Utrecht

Utrecht (Stad-Utrechts: Utreg of Utereg) is een stad en gemeente in Nederland en de hoofdstad van de provincie Utrecht. Met 352.866 inwoners op 1 januari 2019 is Utrecht qua inwonertal de vierde gemeente van Nederland. Deze inwoners zijn verdeeld over vier woonplaatsen, te weten Utrecht met 304.025, Haarzuilens met 540, Vleuten met 26.390 en De Meern met 21.535 inwoners. De Meern, Vleuten en Haarzuilens zijn van oorsprong dorpen. Thans vormen deze drie woonplaatsen en de polder Rijnenburg ten zuiden van De Meern de wijk Vleuten-De Meern. Deze wijk en de naastgelegen wijk Leidsche Rijn vormen samen de Vinex-locatie Leidsche Rijn, die in 2019 87.648 inwoners telde.

De gemeente Utrecht wordt omringd door de gemeenten De Bilt, Stichtse Vecht, Woerden, Montfoort, IJsselstein, Nieuwegein, Houten, Bunnik en Zeist.
De Utrechtse agglomeratie (aaneengesloten stedelijk gebied) telde op 1 januari 2015 493.667 inwoners (bron: CBS). Het stadsgewest Utrecht (het voormalige BRU) telde op die datum 660.873 inwoners.

Utrecht is van de vier grootste Nederlandse steden het meest centraal gelegen. Binnen deze gemeente kruisen de belangrijke noord-zuid lopende A2 en west-oost lopende A12 elkaar. Andere autosnelwegen die door Utrecht lopen, respectievelijk hier beginnen, zijn de A27 en A28. Het centraal station van Utrecht is qua aantal vertrekkende treinen het grootste spoorwegknooppunt van Nederland. Ook loopt door deze stad het druk door binnenschepen bevaren Amsterdam-Rijnkanaal.

Utrecht is, samen met de drie grootste steden van Nederland en een aantal middelgrote steden, onderdeel van de Randstad. Mede hieraan dankt Utrecht zijn gunstige economische positie.

Utrecht was een van de eerste steden in het huidige Nederland met stadsrechten, namelijk sinds 1122. Het stratenplan van de huidige Utrechtse binnenstad is in de middeleeuwen ontstaan. Ook zijn hier vele huizen van oorsprong middeleeuws, ofschoon in latere tijden het merendeel ervan qua indeling en/of uiterlijk is gewijzigd. Toch zijn vele monumentale gebouwen goed bewaard gebleven. Dit geldt in het bijzonder voor acht middeleeuwse kerken, waarvan de Dom de grootste en bekendste is. De ruim 112 meter hoge Domtoren, waaraan Utrecht zijn bijnaam Domstad ontleent, is de hoogste kerktoren van Nederland. Verder zijn de laaggelegen werven langs het water van de Oudegracht en Nieuwegracht bijzonder.

De stad Utrecht kent een lange en in sommige perioden roerige geschiedenis. Deze gaat terug tot de Romeinse tijd aan het begin van onze jaartelling, toen de Romeinse legers hun castellum bouwden. In de zevende eeuw werd op de plaats waar het castellum zich bevond een kerkje gebouwd. In de eeuwen erna verrezen hier grotere kerken. Van daaruit werden grote delen van het huidige Nederland gekerstend. In de 13e en 14e eeuw was Utrecht, gelegen aan de rivier de Rijn, een van de belangrijkste handelssteden van Europa. Met de opkomst van het graafschap Holland verplaatste deze handel zich daarheen en werd Utrecht minder belangrijk, hoewel Utrecht tot in het begin van de 16e eeuw de grootste stad van Nederland bleef. Daarna zakte Utrecht geleidelijk naar de vierde plaats op de ranglijst van grootste Nederlandse steden. In het jaar 1808 was Utrecht gedurende een korte periode de hoofdstad van het Koninkrijk Holland. Vanaf de 20e eeuw beleeft Utrecht een nieuwe periode van bloei, nu vooral door zijn centrale ligging in Nederland.

De gemiddelde leeftijd van de Utrechtse bevolking is relatief laag door de vele hier studerenden. De bekendste en grootste instellingen van onderwijs zijn de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Utrecht. Bekende Utrechtse bedrijven zijn NS, ProRail, Rabobank, De Volksbank, ASR, SHV, Jaarbeurs Utrecht en Douwe Egberts.

De beide grootste kerkgenootschappen van Nederland, te weten de Rooms-Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk, en ook de Oudkatholieke Kerk en de Remonstrantse Broederschap hebben hun zetel en/of hoofdkantoor in Utrecht. Ook de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) hebben hun hoofdkantoor in Utrecht.

De naam Utrecht is afkomstig van het Latijnse Traiectum en duidt op een plaats waar in de Romeinse tijd de rivier de Rijn doorwaadbaar of over te steken was. De ‘U’ komt van het Oudnederlandse woord uut, dat ‘benedenstrooms’ betekent – Utrecht moet dus begrepen worden als ‘Trecht benedenstrooms’.

Vanwege de Domtoren, beeldmerk van de stad en met 112,32 meter de hoogste kerktoren van Nederland, wordt de stad ook wel Domstad genoemd. Twee andere bijnamen zijn Utreg (in het Stad-Utrechts) en Utka (in de multiculturele straattaal van de Randstad). Tijdens Carnaval heet de stad Utrecht Leemput. Uitert, is de verouderde naam in dialect, en komt voor als familienaam van Uitert en van Uijtert.

Een inwoner van Utrecht laat zich liever Utrechter dan Utrechtenaar noemen. Dit als gevolg van de zogeheten Utrechtse homoseksuelenaffaire: achter de Dom was er in de achttiende eeuw een geheime ontmoetingsplaats van homoseksuelen (voor wie tussen de kerk en de toren ook een gedenksteen ligt). Toen dit aan het licht kwam en de slachtoffers ter dood veroordeeld werden, werd Utrechtenaar een scheldwoord voor homoseksueel. Kort na de oorlog besloot een van de Utrechtse kranten uit die tijd, het Utrechts Nieuwsblad, het woord Utrechtenaar in de ban te doen. Inwoners van de stad worden ook wel ‘baliekluivers’ genoemd, naar de Utrechters die, hangend over de balies van de bruggen van de Oudegracht, de bedrijvigheid in de stad aanschouwden en elkaar ontmoetten.

Op en rond het huidige Domplein is de plaats waar de Romeinen rond 50 n.Chr. de basis voor de stad Utrecht hebben gelegd. Aan de oever van de Rijn bouwden ze het castellum Traiectum van hout en aarde. Dit fort was onderdeel van de verdedigingsgordel langs de noordgrens van het Romeinse Rijk, de zogenaamde limes. Tussen 50 en 270 n.Chr. werd het castellum vier maal herbouwd. Na het vertrek van de Romeinen streden de Friezen en de Franken lange tijd om de vesting. De overgebleven ommuring leefde voort als de burcht Trecht.

In 690 stichtte de Angelsaksische missionaris en bisschop Willibrord binnen de grotendeels verlaten grenspost Utrecht een geestelijk centrum met twee kerken, waar later nog een derde aan werd toegevoegd. Hieruit ontwikkelde zich het complex van de aan Sint-Maarten gewijde Domkerk, de Sint-Salvatorkerk en de tussengelegen Heilig-Kruiskapel. Vanaf de achtste eeuw, met een onderbreking vanwege Vikingen, zetelde een bisschop in Utrecht, dat daardoor het religieuze centrum van de Noordelijke Nederlanden was. Vanaf de tiende eeuw kreeg de bisschop steeds meer wereldlijke macht. Hij werd toen de belangrijkste vorst in de Noordelijke Nederlanden, die heerste over het Sticht. In de directe omgeving van de burcht ontstond de bloeiende handelswijk Stathe waar kooplieden en ambachtslieden zich vestigden. In de elfde eeuw werd het kerkelijk centrum uitgebreid met drie nieuwe kapittelkerken en een abdij, die samen het Utrechtse kerkenkruis vormden. Diezelfde eeuw voegden de bisschop en de keizer hun paleizen toe aan de burcht.

Oorkonde van 2 juni 1122 met bevestiging door keizer Hendrik V van het door de Utrechtse bisschop Godebald aan Utrecht verleende stadsrecht.

Op 2 juni 1122 kreeg Utrecht stadsrechten bevestigd door keizer Hendrik V. De bisschop verloor hierdoor veel invloed op de stad ten gunste van de kersverse stedelingen. Deze mochten de stad nu omwallen, en nog in 1122 begon tevens de aanleg van de zuidelijke Oudegracht. De groei van de bevolking blijkt onder meer uit het feit dat er drie nieuwe parochies werden afgesplitst van de oudste parochie, die van de Buurkerk. Het bestuur van de stad bestond aanvankelijk uit schout en schepenen, maar al in 1196 werd een Raad gevormd, die tot de oudste ten noorden van de Alpen behoort.

Vanaf de twaalfde eeuw werd de macht van naburige vorsten groter, terwijl die van de Utrechtse bisschop afnam. Gedurende de hele Middeleeuwen hebben vooral Holland en Gelre geprobeerd delen van het Sticht in te lijven. Binnen de stad ontstonden twee overheersende partijen, waarvan de een pro-Holland was en de ander pro-Gelre. Eeuwenlang hebben deze partijen elkaar te vuur en te zwaard bestreden. Herhaaldelijk kan gerust gesproken worden van burgeroorlog binnen de stadsmuren.

Ondanks deze strijd en ondanks de toenemende concurrentie van de Hollandse steden vanaf de dertiende eeuw, bleef Utrecht de grootste en welvarendste stad en het belangrijkste culturele centrum in de Noordelijke Nederlanden. De welgestelden bouwden grote stenen huizen langs de Oudegracht, vooral nadat rond het midden van de dertiende eeuw het gebruik van baksteen algemeen werd. Langs de gracht zelf ontstonden de karakteristieke werven en werfkelders. Talrijke kloosters vestigden zich in de stad. In onder meer 1253 vond in Utrecht een grote stadsbrand plaats. De huidige gotische Domkerk werd vervolgens vanaf 1254 gebouwd naar voorbeeld van de grote Franse kathedralen.

In 1304 deden de gilden een succesvolle greep naar de macht, en zij zouden tot 1528 een grote rol in het stadsbestuur blijven spelen. Met het graven van de Nieuwegracht eind veertiende eeuw was het stratenpatroon binnen de stad grotendeels voltooid en het stadsgebied raakte grotendeels volgebouwd. Opvallend is het grote aantal gasthuizen (opvanghuizen voor behoeftigen) dat in deze eeuw ontstond. Een prestigeproject in de veertiende eeuw was de bouw van de Domtoren, een van de hoogste torens die tot dan toe waren gebouwd.

De dreiging van de buurstaten van het Sticht bleef groot, en bewoners van het Nedersticht dwongen de bisschop in 1375 de Stichtse Landbrief uit te vaardigen, waardoor zij als Staten van het Nedersticht controle konden uitoefenen op de wijze waarop politiek bedreven werd. De Staten van Utrecht bestonden uit vertegenwoordigers van de geestelijkheid, de adel en de steden. Utrecht nam door zijn dominante positie een overheersende positie in de Statenvergaderingen in. Door verdere groei was Utrecht tot halverwege de 16e eeuw de grootste stad van de noordelijke Nederlanden.

17e-eeuws uitzicht over Utrecht, door Droochsloot.           Publiek Domein Wikipedia

In de zestiende en zeventiende eeuw speelde Utrecht met zijn Utrechtse School ook een belangrijke rol in de Nederlandse schilderkunst. Bekende schilders waren de renaissanceschilder Jan van Scorel, de “maniëristen” Joachim Wtewael, Abraham Bloemaert en Paulus Moreelse, de “Utrechtse caravaggisten” Hendrick ter Brugghen, Gerard van Honthorst en Dirck van Baburen, de “Italianisanten” Cornelis van Poelenburch, Jan Both en Jan Baptist Weenix.

Vanaf de late middeleeuwen tot het begin van de 19e eeuw kende de stad verschillende periodes van botsingen en verschuivingen tussen en binnen verschillende machten, door onder meer de reformatie, gilden en bezettingen door Spanjaarden en Fransen. In 1636 werd de Universiteit Utrecht opgericht.

Vanaf het begin van de 19e eeuw werden, in ruime zin, nutsvoorzieningen aangelegd en uitgebreid, wat de situatie voor de stad sterk verbeterde. In de tweede helft van de 19e eeuw vond de eerste stadsuitbreiding plaats. Voor en – met name – na de Tweede Wereldoorlog zou Utrecht hiermee grootschalig uitbreiden. Rond 1925 was een groot deel van de bevolking werkzaam in de industrie. Vooral de metaalindustrie met bedrijven als Demka, Werkspoor en Jaffa was een voorname werkgever. Na de Tweede Wereldoorlog werd Utrecht meer en meer een diensten- en kenniscentrum.

Utrecht ligt centraal in Nederland en in de provincie Utrecht. De stad is ontstaan aan een kromming van de Rijn, toen de hoofdarm van de rivier die de loop van de huidige Kromme Rijn en Oude Rijn volgde. Op de plek van het huidige Domplein lag een Romeins castellum. Tegenwoordig stroomt een bescheiden Kromme Rijn in het oosten Utrecht binnen om de stadsgrachten als Vecht (noordelijk) en Leidse Rijn (westelijk) te verlaten. Westelijk van de stad loopt het brede Amsterdam-Rijnkanaal, naar het zuiden loopt de Vaartsche Rijn, een veel ouder kanaal.

Ten westen van de stad, ‘over het Amsterdam-Rijnkanaal’ heen, ligt het voorstedelijke uitbreidingsproject Leidsche Rijn, grootste Vinex-locatie en nieuwbouwproject van Nederland. Een reeks nieuwbouwwijken zullen bij afronding ongeveer 90.000 inwoners gaan huisvesten. Ten noorden, zuiden en oosten van de stad liggen enkele voorsteden en forensen- en satellietsteden. De grootstedelijke agglomeratie valt samen met het BRU (Bestuur Regio Utrecht).

Het wapen van de gemeente Utrecht.                        Publiek Domein Wikipedia

Het wapen van Utrecht is op 10 juni 1818 opnieuw bevestigd, wat betekent dat het wapen erkend in gebruik is, door de Hoge Raad van Adel. Het wapen komt vanaf 1529 voor op verschillende zegels. Echter, deze wapens zijn altijd zonder de vijfbladige kroon. Deze kroon staat sinds 1818 op het wapen.

De geschiedenis van het wapen van Utrecht gaat terug naar de middeleeuwen toen de stad stadsrechten kreeg (1122). Kort daarop is de stad omwald/ommuurd. Op de banier van de stad en het oudst bekende stadszegel verschijnen vervolgens elementen die gerelateerd zijn aan de stadsverdediging. Het oudste stadszegel (circa 1200) bevat een symbolische weergave van de verdedigingswerken met onder meer de stadsmuur en ommuurde burcht Trecht. Voor de verdediging heeft de stad verder de schutterij die onderverdeeld is in twee afdelingen met ieder een eigen driehoekig wimpel. De ene afdeling voert een rode wimpel en de andere een witte. De combinatie van beide wimpels maakt een vierkant dat verdeeld is in twee andersgekleurde vlakken. De schutspatroon van de stad, Sint Maarten, wordt vanouds ook afgebeeld in de tweekleurige stadsvlag. Zijn uitbeelding in de vlag bestaat uit het tafereel waarin hij te paard zijn rode mantel doormidden snijdt om de helft aan een bedelaar te geven. Het tafereel wordt weleens opgevoerd als de verklaring voor het wapen van Utrecht, maar vermoed wordt dat het op legende berust.

Hoe dan ook komt Sint-Maarten prominent op latere stadszegels te staan. In 1529 ontstaat er discussie over de heilige in het stadswapen, hij verdwijnt van de stadszegels en de vaandels. In 1537 geeft Karel V opdracht om de heilige uit het stadswapen te verwijderen. Vervolgens werd een wapen met tweekleurig veld gevoerd. Dit stadswapen blijft tot aan de Franse tijd in gebruik, echter in 1798 geeft Frankrijk het bevel om alle wapens te verwijderen, opdat er geen herinneringen aan het feodale tijdperk blijven bestaan. Na het vertrek van de Fransen uit het Koninkrijk der Nederlanden roept de nieuwe regering alle steden op om hun stadswapens aan de Hoge Raad van Adel voor te leggen. Utrecht legt het wapen voor op 17 april 1815. Ruim drie jaar later, op 18 juni 1818 wordt de stad Utrecht met het wapen bevestigd.

De beschrijving van het wapen luidt als volgt: “Doorsneden van rood en zilver van den regter boven naar den linker benedenhoek. Het schild gedekt met een gouden kroon en ter wederzijde vastgehouden door een gouden klimmende leeuw.” Hierbij wordt niet gemeld dat de kroon vijf bladeren met daartussen vier parels heeft en de leeuwen zijn getongd van keel. Keel staat in de heraldiek voor rood en beschrijvingen over recht of links zijn altijd alsof men achter het wapen staat. Het heraldisch rechts is voor de kijker dus links.

Vermeldingen uit:

 

Voorouders uit Utrecht:

  • Gerrit Gerritsz van der Meer van Tekelenburg
    Geboren circa 1320 te Delft, begraven 1369 te Utrecht. Zoon van Gerrit van der Meer.
    Gehuwd voor 1361 met Wendelmoet, begraven 1361 te Utrecht.
  • Thomas Willemsz Corlinck
    Geboren 1455 te Utrecht.
    Hij was gehuwd met Stijn Pieter Braemsdr.
    Dochter:
  • Gerritgen Thomasdr Corlinck
    Overleden 1536/1537)
    Weduwe van Jan Ghijsbertsz (Hack).
    Zij huwde op 14 jul 1502 te Utrecht met:
  • Philip Luijtgens van der Mathe
    Geboren  ± 1475, overleden voor 27 februari 1532 te Utrecht, zoon van Luijtgen Wouters van der Mathe en Celye Goyert Gherytsdr.
    Burger van Utrecht 1501, bierbrouwer te Utrecht.
  • Cornelis Philips (Vermaat)
    Geboren circa 1507 te Utrecht. Zoon van Philip Luijtgens van der Mathe en Gerritgen Thomasdr Corlinck.
    Hij wordt vermeld i.v.m. een erfhuis te Utrecht van Philips Luijtgens in 1532, verkoopt zijn huis in het Oostvierendeel te Rotterdam op 25 mei 1543.
    Brouwer, biersteker te Rhoon. Hij wordt tesamen met zijn vrouw Katrijn Jans, in 1542 te Utrecht genoemd.
    Hij trouwt met:
  • Katrijn (Trijntje) Jansdr de Koning. Dochter van Jan Jacobs de Coning en Ariaentge Pieter Gijsbrechtsdr.

Terug naar:

Dorpen en Steden

  facebook          

© 16 mei 2020