Breda is een Nederlandse stad in het westen van de provincie Noord-Brabant. Breda is van oudsher de voornaamste stad van West-Brabant. Het was de hoofdstad van de Baronie van Breda, waaronder onder meer ook Roosendaal, Etten-Leur en Oosterhout ressorteerden. De gemeente Breda telde per 1 januari 2019 183.873 inwoners, en was daarmee in grootte de derde gemeente van Noord-Brabant en de negende gemeente van Nederland.
De stad was een belangrijke garnizoens- en vestingstad, en speelt nog steeds een zichtbare rol binnen de Nederlandse krijgsmacht door de aanwezigheid van de Koninklijke Militaire Academie en het hoofdkwartier van de Koninklijke Luchtmacht. Zij is sedert 1853 de zetel van het gelijknamige bisdom. De aanwezigheid eerst van de Heren van Breda, maar later ook van de Kamer van koophandel, de Rechtbank en het Bisdom hebben ervoor gezorgd dat Breda zowel traditioneel als heden ten dage het politieke, administratieve en religieus-bestuurlijke hart van West-Brabant vormt. De stad bezit vanouds ook veel handel en industrie. Zij ligt aan een knooppunt van water-, spoor- en autowegen.
Over de herkomst van de naam Breda bestaan verschillende verklaringen. De standaardverklaring in het Vroeg Middelnederlands Woordenboek geeft hier als etymologie een samenstelling van:
- < Germ. *braida- ‘breed’ en *aχwō- ‘natuurlijke waterloop inz. in het zeekleigebied’ (Top.Wbk.).
De vroegste vermelding van Breda als onderdeel van een persoons- of familienaam komt misschien al voor in 1116. Het betreft een Gerardus van Breda die genoemd wordt in een stuk over de wijding van de kerk van Zundert. Het stuk zelf is uitsluitend bekend uit een veel later geschreven afschrift en daarmee niet als echt te bewijzen. Meer bewijskracht, aan de hand van afschriften uit de Belgische abdij van Affligem, hebben de vermeldingen van Arnulf en Engelbert van Breda als getuigen bij een schenking uit 1125.
In 1252 koopt Breda van de heer Hendrik IV van Breda privileges. Deze handeling wordt door Breda beschouwd als het verkrijgen van stadsrechten. Anderen zijn de mening toegedaan dat Breda reeds eerder stadsrechten had. Een oorkonde daaromtrent ontbreekt echter.
De naam Breda wordt in de vroegste vermeldingen op diverse manieren geschreven: Breda, Brida en Brede. Als betekenis veronderstelt men meestal brede Aa, daar waar de monding van de rivier de Aa (of Weerijs), stromend in de rivier de Mark, breed is.
De oudste heren van Breda waren nazaten van de Graven van Leuven en vestigden zich rond 1100 in de streek tussen Antwerpen en Breda, waar zij Heren van Breda en Schoten werden.
Toen Hendrik V, de laatste heer van Breda uit dit geslacht, in november 1268 kinderloos stierf, gingen zijn bezittingen naar zijn zus Isabella en haar man Arnoud van Leuven, heer van Gaasbeek.
Aangezien Arnoud en Isabella zelf ook geen kinderen hadden, splitsten zij de heerlijkheid in tweeën. Na de dood van Arnoud in juli 1287 (Isabella was al in 1280 overleden) ging het westelijke deel (Bergen op Zoom) naar de nakomelingen van Isabella’s oudtante Beatrix, die getrouwd was met Arnold II van Wesemael.
Het oostelijke deel (Breda) ging naar de nakomelingen van Isabella’s oudtante Sophie, die getrouwd was met Raso VI van Gavere, heer van Liedekerke. Hun zoon Raso VII van Liedekerke werd als Raso I de eerste heer van Breda uit het geslacht van Gavere. Vier generaties later (Raso I, Raso II, Raso III en Philips) kwam Breda in handen van Philips’ dochter (en enige kind) Adelheid van Gavere en haar man Gerard van Rasseghem.
Dit echtpaar verkocht de heerlijkheid Breda in 1326 aan hertog Jan III van Brabant. Deze verpandde Breda in 1339 aan Jan I van Polanen uit het geslacht van Wassenaar en stelde diens halfbroer Willem van Duivenvoorde aan als heer in usufruct (vruchtgebruiker).
Samen met zijn zoon Jan II van Polanen (1324-1378) pandde Jan I vanaf 9 december 1339 van hertog Jan III van Brabant de heerlijkheid Breda, waarvan zijn halfbroer Willem het vruchtgebruik kreeg. Samen met zijn vader bouwde Jan II er een kasteel. In 1350 verkocht Jan III van Brabant het Land van Breda voor 43.000 florijnen aan Jan II van Polanen en werd het gebied een hoge heerlijkheid.
Erfdochter Johanna van Polanen (1392-1445), vrouwe van Breda en de Lek, trouwde op 1 augustus 1403 in Breda met Engelbrecht I van Nassau. Tot Johanna ’s erfenis behoorden vele heerlijkheden en ridderhofsteden in Holland en Brabant, Henegouwen, Utrecht en Zeeland. Door dit huwelijk begon de opkomst van het Huis Nassau in de Nederlanden. Aangezien Johanna het enige kind was van Jan III van Polanen, kwamen diens titels, via Johanna, terecht bij Johan IV van Nassau, de zoon van Engelbrecht en Johanna. Breda wordt nog steeds de Nassaustad genoemd.
De titels Heer van Polanen en Baron van Breda behoren nu, ruim zes eeuwen later, nog steeds tot de titels van de Nederlandse koning Willem-Alexander.
Door de historische band met het huis Nassau (tot 1795 waren de burgers van Breda onderdanen van de heer van Breda, die vanaf 1403 tevens graaf van Nassau en, vanaf 1538, de prins van Oranje-Nassau was) is Breda een Oranjestad, waaraan het mogelijk mede een van haar bijnamen, Haagje van het Zuiden, dankt. Breda heeft een belangrijke historische stadskern, die zich over de eeuwen heeft gevormd rond het kasteel van Breda, de zetel van de heren van Breda.
In de Bredase binnenstad bevinden zich onder meer de gotische Grote Kerk of Onze-Lieve-Vrouwekerk, het Begijnhof, het Spanjaardsgat, het Oude Stadhuis en de Prinsenkade. Zowel vanwege zijn historisch stadsschoon als om zijn fraaie, bosrijke omgeving wordt Breda in zijn volkslied ook wel de Parel van het Zuiden genoemd.
Tussen 1450 en 1550 ontwikkelde de stad Breda zich tot een van de opmerkelijkste culturele en politieke centra van de Nederlanden. Als residentiestad van de Brabantse tak van de Nassaudynastie die sinds 1403 heren van Breda waren, kreeg de stad een bijzondere allure. De Brabantse Nassaus behoorden tot de allerhoogste adel in de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden en voerden in hun heerlijkheden een bijbehorende cultuurpolitiek. Dat gebeurde in Breda in elk geval (ook) in nauwe samenwerking met de stedelijke gemeenschap. De stedelijke allure van Breda kreeg vorm in bouw- en verfraaiingsprojecten, het creëren van literaire, visuele en architectonische kunstwerken en het stichten van monumenten.
Kort na de Duitse inval – op de vroege ochtend van 10 mei 1940 – vond een massale evacuatie uit Breda plaats. Breda dreigde tussen de fronten van de oprukkende nazi-Duitsers en Fransen terecht te komen. De omstreeks 50.000 inwoners kregen op deze Eerste Pinksterdag van 12 mei 1940 het bevel de stad te evacueren. De Bredanaars spreken zelf van ‘De Vlucht’.
De evacuatie vond plaats op gezag van Burgemeester Van Slobbe al of niet op last of bevel van de Fransen.
In het begin van de oorlog kwam er nog een Franse troepenmacht uit België naar Breda, maar bereikte de stad niet. De nazi-Duitse bezetters maakten gebruik van het grote aantal militaire bouwwerken in de stad om onder meer militairen van de snel uitbreidende Fliegerhorst Gilze-Rijen te huisvesten, onder hen enkele tientallen ‘Luftwaffehelferinnen’, ook wel bekend als ‘Blitzmädel’, die werkten bij de verbindingsdiensten. Verzetsmensen in Breda speelden een belangrijke rol bij de hulp aan geallieerde vliegers om weer in geallieerd gebied terug te komen.
Pas in 1942 verscherpte de bezetting zich, toen de bezetter begon met het registreren van Joden vanwege de geplande deportatie. Deze was in december voltooid en de ongeveer 225 Bredase Joden verdwenen naar concentratiekampen of doken onder. Breda lag pal op de luchtroute van Engeland naar Duitsland en vlak bij vliegveld Gilze-Rijen en kreeg daardoor regelmatig te maken met luchtaanvallen of bombardementen, die enkele honderden inwoners het leven kostten.
Op 4 september 1944 kondigde Radio Oranje aan, dat Breda bevrijd was, nadat op die datum ook Antwerpen bevrijd werd. Dat bericht bleek vals en werd later die dag ingetrokken. Veel bezetters en collaborateurs ontvluchtten toen de stad. Op 29 oktober 1944 werd de stad bevrijd door Poolse soldaten onder generaal Maczek.
De stad Breda is omgeven door woonwijken en bedrijventerreinen. Kenmerkend voor de stad is de samenvloeiing van de Aa of Weerijs en de Mark. De rivier gaat als Mark verder. Hier liggen enkele havens aan en daar voorbij mondt ook het Markkanaal in de Mark uit. De rivieren voeden ook de singels om Breda.
Dichtstbijzijnde grote steden zijn in Nederland Tilburg, Roosendaal, Dordrecht en Bergen op Zoom en over de grens Antwerpen en Turnhout.
In of dicht bij de gemeente Breda liggen de volgende dorpskernen: Bavel, Effen, Prinsenbeek, Teteringen, en Ulvenhout, daarnaast Galder (in de gemeente Alphen-Chaam), Terheijden (in de gemeente Drimmelen) en Dorst (in de gemeente Oosterhout). De vroegere dorpen Ginneken en Princenhage zijn al langer (sinds 1942) opgenomen en geheel geïntegreerd in de stad Breda. De buurgemeenten van Breda zijn: Alphen-Chaam, Drimmelen, Etten-Leur, Gilze en Rijen, Moerdijk, Oosterhout en Zundert in Nederland en Hoogstraten in België. Voor West-Brabant heeft de stad een regio-functie.
Tot 1535 was Breda een ommuurde stad. Buiten de muren ontstonden een aantal nederzettingen aan de uitvalswegen, namelijk Boscheind, Ginnekeneind en Haagdijk. Toen de stadsmuren werden vervangen door een omwalling, hetgeen tussen 1531 en 1543 geschiedde, werden genoemde nederzettingen aan de binnenstad toegevoegd. De tussenliggende ruimten werden in de loop van de 18e eeuw door militaire activiteiten ingenomen. Stadsbranden in 1490 en 1534 noopten tot de bouw van stenen in plaats van houten huizen. De welvaart in de stad nam ondertussen toe door de lakenhandel, de overslagfunctie van de stad, en de aanwezigheid van het hof van de Nassaus. Na de Tachtigjarige Oorlog bleef slechts de functie van vestings- en garnizoensstad over. De functie van vestingstad maakte dat de oppervlakte van Breda beperkt bleef, daar de stad door de vestingwallen was ingesloten. Het omringende platteland behoorde tot gemeenten als Ginneken, Princenhage en Teteringen.
Een nieuwe bloeiperiode begon in de tweede helft van de 19e eeuw. Breda kreeg, buiten de omwalling, een station in 1864, waarna het uiteindelijk tot een spoorwegknooppunt werd. Vanaf 1869 werden de vestingwerken ontmanteld naar plannen van F.W. van Gendt, zodat ruimte vrijkwam voor de bouw van woningen, industrie, kazerne- en kloostercomplexen. Tussen de binnenstad en het station, en aan de zuidzijde, werden monumentale woningen gebouwd. Pas in 1927 was het mogelijk om grote delen van de omliggende gemeenten te annexeren, waarop tal van uitbreidingsplannen tot stand konden komen. Zo ontstond de wijk Zandberg, met typische jaren 30 stijl gebouwde huizen, op geannexeerd gebied van Teteringen en werd de toenmalige Burgemeester Verdaasdonkstraat omgedoopt tot de Wethouder Romboutsstraat naar degene die de annexatie had geïnitieerd. Nadat in 1942 ook de gemeenten Ginneken en Princenhage bij Breda waren gevoegd, konden deze kernen eveneens met nieuwbouwwijken omsloten worden. De dorpskernen zijn echter als zodanig nog bewaard gebleven.
In de jaren 60 van de 20e eeuw vonden er grootschalige ingrepen plaats, zoals de aanleg van een cityring om de binnenstad, en het dempen van de Oude Haven in 1966. In 2008 werd deze echter weer in gebruik genomen, na opnieuw te zijn uitgegraven. Ook de sloop van de neogotische kerken in de binnenstad vond plaats in de jaren 70 van de 20e eeuw. Ondertussen werden vele van de traditionele fabrieken, die langs het spoor waren verschenen, gesloten en gesloopt: de Kwatta, de Etna, CSM suikerfabriek, ENKA, Bierbrouwerij De Drie Hoefijzers, De Faam suikerwerken, Machinefabriek Breda, Loda, Molenschot weegwerktuigen, Hero frisdranken en conserven. Dit proces vond tot in het eerste decennium van de 21e eeuw plaats. Daarnaast werden in 1993 een aantal grote historische kazernecomplexen door de militairen verlaten. Deze complexen kregen eveneens een nieuwe functie.
Eind 20e eeuw was Breda opnieuw uitgegroeid tot een belangrijk knooppunt halverwege de havensteden Rotterdam en Antwerpen. Vanaf de jaren 80 van de 20e eeuw werden ook omvangrijke uitbreidingsplannen ten noorden van de stad uitgevoerd, met name Haagse Beemden, waar woningen en kantoren verrezen. In 1988 werd daar ook station Breda-Prinsenbeek geopend. De bouw van het nieuwe station Breda duurt tot medio 2016. Gebruikten medio 2012 nog elke dag circa 27.000 mensen het station, in 2020 zal dit ongeveer 57.000 zijn. Het nieuwe station telt daarom zes sporen en drie perrons, waar per uur zestien treinen aankomen en vertrekken. Vier van die zestien zijn hogesnelheidstreinen.
In Breda is het Valkenberg bij het kasteel van Breda het bekendste park. Het is een stadspark, maar het was vroeger de tuin van het kasteel. Aan de ingang van dit park bevindt zich het Baroniemonument uit 1905, dat werd ontworpen door architect Pierre Cuypers en werd onthuld door Koningin Wilhelmina, mede om de bijzondere band tussen het Oranjehuis en Breda te benadrukken. Op Koningsdag wordt in dit park een grote kindervrijmarkt gehouden.
Een ander groot park bij het centrum is het Wilhelminapark. In dit park staat, ter herinnering aan de Poolse bevrijders, een Duitse Panthertank die door de Polen in 1945 aan de stad werd geschonken. Voorts zijn er nog het Burgemeester van Sonsbeeckpark in de wijk Boeimeer, het Zaartpark en het Park Hoge Vucht in Breda Noord. In Breda Centrum bevindt zich de Willem Merkxtuin, een kleine tuin achter de voormalige hofhuizen in de Catharinastraat.
Het wapen van Breda is op 16 juli 1817 bij Koninklijk Besluit aan de stad Breda toegekend. Het daadwerkelijke wapen (het wapenschild) toont drie Sint Andrieskruizen. De stads- en dorpswapens van Bergen op Zoom, Klundert, Zevenbergen, Willemstad en Dinteloord zijn alle afgeleiden van het Wapen van Breda. Hiernaast toont het wapen ook overeenkomsten met de wapens van Amsterdam en Deurne, waarmee echter geen historische band bestaat.
Het wapen van de stad is afkomstig van het adellijke geslacht van de heren van Breda en Schoten (niet de latere Nassau’s). Op zegels uit het begin, Breda verkreeg in 1252 stadsrechten, verschijnt het schild nog wel op verschillende manieren. De kleuren zijn vanaf het eerste bekende wapen uit 1254 altijd een rood schild met zilveren kruisen, staande 2 en 1. Op het oudste bekende stadszegel staat het schild nog voor een burcht, daar waar deze nu juist boven de burcht staat. Op een tegenzegel uit dezelfde periode staat een leeuw tussen de kruizen in, dit is vrijwel zeker de leeuw van Brabant. Op het grootzegel staat het wapenschild boven de burcht, het geheel tussen twee leeuwen en een engel achter het schild, precies zoals het hedendaagse wapen.
Ook de schildhouders zijn in de loop van de tijd verschillend geweest. Zo is het verschenen tussen een wildeman en –vrouw in, met en zonder engel, soms alleen met een engel, met twee leeuwen en de engel is ook wel vervangen door een vijfbladige kroon. Op de officiële bodebus uit 1699 staat het wapen gedekt door een vijfbladige kroon en gehouden door een wilde man en –vrouw. De vorm van de engel wil ook nog weleens wisselen. Over het algemeen wordt deze afgebeeld met de vleugels horizontaal gespreid. Er zijn afbeeldingen van het wapen met een engel met gebogen vleugels beide naar heraldisch links (voor de kijker naar rechts) gewend. De engel zelf staat ook iets gedraaid achter het schild.
Het wapen is in 1990 door de gemeente licht aangepast, op basis van de tekening uit 1817, zodat de tekening en de beschrijving meer met elkaar overeen zouden komen. De tekening bleef vrijwel gelijk zodat paspoorten en dergelijke niet aangepast hoefden te worden. Dit heeft voor allerlei juridische problemen gezorgd. Ondanks dat kreeg de gemeente haar zin.
Op 16 juli 1817 kreeg de stad Breda het wapen met het volgende blazoen bij koninklijk besluit toegekend:
“Van keel beladen met 3 St.Andrieskruizen van zilver, staande 2 en 1. Het schild gedekt door een engel en vastgehouden door een klimmende leeuw van goud, rustende het schild op eene burg in zijne natuurlijke kleuren.“ |
Omdat de gemeente deze beschrijving in 1990 te summier vond werd besloten om de tekening uit 1817 te gebruiken als basis voor een nieuwe beschrijving. Deze nieuwe beschrijving en aangepast wapen werden op 25 november 1991 bij Koninklijk Besluit toegekend aan de gemeente Breda. Het blazoen luidt sindsdien:
“In keel drie schuinkruisjes van zilver. Het schild van achter gehouden door een engel van natuurlijke kleur en van terzijde door twee leeuwen van goud, getongd en genageld van keel; het geheel rustende op een geopende stenen burcht van keel, met voegen van zilver en daken en torenhelmen van azuur.“ |
Keel is in de heraldiek rood en azuur is blauw. Waar de engel vandaan komt is niet bekend, mogelijk dat deze symbool staat voor hemelse bescherming van de stad. De leeuwen kunnen afgeleid zijn van de leeuw van Brabant, maar ook van de leeuwen van Nassau. Geen van de twee is met zekerheid te zeggen.
De burcht staat voor stedelijke weerbaarheid van de Heren van Breda, maar mogelijk ook voor de macht van de stad.De kruizen staan vermoedelijk voor rechtszekerheid, zowel de Heren van Breda als de stad Breda mocht recht spreken, de stad mocht dit doen sinds deze stadsrechten had verkregen.
Uit:
-
Wikipedia – Breda
-
Wikipedia – Wapen van Breda
-
Wikipedia – Heren van Breda
-
Erfgoed Breda
-
Foto’s: © JohnOoms.nl
Zie ook:
Terug naar: