leger het land binnen en werd de Bataafse Republiek gesticht. Daarmee werd onder andere de scheiding tussen kerk en staat ingevoerd. Het gevolg daarvan was dat de katholieken in Rijswijk het recht kregen om de Oude Kerk voor het katholieke geloof terug te eisen. Omdat de katholieken echter sinds 1784 weer een eigen kerk in Rijswijk hadden, werden de protestanten in staat gesteld voor 4.300 gulden de Oude Kerk te kopen. Na afsluiting van het Ancien Régime werd Johan Willem van Vredenburch, zoon van een vooraanstaand Rijswijks patriot, de eerste burgemeester van Rijswijk.

Rijswijk vanuit het zuidwesten (ca. 1830, door Bartholomeus Johannes van Hove)

Rijswijk bleef in de 19e eeuw een rustig landelijk dorpje. In de napoleontische tijd was het aantal inwoners gedaald, maar nu begon dat weer te stijgen, en aan het eind van de eeuw woonden er 3.000 mensen in Rijswijk. De nieuwe bestuursorde, waarin voor de oude bestuurselite geen plaats meer was, leidde ertoe dat buitenplaatsen in verval begonnen te raken.

Otto Kriens: Gezicht op de Kerkstraat te Rijswijk, ca 1900 (Collectie Museum Rijswijk)

Het grondgebied van Rijswijk is door de eeuwen heen grotendeels intact gebleven. Als er veranderingen werden aangebracht, ging het hooguit om snippers grond. Zo werd in 1834 een stukje grond tussen de Trekvliet en de huidige Frederiklaan van Voorburg overgenomen, terwijl ’t Sluijsje werd afgestaan. In de 19e eeuw moest Rijswijk echter voor de eerste keer een beduidend stuk van het grondgebied aan Den Haag afstaan. Het station van Den Haag, waarmee Den Haag aan de treinverbinding Amsterdam-Rotterdam zou worden aangesloten, moest buiten de bebouwing van Den Haag worden gebouwd. Met tegenzin, maar tegen een jaarlijkse vergoeding van 400 gulden, deed Rijswijk daarom afstand van het grondgebied tussen de Hoefkade en de Laakmolensloot. Zelf kreeg Rijswijk in de loop van de eeuw vier stations aan deze spoorverbinding, te weten stopplaats Rijswijk-Wateringen (1847-1938), stopplaats Kleiweg (1887-1906), stopplaats ’t Haantje (1887-1903) en station Rijswijk (1965-heden). Desondanks bleef Rijswijk in de 19e eeuw een rustige agrarische gemeente, die in trek bleef bij mensen die de rust zochten. Koning Willem III was enige tijd eigenaar van de buitenplaats Welgelegen, Hendrik Tollens vestigde zich in 1846 in Huize Ottoburg tegenover de Oude Kerk, en Generaal van Geen sleet zijn oude dag op Veldzigt. In 1887 werd de tramverbinding tussen Den Haag en Delft geopend. Rijswijk werd daardoor een aantrekkelijke woonomgeving en begon sneller te groeien. Den Haag groeide in de 19e eeuw eveneens snel en in 1896 wilde men opnieuw een gedeelte van Rijswijk annexeren. Rijswijk wist echter te bewerkstelligen dat het plan grotendeels werd afgeblazen, maar toch werd het gebied tussen de Laakkade en de Broeksloot inclusief de vier huishoudens bij Den Haag gevoegd. Hoewel Rijswijk aan het eind van de 19e eeuw nog steeds het dorpse agrarische karakter had, werd het door bouwondernemingen in privaat initiatief al fors uitgebreid. Het belang van landbouw en veeteelt nam verder af, de textielnijverheid ging verloren en commerciële en niet-commerciële dienstverlening was in opkomst. De komst van de stoommachine bewerkstelligde ook voor Rijswijk dat een zekere industrialisatieop gang kwam. Desondanks bleef het karakter van een agrarische gemeente nog gehandhaafd.

Het begin van de 20e eeuw kenmerkte zich door een forse groei van het inwoneraantal en bebouwing. In 1910 had Rijswijk 5.000 inwoners. Vervallen buitenplaatsen werden opgeofferd aan woningbouw. De moderne tijd deed zijn intrede. Rijswijk kreeg in 1907 de primeur van een tuinbouwschool voor meisjes. Margaretha Meyboom stichtte in 1903 de commune Westerbro aan de huidige Sir Winston Churchilllaan. De werkgelegenheid in de landbouw nam in de eerste helft van de 20e eeuw verder af, maar de tuinbouw maakte een verhoudingsgewijs sterke ontwikkeling door. Ook de detailhandel ontwikkelde zich in sterke mate.

In de jaren twintig wekte een nieuwe annexatiedreiging door Den Haag veel beroering. De provincie Zuid-Holland trok het voorstel in nadat bleek dat Rijswijk er in overgrote meerderheid fel op tegen was. In 1931 probeerde Den Haag het vergeefs opnieuw. Ondertussen bouwde Rijswijk verder; Leeuwendaal en Cromvliet werden volgebouwd, en het inwoneraantal liep eind jaren dertig op tot 18.000. In 1936 werd het sportvliegveld Ypenburg geopend, maar met de dreiging van de Tweede Wereldoorlog werd het in 1939 omgebouwd tot een militair vliegveld.

Vliegveld Ypenburg bleek een van de belangrijkste doelen voor de Duitsers te zijn. Direct bij de aanval van Duitsland op Nederland werd om het vliegveld fel gevochten. Weliswaar was de Nederlandse luchtmacht niet opgewassen tegen de Duitse overmacht, maar de verdediging van het vliegveld was in staat om bij de eerste luchtaanvallen veel schade onder de Duitse toestellen aan te richten. In de loop van de eerste oorlogsdag viel het vliegveld toch in Duitse handen, maar aangevoerde versterkingen wisten het vliegveld te heroveren. De Duitsers verloren met de gevechten om Ypenburg 2700 man en 186 vliegtuigen, terwijl aan Nederlandse zijde 71 man gedood werden, onder wie 10 Rijswijkers.

Rijswijk verweerde zich gedurende de bezetting aanvankelijk niet actief tegen de Duitsers. Toen het gemeentepersoneel in 1940 gevraagd werd de Ariërverklaringte tekenen, was daar geen weerstand tegen. De Rijswijkse politie assisteerde bij Duitse razzia’s en de registratie van de 380 Joodse inwoners werd gewoon uitgevoerd.

Burgemeester Jacques van Hellenberg Hubar in 1945.

Nadat in 1941 de gemeenteraden werden opgeheven, kwam het bestuur van de gemeente Rijswijk in handen van burgemeester Jacques van Hellenberg Hubar, die de bezetter waar mogelijk tegenwerkte. Dat leidde ertoe dat hij in 1943 door de Duitsers werd ontslagen, waarna de Haagse burgemeester, de NSB’er Harmen Westra het bestuur overnam. Van Hellenburg Hubar keerde na de bevrijding weer terug als burgemeester in Rijswijk. Hij bleef deze functie behouden tot 1946, waarna hij burgemeester werd te Hilversum.
In 1950 werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. In Rijswijk en in Hilversum werd een straat naar hem vernoemd.

Voor de aanleg van de Atlantikwall werd een aantal Haagse wijken gesloopt. Rijswijk moest 250 woningen voor evacués beschikbaar stellen. Ook het geallieerde bombardement op het Bezuidenhout leidde tot een stroom evacués naar Rijswijk, maar eveneens tot een verplichte uitstroom van oorspronkelijke Rijswijkers die economisch niet meer interessant voor Duitsers waren. Het vliegveld Ypenburg werd in de laatste oorlogsdagen nog gebruikt voor de lancering van V-1’s, en vanuit het Rijswijkse Bos werden V-2’s afgevuurd. Mislukte lanceringen en geallieerde bombardementen op de lanceerinstallaties kostten tientallen Rijswijkers het leven. Hoewel Rijswijk voor de oorlog een relatief grote aanhang onder de NSB had, bleven er tijdens de oorlog nog zo’n 130 over. Er waren enkele honderden Rijswijkers betrokken bij het verzet, waarvan er meer dan dertig in de strijd stierven. In totaal verloren 800 Rijswijkers het leven gedurende de Tweede Wereldoorlog.

Woningnood werd bestreden met breed opgezette uitbreidingen. Rijswijk bouwde niet alleen voor eigen behoefte, maar ook voor die van de regio. Kort na de oorlog deed Den Haag opnieuw een vergeefse poging om Rijswijk in te lijven. In 1950 kreeg Rijswijk een burgemeester – eerst met tijdelijke benoeming en in 1952 met definitieve benoeming – die het beeld van het huidige Rijswijk nadrukkelijk zou bepalen. A.Th. Bogaardt was burgemeester van Batavia en directeur van sociale zaken in Batavia geweest, en had een uitgebreid netwerk aan connecties. De woningnood, die ook in Den Haag na de oorlog nijpend was, was voor Den Haag in de jaren vijftig opnieuw een reden om de vijf buurgemeentes te willen annexeren. Bogaardt wist dat tij te keren en ging ervan uit dat een snelle groei van Rijswijk de zelfstandigheid van de gemeente zeker zou stellen. Onder zijn twintigjarig bestuur is een groot deel van het oude dorp gesloopt, en de grootschalige nieuwbouw binnen en buiten de kern heeft het dorpse karakter, zoals dat nog tot 1950 bestond, volledig tenietgedaan. Er werden 15.000 nieuwe woningen gebouwd en het aantal inwoners steeg explosief tot ca. 54.000. De naam van de burgemeester wordt in herinnering gehouden door het winkelcentrum In de Bogaard. Wel is door de bouwexplosie onder zijn hand veel historisch erfgoed definitief verloren gegaan.

In 1953 werd in een boring in de wijk Steenvoorde de eerste winbare hoeveelheid aardolie in West Nederland aangeboord. Dit leidde tot de ontwikkeling van het Rijswijkveld in de Hoekpolder, dat in 1954 in productie kwam en tot 1994 olie geproduceerd heeft. De “Rijswijkconcessie” van de NAM omvat nu het grootste deel van provincie Zuid-Holland.

Op 5 januari 1959 werd met de bouw van het onderzoekslaboratorium van Shell in de Plaspoelpolder begonnen. Het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk betrok in 1966 onder minister Maarten Vrolijk een markante hoogbouw (tegenwoordig bekend onder de naam De Generaal) aan de Steenvoordelaan. Dit was het eerste ministerie dat zich buiten Den Haag vestigde. Het jackblocksysteem waarmee het kantoor gebouwd was, werd in 1971 nog een keer gebruikt bij de bouw van Hoogvoorde aan het Bogaardplein. In 1972 vestigde een nevenvestiging van het Europees Octrooibureau zich in Rijswijk.

Langzamerhand kwamen er grenzen aan de groei van de stad Rijswijk. Het agrarische gebied was nu grotendeels besteed aan woonwijken, openbaar groen en industrie- en kantoorgebieden, en verdere uitbreiding van het woonareaal zou in toenemende mate ten koste moeten gaan van het beschikbare openbare groen. Den Haag pleitte in 1988 voor de annexatie van het vliegveld Ypenburg, dat nog tot 1968 actief was gebruikt, maar sindsdien een slapend karakter had. Dit werd door Rijswijk van de hand gewezen en Rijswijk ontwikkelde de locatie vanaf 1997 zelfstandig tot nieuwe woonwijk.

In de jaren negentig ging de spoorlijn ondergronds. Daarmee werd de infrastructuur van Rijswijk aanzienlijk verbeterd, want door de spoorlijn was er in de naoorlogse jaren een tweedeling in de stad ontstaan. Het zuidwestelijke nieuwe gedeelte was met slechts drie spoorwegovergangen verbonden met het noordoostelijke oudere gedeelte.

In 2002 werd door Den Haag, na afwijzing van de stadsprovincie Haaglanden, uiteindelijk Ypenburg toch geannexeerd. In 2009 werd een begin gemaakt met de omvorming van Sion en ’t Haantje, de laatste agrarische terreinen in Rijswijk, tot woonwijk en bedrijventerrein “Rijswijk Buiten”. Met 30% openbaar groen is Rijswijk nog steeds een van de groenste gemeentes van Nederland. De Landgoederenzone Rijswijk heeft een aanzienlijk aandeel in het openbaar groen. Ondanks een aantal bouwplannen, zoals het (mislukte) bouwproject Garden of Delights, blijft dit karakter onaangetast. In oktober 2017 kondigde Shell aan dat het onderzoekskantoor in de Plaspoelpolder vanaf medio 2018 stapsgewijs zou worden verlaten.

Rijswijk is via de autosnelwegen A4 en A13 te bereiken. Het openbaar vervoer wordt verzorgd door bussen van Connexxion en HTMbuzz, trams van de Haagse tram (HTM, Haagse Tramweg-maatschappij) en treinen van de Nederlandse Spoorwegen. Het spoorstation is in een tunnel aangelegd en is een belangrijk OV-knooppunt in Rijswijk. Mede om de hoofdrol die het openbaar vervoer in Rijswijk heeft, was Rijswijk in 1977 één van de twee Nederlandse gemeenten die een prijs van 10 miljoen gulden (anno 2008 omgerekend zo’n 10 miljoen euro) won voor het Proefproject Stedelijke Herinrichting. Grote gebieden, vooral in het oude gedeelte van Rijswijk, werden heringericht als autoluw gebied of als woonerf. In 1978 werd aanvullend besloten tot herinrichting van de hoofdassen Haagweg en Geestbrugweg om een stiptere doorstroming van de tram en bus te verkrijgen.

Scheepvaartverkeer vindt plaats over het Rijn-Schiekanaal (Delftsche Vliet) als verbindingsroute Rotterdam-Leiden met een aftakking naar Den Haag via de Trekvliet of Haagsche Vliet. Er kan gebruik gemaakt worden van de haven van Rijswijk. De bruggen die het scheepvaartverkeer binnen Rijswijk ontmoet zijn: verkeersbrug Hoornbrug (basculebrug), fietsbrug De Oversteek (draaibrug), verkeersbrug ’t Fortuin, (aanvankelijk tafelbrug en later vastebrug), verkeersbrug Geestbrug(basculebrug) en bij binnenvaren van de haven de Steenplaetsbrug (ophaalbrug). Een oude aanleghaven is de NAM-haven als verbreed deel van het Rijn-Schiekanaal.

Wapen van Rijswijk

Het wapen van Rijswijk is op 24 juli 1816 bij Koninklijk Besluit aan de gemeente Rijswijk toegekend.
Het wapen is mogelijk een sprekend wapen, met rijs(wilgen)takken.
De beschrijving van het wapen is als volgt: 
“Van lazuur, beladen met een gebladerde tak van goud.”
De heraldische kleuren in de schilden zijn: lazuur (blauw) en goud (geel). Dit zijn de rijkskleuren en het is mogelijk dat bij de aanvraag van het wapen geen kleuren waren aangegeven.
Het 18e-eeuwse manuscript Beelaerts van Blokland vermeldt:
“In zilver een boomstronk, waaruit een nieuwe tak met 3 zijtakjes ontspringt, alles van natuurlijke kleur.”

De schildhouders zijn twee aanziende leeuwen. Deze zijn wel getekend, maar worden in de beschrijving niet genoemd.

Uit:

Voorvader uit Rijswijk:

  • Jan van den Akker‏‎
    Geboren ‎± 1660 Rijswijk. Overlijden onbekend. Gehuwd ‎op 1 juni 1687 te Rijswijk met Neeltje Cornelisse Rietveld. Geboren op ‎12 augustus 1664 te ’s Gravenhage. Dochter van Cornelis Tielemans Rietveld en Maria Wouters van Overvoorden.

Terug naar:

Dorpen en Steden

  facebook         

johnooms-nl

© 25 februari 2018, laatst bijgewerkt op 21 juni 2020