Stamreeks Karel de Grote (XXVI)

Hoofdpagina: Karel de Grote
Stamreeks van Karel de Grote, via Ingeltrude van Friuli (4), kleindochter van keizer Lodewijk de Vrome, een dochter van Eberhard van Friuli en Gisela, een dochter van Lodewijk. Zij is de schakel tussen de Karolingische en de Ottoonse dynastie.

Karel de Grote 6

Karel de Grote

Karel de Grote

Karel de Grote

1. Karel de Grote
Geboren bij Aix-la-Chapelle 2 april 748, overleden te Aken op 28 januari 814

Karel was de oudste zoon van de latere koning Pepijn de Korte (Zie Karolingen nr. 5) en Bertrada van Laon (Zie Merovingen nr. 12), gedoopt door Bonefacius aartsbisschop van Mainz; Karel en zijn broer Carloman volgen hun vader Pippijn samen op, waarbij Karel in hoofdzaak Neustrië, Bourgondië en de Provence, en Carloman in hoofdzaak Austrasië krijgen; beiden worden gezalfd op 9 oktober 768, Karel te Noyon en Carloman te Soissons; na de dood van Carloman in 771 en onder het passeren van diens minderjarige zonen, wordt Karel de enige koning der Franken; hij wordt dan wederom gezalfd als zodanig te Corbeny; na een geslaagde veldtocht tegen zijn ex-schoonvader de koning der Longobarden, volgt in 774 zijn proclamatie tot koning der Longobarden; Karel was reeds met zijn vader Pippijn gezalfd tot koning, Saint-Denis 28 juli 754, en tevens door paus Stephanus II verheven tot ‘patricius Romanorum’, maar deze titel voert hij pas na zijn overwinning op de Longobarden; door paus Leo III tot keizer gekroond, Rome 25 december 800; laat dan zijn ‘patricius’-titel vallen; zijn uiteindelijke titulatuur wordt: ‘Karolus serenissimus augustus a Deo coronatus magnus et pacificus imperator Romanum gubernans imperium et per misericordiam Dei rex Francorum et Longobardorum’; zijn (westers) keizerschap wordt in 812 door de Oostromeinse ‘basileus’ Michael I Rhangabe erkend; overleden te Aken 28 januari 814, begraven aldaar (Dom).
Hij had 4 echtgenotes en 6 concubines:

Hij trouwde 3e voor 30 april 771 Hildegard (Houdiard), geboren in 758, overleden Thionville (Moselle) 30 april 783, begraven in de kerk van de abdij Saint-Arnoul van Metz (Moselle), dochter van Gerold I, frankisch graaf [in de Vinzgouw] en van Imma (Emma, Emme), dochter van de Alamannen-graaf Hnabi, achterkleindochter van hertog Godfried. Zij vergezelde Karel naar Italië in 773 en 781.

lodewijk de vrome

Lodewijk de Vrome

2. Lodewijk I, De Vrome
Geboren bij Poitiers tussen 16 april en de herfst van 778.
Zoon van Karel de Grote en Hildegard van de Vinzgouw. Hij was de koning van Aquitanië vanaf 781, tot 811 (onder voogdijschap van Willem met de Hoorn, neef en paladijn van Karel de Grote. Willem met de Hoorn was een kleinzoon van Karel Martel. Tevens was hij de eerste graaf van Orange). Lodewijk was na de dood van zijn oudere broers Karel en Pippijn door zijn vader tot keizer gekroond en als mederegent aangesteld Aken 11.9.813; alleenheerser 28.1.814; doet zich door paus Stephanus IV opnieuw tot keizer kronen Reims 28.10.816; ontwerpt in Aken juli 817 een regeling van de toekomstige verdeling van zijn rijk (Ordinatio Imperii) welke hij echter in 829 wijzigt ten gunste van de uit zijn tweede huwelijk geboren zoon Karel hetgeen tot een reeks burgeroorlogen leidt; tot afstand gedwongen Çompiègne okt. 833 doch door zijn jongere zoons hersteld Saint-Denis 1.3.834; dit bevestigd door hernieuwde kroning Metz 28.2.835; overl. op een eiland in de Rijn bij Ingelheim 20.6.840, begr. Saint-Arnould bij Metz.
In zijn eerste huwelijk (795) was Lodewijk getrouwd met Irmingard. Ze hadden een goed huwelijk en Irmingard had een grote invloed op haar man.
Na het overlijden van Irmingard is Lodewijk op aandrang van zijn edelen hertrouwd. Na een soort schoonheidswedstrijd trouwde hij 1 februari 819 te Aken met Judith van Beieren.

In zijn eerste huwelijk (795) was Lodewijk getrouwd met Irmingard van Haspengouw. Ze hadden een goed huwelijk en Irmingard had een grote invloed op haar man. Zij kregen de volgende kinderen:

Na het overlijden van Irmingard op 3 oktober 818 is Lodewijk op aandrang van zijn edelen hertrouwd. Na een soort schoonheidswedstrijd trouwde hij 1 februari 819 te Aken met Judith van Beieren. Zij kregen de volgende kinderen:

Bij zijn minnares Theodelinde van Sens had hij de volgende kinderen:

  • Alpais, (ca. 794 – 852), getrouwd met Bego van Toulouse
  • Arnulf, (geb. 794), graaf van Sens en bondgenoot van Lotharius.

 

3. Gisela der Franken
Geboren circa 821, overleden 5 juli 874.
Zij was de jongste dochter van Lodewijk de Vrome en zijn tweede vrouw, Judith van Beieren. Ze trouwde met de machtige en invloedrijke Eberhard van Friuli, Hertog van Friuli, die later als Sint Eberard heilig werd verklaard. Geboren circa810, overleden16 december 866.Zoon van Unruoch II van Ternois en Engeltrude van Parijs, dochter van Bego van Toulouse.
Hij was een van de belangrijkste Frankische edelen van zijn tijd. Het echtpaar werd vader en moeder van een aantal kinderen, waaronder Koning Berengarius I van Friuli, markgraaf van Friuli, en Ingeltrude (wier kleinzoon, Hendrik de Vogelaar, de machtige Ottoonse dynastie van Duitse koningen en keizers zou stichten). Gisela stond bekend om haar vroomheid en deugdzaamheid, net zoals haar naamgenoot (Gisela), de zuster van Karel de Grote, die vanaf haar meisjesjaren voor het religieuze leven had gekozen.

Haar bruidsschat bestond uit vele rijke domeinen, waaronder de fisc van Cysoing; gelegen in het centrum van het land van Pévèle, een van de mooiste fiscs in de regio. Cysoing werd een van Gisela’s en Eberhards reguliere residenties. Ze stichtten er een klooster, dat echter pas na hun dood voltooid zou worden.

Het nonnenklooster San Salvatore in Brescia werd na de dood van Ermengarde, de echtgenote van keizer Lotharius I, aan haar gegeven. Zij diende daar vervolgens enige tijd als abdis en als rectrix.

Zij kregen de volgende kinderen:

  • Eberhard, jong overleden
  • Ingeltrude (Volgt 4), getrouwd met Hendrik van Babenberg
  • Unruoch III van Friuli, volgt in 866 zijn vader op als hertog van Friuli, gehuwd met Ava van Monza
  • Rudolf (ovl. 1 mei 892), lekenabt van Sint-Calixtus te Cysoign en Sint-Vaast te Arras, graaf van het Graafschap Artesië en Graafschap Ternaas.
  • Berengarius II van Friuli, koning van Italië (Volgt Stamreeks Karel de Grote XV nr. 6)
  • Adelhard, abt van Sint-Calixtus te Cysoign
  • Alpais, jong overleden, begraven in de Sint-Calixtusabdij te Cysoing
  • Heilwig, (ovl. na 895), in eerste huwelijk getrouwd met Hucbold van Ostrevant, in tweede huwelijk met Rogier van Laon
  • Gisela, (ovl. april 863), non in San Salvatore te Brescia
  • Judith, gehuwd met Koenraad II van Auxerre

 

4. Ingeltrude van Friuli
Geboren 836, overleden 867.
Zij was een kleindochter van keizer Lodewijk de Vrome, een dochter van Eberhard van Friuli en Gisela, een dochter van Lodewijk. Ze trouwde rond 850 met Hendrik van Babenberg. Hun dochter, Hedwig van Babenberg, getrouwd met hertog Otto I van Saksen, werd in 876 de moeder van koning Hendrik de Vogelaar, de grondlegger van de Ottoonse dynastie.

Ingeltrude van Friuli is de schakel tussen de Karolingische en de Ottoonse dynastie.

Ingeltrude en Hendrik hadden de volgende kinderen:

5. Hedwig van Babenberg
Geboren rond 856, overleden op 24 december 903.
Zij was een dochter van Hendrik van Babenberg en van Ingeltrude van Friuli. Zij huwde met Otto I van Saksen, bijgenaamd de Illustere. Geboren circa. 850, overleden 30 november 912. Hij was hertog van hertogdom Saksen en legde de basis voor de macht van de Ottonen.
Otto was een zoon van Liudolf van Saksen en van Oda van Billung. In 877 was hij graaf van de Thüringgau. In 880 volgde hij zijn broer Bruno op, die was gesneuveld tegen de Denen, als hertog van Saksen.

  • mogelijk onbekende dochter (ca. 870) , gehuwd met graaf Ekkehard, grootouders van abt Burkhard van Sankt-Gallen
  • Thankmar, overleden voor Otto
  • Liudolf, overleden voor Otto, vader van Ekkehard, van hem stammen een aantal markgraven van Meißen af.
  • Hendrik de Vogelaar
  • Barbara, gehuwd met Hendrik, de stamvader der Oostenrijkse markgraven (volgens andere bronnen de vader van Otto’s echtgenote)
  • Oda (ca. 884 – 2 juli na 952), gehuwd (Worms, 897) met koning Zwentibold, (900) Gerard van de Metzgau en met (na 910) Eberhard van de Oberlahngau. Zij overleefde al haar echtgenoten die allen in een veldslag om het leven kwamen.
  • Liutgard, 919-923 abdis van Gandersheim
  • mogelijk Irminburg, (ovl. voor 936), gehuwd met Siegfried, zoon van markgraaf Thietmar van Meißen.

 

Hendrik de Vogelaar

Hendrik de Vogelaar

6. Hendrik I de Vogelaar (Duits: Heinrich der Vogler/der Finkler, Latijn: Henricius Auceps)
Geboren rond 876, overleden  Memleben, 2 juli 936.
Hij was vanaf 912 hertog van Saksen en vanaf 919 tot zijn dood koning van Duitsland. Hij was de grondlegger van de Ottoonse dynastie van Saksische koningen en keizers. Hij wordt algemeen gezien als de stichter en de eerste koning van de middeleeuwse Duitse staat, die voordien bekendstond als het Oost-Frankenrijk. Als fervent jager verkreeg hij de bijnaam “de Vogelaar”, naar men zegt omdat hij net zijn vogelnetten aan het repareren was toen hij de boodschap ontving dat hij tot koning was gekozen.
Hendrik was een zoon van de Saksische hertog Otto I en diens vrouw Hedwig van Babenberg, de dochter van Hendrik van Babenberg en (mogelijk van) Ingeltrude van Friuli. Via deze laatste was hij mogelijk een achter-achter-achterkleinzoon van Karel de Grote. Via zijn vaders kant is dat zeker.Otto I was namelijk, via Oda Billung (820-913), een kleinzoon van Aeda Pepijnsdochter van Italië (798-855). Zij was de dochter van Pepijn (777-810) (Karloman, koning van Italië), de zoon van Karel de Grote (748-814).
Hendriks grootvader Liudolf van Saksen wordt als comes (graaf) meerdere keren in de bronnen genoemd. Hij had als zodanig de taak de koninklijke rechten in een bepaalde gouw (een graafschap), een comitatus uit te oefenen.[3] De landgoederen van de Liudolfingen lagen op de westelijke uitlopers van de Harz in Leine en Nettemet Gandersheim, Brunshausen, Grone en mogelijk Dahlum en Ahnhausen. Deze rijkdom dankte het geslacht voor een groot deel aan zijn nauwe band met het Karolingische koningen van het Oost-Frankische Rijk. Deze band was ontstaan doordat de voorouders van Liudolfs in de Saksenoorlogen van Karel de Grote partij hadden gekozen voor de Frankische, Karolingische kant. De belangrijkste plaatsen van hun heerschappij en de centra van hun familiale Memoria vormde de abdij voor vrouwelijke religieuzen, die eerst in Brunshausen, maar vanaf 881 in het nabijgelegen sticht Gandersheim gevestigd was. Van de nauwe relatie van de Liudolfingen met het sticht Gandersheim getuigen tal van schenkingen en stichtingen.

Hendrik de Vogelaar huwde twee keer.
In 906 huwde hij voor de eerste keer met Hatheburg, dochter van Erwin, graaf van Merseburg. Drie jaar later, na de geboorte van een zoon, Thankmar, eindigde dit huwelijk in een scheiding.
Op 19 september 909 huwde hij Mathilde van Ringelheim, een dochter van Diederik, graaf van Westfalen en Reginhilde. Hun kinderen waren:

  • Otto I, de latere koning en keizer van het Heilige Roomse Rijk; (Volgt 7)
  • Bruno de Grote, de latere aartsbisschop van Keulen
  • Hendrik, de latere hertog van Beieren
  • Gerberga, de latere vrouw van onder andere Lodewijk IV van Frankrijk (Volgt Duitse Koningen en Keizers (I)  nr. 7.b)
  • Hedwig, de moeder van Hugo Capet, de stichter van het Franse koningshuis van de Capetingen. (Volgt Duitse Koningen en Keizers (I)  nr. 7.c)

 

Otto I de Grote

Otto I de Grote

7. Otto I de Grote
Geboren Wallhausen (Saksen-Anhalt), overleden 23 november 912 – Memleben, 7 mei 973.
Zoon van Hendrik de Vogelaar en Mathilde van Ringelheim, was hertog van Saksen, koning van Duitsland, koning van Italië, en “de eerste van de Duitse vorsten die keizer van Italië werd genoemd” volgens Arnulf van Milaan. Nadat Karel de Grote in 800 tot keizer werd gekroond, werd zijn rijk in de 9e eeuw onder zijn kleinzonen verdeeld en was de keizerlijke titel, na de moord op Berengarius I van Friuli in 924, bijna veertig jaar vacant, voordat Otto de Grote op 2 februari 962 tot keizer werd gekroond van wat later het Heilige Roomse Rijk zou worden genoemd.
In 929 trad Otto in het huwelijk met de Engelse prinses Editha van Wessex, de halfzuster van de Angelsaksische koning Aethelstan. Bij deze gelegenheid schonk hij haar Maagdenburg als morgengave (bruidsschat). In 936 volgde Otto zijn vader op als koning van de Duitsers en hertog van Saksen.
Hij regelde dat zijn kroning gehouden werd in Aken, de voormalige hoofdstad van Karel de Grote. Daar werd hij op 7 augustus van dat jaar door aartsbisschop Hildebert van Mainz, de primaat van de Duitse kerk, tot koning gekroond in de Aula Regia van het Akener koningspalts.
Vanaf het begin van zijn regeerperiode positioneerde hij zich als de opvolger van Karel de Grote, wiens directe lijn van opvolgers in Oost-Frankenland in 911 was uitgestorven. De Duitse kerk, met zijn machtige bisschoppen en abten, stond achter hem. Vanuit zijn machtspositie slaagde Otto er in de kerk voor zijn eigen agenda in te zetten. Hij gebruikte deze enige verenigende institutie in de Duitse landen om een instelling van theocratische keizerlijke macht te vestigen. De kerk bood rijkdom, militaire mankracht en haar monopolie in geletterdheid. In ruil bood de keizer de kerk bescherming tegen de edelen, de belofte van dotaties, en een weg naar de macht als zijn ministerialen.
De politiek van Otto was een radicale breuk met de politiek van zijn vader die zich naar de hertogen toe altijd als eerste onder zijn gelijken had opgesteld. Otto behandelde de hertogen duidelijk als zijn ondergeschikten. Otto maakte nog meer vijanden door het erfdeel van zijn halfbroer Thankmar en zijn broer Hendrik sterk te reduceren. Ook passeerde hij de zonen van de hoge Saksische adel bij benoemingen, ten gunste van zijn medestanders.
Otto had een grote meevaller toen in 938 in Rammelsberg in Saksen een rijke zilverader werd ontdekt. De opbrengsten stelden Otto in staat om tijdens zijn regeerperiode zijn militaire activiteiten te financieren; de vondst was zelfs zo groot dat een groot deel van het in Europa gebruikte zilver, koper en lood zo’n tweehonderd jaar uit Saksen kwam.

Al in 945 had Otto de machtige Italiaanse edelman Berengarius van Ivrea onderdak geboden toen zijn leven werd bedreigd door koning Hugo van Arles. Otto had Berengar gesteund om met een leger Italië binnen te vallen en de macht te grijpen, hoewel Hugo’s zoon Lotharius van Arles formeel de koning was.

Bij de dood van Lotharius in 950, mogelijk door vergiftiging, riep Berengarius zichzelf uit tot koning. Hij probeerde om Adelheid, de weduwe van Lotharius, te laten trouwen met zijn zoon Adalbert om zo eigen positie en later die van zijn zoon, te legitimeren. Adelheid slaagde er echter in naar Canossa te vluchten en verzocht Duitse hulp. Om te profiteren van de situatie vielen Luidolf en Hendrik, onafhankelijk van elkaar, Noord-Italië binnen. Doordat ze vooral elkaar tegenwerkten, lukte het niet om Berengarius te onderwerpen. In 951 kwam Otto zelf naar Italië. Hij ontving het eerbetoon van de Italiaanse adel, nam de titel “Koning van de Lombarden” aan en liet zich, na een succesvolle belegering van Pavia, in navolging van Karel de Grote kronen tot ‘koning van de Franken en Longobarden’. Liudolf voelde zich gebruuskeerd door het optreden van zijn vader en was toen al boos naar huis teruggekeerd. Ondertussen had Koenraad de Rode succesvol onderhandelingen gevoerd met Berengarius, die in 952 met zijn zoon Adalbert aan Otto een eed van trouw aflegde. Otto stond (volgens de overeenkomst) Berengarius toe om Italië als zijn vazal te regeren maar dwong hem wel om het strategische Verona en Aquileia af te staan. Dit verzekerde Otto van een veilige toegang tot de Po-vlakte. Maar deze bepaling maakte geen deel uit van de overeenkomst die door Koenraad was onderhandeld. En ook Koenraad was nu diep beledigd door Otto. In oktober 951 trouwde Otto (inmiddels al vijf jaar weduwnaar) in Pavia met Adelheid.

Nadat Adelheid hem een zoon had gebaard, vreesde Liudolf voor zijn positie als erfgenaam van Otto. In 953 kwam hij samen met Koenraad de Rode en Frederik, de aartsbisschop van Mainz in opstand. De bisschop was uit Otto’s gunst omdat het hem niet gelukt was om Otto tot keizer te laten kronen. Otto wist snel Lotharingen te onderwerpen en benoemde zijn broer Bruno tot hertog, die al aartsbisschop van Keulen en aartskanselier en aartskapelaan van Otto was. Otto leed echter grote verliezen bij zijn aanvallen op Mainz en Regensburg. Koenraad en Liudolf maakten daarop echter een beslissende fout door een bondgenootschap aan te gaan met de Magyaren. Uitgebreide Magyaarse invallen in Zuid-Duitsland in 954 dwongen de Duitse edelen zich te herenigen. Op de Rijksdag van Auerstadt werden Koenraad en Liudolf ontdaan van hun titels en werd het gezag van Otto I hersteld. Koenraad en de bisschop van Mainz onderwierpen zich op de rijksdag aan Otto, en werden vergeven. Liudolf gaf het uitgehongerde Regensburg op in ruil voor een vrije aftocht. Korte tijd later onderwierp ook hij zich aan Otto, en werd door hem vergeven.

Toen de opstand was onderdrukt, was Otto in staat om op 10 augustus 955 de Magyaren bij de Lechveld een beslissende nederlaag toe te brengen. Na deze nederlaag waren de Magyaren niet meer in staat tot invallen in Beieren en Saksen. Twee maanden later, op 16 oktober 955, versloeg Hermann Billung, Otto’s plaatsvervanger in Saksen, de Obodriten die de opstand van Liudolf hadden ondersteund.

Otto’s positie in Duitsland stond na de slag op het Lechveld niet meer ter discussie.

Ondertussen had Berengarius van Italië gebruik gemaakt van Otto’s problemen in Duitsland om zich steeds onafhankelijker op te stellen. Ook had hij Verona en Aquileia weer bezet. Toen Berengarius in 960 het noorden van de Kerkelijke Staat bezette, vroeg paus Johannes XII Otto om hulp. Otto benoemde zijn jonge zoon Otto tot medekoning en vertrok naar Italië. Op 2 februari 962 werd hij in Rome, wederom naar voorbeeld van Karel de Grote, door de paus tot keizer gekroond. Zie Translatio imperii. Tien dagen later ratificeerden de paus en de keizer de Diploma Ottonianum, op grond waarvan de keizer zich borg stelde voor de onafhankelijkheid van de pauselijke staten. Dit was de eerste daadwerkelijke garantie van een dergelijke bescherming sinds het Karolingische Rijk. Nadat Otto Rome had verlaten, heroverde hij de kerkelijke staat op Berengarius. Berengarius en zijn vrouw werden verbannen naar Duitsland. Paus Johannes werd echter bang van de macht van de keizer en stuurde gezanten naar de Magyaren en het Byzantijnse Rijk om een liga tegen Otto te vormen. In november 963 keerde Otto naar Rome terug en riep een synode van bisschoppen bijeen die Johannes afzette op beschuldiging van afvalligheid, moord, woordbreuk en incest. Vervolgens werd Leo VIII, op dat moment nog een leek, tot paus gekozen. Toen de keizer Rome verliet, brak er in de stad een burgeroorlog uit tussen aanhangers van de keizer en aanhangers van de afgezette paus Johannes. Paus Johannes kwam na hevige strijd weer aan de macht en excommuniceerde degenen die hem hadden afgezet, waardoor hij Otto dwong om in juli 964 voor de derde keer terug te keren naar Rome om nu paus Benedictus V te onttronen (paus Johannes was twee maanden eerder gestorven). Bij deze gelegenheid dwong Otto de burgers van Rome een belofte af om geen paus te kiezen zonder keizerlijke goedkeuring.

In 966 was Otto korte tijd in Duitsland en werd door Mieszko I van Polen als koning gehuldigd. Daarna keerde hij weer terug naar Italië om af te rekenen met Berengarius’ zoon Adelbert. In 967 gaf hij het hertogdom Spoleto aan Pandulf IJzerhoofd, prins van Benevento en Capua, een machtig bondgenoot in Zuid-Italië. In het volgende jaar (968) liet Otto Bari belegeren onder leiding van Pandulf, maar die werd in de slag van Bovino gevangengenomen door de Byzantijnen. Otto begon daarop vredesonderhandelingen met het Byzantijnse Rijk en probeerde een huwelijk te arrangeren tussen zijn zoon Otto en een Byzantijnse prinses. In 972 erkende de Byzantijnse keizer Johannes I Tzimiskes Otto’s keizerlijke titel en stemde hij in met een voorgenomen huwelijk tussen Otto II en de jonge Byzantijnse princes Theophanu. Pandulf werd vrijgelaten uit gevangenschap.

Otto stierf op 7 mei 973 in Memleben. Zijn zoon Otto werd zijn opvolger. De keizer ligt, samen met zijn eerste vrouw, Edith van Wessex, begraven in de dom van Maagdenburg die ze samen hadden gesticht.

Otto kreeg uit zijn eerste huwelijk met Edith de volgende kinderen:

  • Liutgard (931 – 18 november 953) (Volgt Duitse Koningen en Keizers II nr. 5), gehuwd met hertog Koenraad de Rode.
  • Liudolf van Zwaben (930-957).
  • Reginlindis (geboren ca. 945). Zij was gehuwd met Konrad I Graaf van Öhningen en Hertog van Schwaben.

Otto kreeg uit zijn tweede huwelijk met Adelheid de volgende kinderen:

  • Hendrik (952/953 – ca. 954)
  • Bruno (953/954 – 8 september 957)
  • Mathilde (954–999) – abdis van Quedlinburg van 966 tot haar dood
  • Otto II (Volgt Duitse Koningen en Keizers (I)  nr. 8)
  • vermoedelijk Richlinde, (- na 1 november 1007), gehuwd met Koenraad I van Zwaben

Uit een buitenechtelijke relatie met een Slavische edelvrouw:

  • Willem (929 – Rottleberode, 2 maart 968), aartsbisschop van Mainz vanaf 954, begraven in de Sint Albanuskerk bij Mainz

 

 facebook       

Terug naar:

Van Karel de Grote tot Ooms

© 10 juni 2017