Het graafschap Luxemburg is ontstaan als Duits leen in 963 vergeven aan graaf Siegfried, die de stamvader van het huis Luxemburg is. De graaf werd in 1354 tot hertog verheven.
De oorspronkelijke benaming van “Luxemburg” is Lutzelburg; de eerste vermeldingen ervan in oorkonden zijn echter verlatijnsde vormen, waarvan de oudste Lucilinburhuc is in 963, vervolgens wordt er in 1125 van burgus Lucelenburgensis en opidum et castrum Luxelenburgensis gesproken.
1. Siegfried van Luxemburg (geboren 922 – overleden 15 augustus 998) was de eerste graaf van Luxemburg.
Siegfried erfde van zijn vader Wigerik van Lotharingen en zijn broers de functies van graaf van de Moezelgouw en de Ardennengouw, voogd van de rijksabdij Sankt Maximin te Trier en van de Abdij van Echternach, en grote bezittingen in Opper-Lotharingen. Hij ruilde bezittingen bij Ettelbruck met de abdij van Sint-Maximin tegen een strategisch gelegen plek aan de Alzette, waar hij in 963 een kasteel bouwde. Dit kasteel kreeg de naam Lucilinburhuc (klein kasteel) en groeide later uit tot de stad Luxemburg. In 964 bouwde hij ook een kasteel in Saarburg. Hij steunde de koningsverkiezing van Otto III. Siegfried kwam in 985 zijn neef Godfried van Verdun te hulp toen de stad Verdun werd aangevallen door een Frans leger. Godfried en Siegfried werden verslagen en gevangengenomen. Na de dood van koning Lotharius van Frankrijk in 986 werden ze weer vrijgelaten. Op het einde van zijn leven werd Siegfried geëxcommuniceerd toen hij de bisschop van Verdun gevangen had gezet. Bij zijn dood in 998 werd Siegfried opgevolgd door zijn oudste zoon Hendrik.
Siegfried was de jongste zoon van Wigerik van Lotharingen en Kunigunde der Franken, mogelijk een kleindochter van Karel II de Kale, koning van West-Francia. Rond 950 trouwde hij met Hedwig. Zij kregen de volgende kinderen:
- Hendrik, graaf van Luxemburg en hertog van Beieren
- Luitgard, getrouwd met graaf Arnulf van Gent (Volgt graven van Holland nr. 3)
- Siegfried
- Frederik, vader van de latere graven Hendrik II en Giselbert (Volgt 2).
- Diederik, bisschop van Metz
- Kunigunde (ovl. Kaufungen, 3 maart 1033), echtgenote van keizer Hendrik II, begraven in de kathedraal van Bamberg
- Alberada
- Giselbert, gesneuveld te Pavia, 18 mei 1004.
- Adalbero, aartsbisschop van Trier
- Eva, getrouwd met graaf Gerard van de Elzas
- Ermentrude, abdis
- onbekende dochter, gehuwd met graaf Dietmar, voogd van het Mariaklooster te Koblenz. Ouders van Oda, eerste abdis van het klooster van Kaufungen dat door haar tante Kunigunde werd gesticht.
2. Frederik van Luxemburg (geboren ca. 965 – overleden 6 oktober 1019), was graaf van de Moezelgouw, voogd van de dubbelabdij Stavelot-Malmedy en de abdij van Sint-Maximinius te Trier terwijl zijn oudste broer, Hendrik I, graaf was van Luxemburg. In 1008 kwam Frederik in opstand tegen zijn zwager, keizer Hendrik II, en zat daarom 1011-12 gevangen maar verzoende zich later met hem.
Frederik was de tweede zoon van graaf Siegfried van Luxemburg en Hedwig van Nordgau. Hij trouwde rond 995 met Irmtrud van de Wetterau (ca. 978 – ca. 1020), erfgename van het kasteel Gleiberg (in de huidige gemeente Wettenberg). Zij was dochter van Herbert van de Wetterau en Irmtrud van Avalgau (957 – 1020).
Frederik en zijn vrouw Irmtrud kregen de volgende kinderen:
- Hendrik, graaf van Luxemburg
- Frederik, hertog van Neder-Lotharingen (volgt 3a)
- Adalbero, bisschop van Metz
- Giselbert, graaf van Luxemburg en Longwy (Volgt 3b)
- Diederik, vader van: Diederik (ovl. 1075) graaf en voogd van de abdij van Sint-Maximinius, Hendrik van Laachpaltsgraaf van Lotharingen, Poppo 1092-1103 bisschop van Metz
- Herman, mogelijk dezelfde als Herman van Gleiberg, paltsgraaf van Lotharingen
- Otgiva, getrouwd met graaf Boudewijn IV van Vlaanderen (volgt Graven van Vlaanderen nr. 6)
- Gisela, getrouwd met Rodulf, heer van Aalst
- Irmtrud (ovl. na 2 augustus 1055), begraven in Altomünster, getrouwd met Welf II van Altdorf, graaf in Lechrain
- Oda, kanunnikes te Remiremont, abdis van Saint Rémy te Lunéville.
3a. Frederik van Luxemburg (geboren 1003 – overleden 28 augustus 1065), was een zoon van graaf Frederik van Luxemburg en Irmentrude van de Wetterau. Hij was hertog van Neder-Lotharingen van 1046 tot 1065.
Frederik was graaf van de Moezelgau en van Malmedy, en voogd van Stavelot-Malmedy, Sint-Truiden en van Luik. Door zijn moeder was hij heer van het kasteel Gleiberg (in de huidige gemeente Wettenberg). Zijn benoeming tot hertog kwam voort uit het conflict van Godfried II van Lotharingen met keizer Hendrik III. Godfried’s vader Gozelo I van Verdun was hertog van geheel Lotharingen geweest en Godfried eiste die positie ook op. Maar Hendrik vond het niet verstandig om Godfried zoveel macht te geven en maakte hem alleen hertog van Opper-Lotharingen en gaf Neder-Lotharingen aan Godfried’s zwakke (volgens sommige bronnen zwakzinnige) broer. Na een opstand van Godfried besloot Hendrik dat hij een krachtige hertog in Neder-Lotharingen nodig had, en benoemde in 1046 Frederik tot hertog van Neder-Lotharingen. In 1049 werd Frederik ook markgraaf van Antwerpen. Frederik wist zich te handhaven tegen Godfried en zijn bondgenoten, vooral door de hulp van zijn broer bisschop Adalbero III van Metz. Frederik bouwde het kasteel van Limburg. Hij overleed tijdens een oorlog tegen bisschop Anno II van Keulen. Frederik werd begraven in de abdij van Stavelot.
Frederik was in zijn eerste huwelijk getrouwd met Gerberga van Boulogne, een dochter van Eustacius I, graaf van Boulogne en Mathilde van Leuven. Zij kregen een dochter Judith (Jutta) (Volgt 4) die trouwde met Walram I van Limburg, ook kregen ze mogelijk een zoon Udo.
Na het overlijden van Gerberga huwde Frederik met Ida van Saksen (ovl. 31 juli 1102), een dochter van Bernhard II van Saksen en Eilika van Schweinfurt. Zij kregen geen kinderen. Frederik ruilde Ida’s Saksische bezittingen tegen het graafschap La Roche. Ida hertrouwde met Albert III van Namen.
–
3b. Giselbert, graaf van Luxemburg en Longwy (geboren 1007 – overleden 14 augustus 1059).
Hij was de vierde graaf van Luxemburg. Giselbert was in 1035 graaf van Longwy en Salm, voogd van de abdij van Echternach en de abdij van Sint Maximinus. In 1047 volgde hij zijn broer Hendrik op als graaf van Luxemburg. Giselbert liet de eerste muren van de stad Luxemburg bouwen. Hij was berucht om zijn plundertochten in het bisdomTrier maar omdat hij een trouwe aanhanger van keizer Koenraad II de Saliër de was, weigerde die de aanklachten tegen Giselbert in behandeling te nemen. Uiteindelijk werden deze kwesties opgelost door bemiddeling van Giselberts broer, bisschop Adalbero III van Metz. Op zijn sterfbed deed Giselbert grote schenkingen aan de abdij van Sint Maximinus.
Giselbert was de tweede zoon van graaf Frederik van Luxemburg (Moezelgauw) en Irmentrude van de Wetterau. De naam van zijn vrouw is niet bekend. Giselbert had de volgende kinderen:
- Koenraad (1040-1086), graaf van Luxemburg (Volgt 4b)
- Herman (?-1088), graaf van Salm, Duits tegenkoning (1081-1088)
- een dochter die mogelijk huwde met Dietrich von Ammensleben
- een dochter die huwde met graaf Kuno van Oltigen
- volgens sommige bronnen een dochter Jutta die zou zijn getrouwd met graaf Udo van Limburg, volgens de huidige inzichten[1] heeft dit paar echter niet bestaan.
4a. Jutta van Luxemburg (geboren ca. 1036 – overleden 1082).
Zij was een dochter van Frederik van Luxemburg en Gerberga van Boulogne.
Zij was gehuwd met Walram I van Limburg of Walram Udo (ca. 1030 – 1082). Hij was vanaf 1061 de eerste graaf van Limburg die met zekerheid genoemd kan worden. Tevens was hij graaf van Aarlen en voogd van de abdij van Sint-Truiden.
Kinderen:
– Henry I Limburg, graaf van Limburg
– Koenraad van Merum, graaf van Merum (Volgt 5)
– Henri d’Arlon, hertog van Neder-Lotharingen
–
4b. Koenraad I van Luxemburg (geboren ca. 1040 – overleden 8 augustus 1086) was, als opvolger van zijn vader Giselbert, graaf van Luxemburg van 1059 tot 1086.
Koenraad werd in 1059 graaf van Luxemburg, voogd van de Sint-Maximinusabdij te Trier, Echternach en van Stablo-Malmedy. Direct kwam hij in conflict over de Sint-Maximinusabdij met bisschop Eberhard van Trier en nam hem gevangen. Als straf werd hij door de paus in de ban gedaan. Op 6 juli 1063 stichtte Koenraad de Benedictijner Altmünster abdij te Luxemburg en begiftigde de abdij met boerderijen, visrechten, bos en een molen. In 1070 stichtte hij de abdij van Orval, samen met Arnold I van Loon.In 1085 ging Koenraad met zijn broers op pelgrimstocht naar het Heilige Land, als tegenprestatie voor het opheffen van de excommunicatie. Koenraad stierf op de terugreis, in Palestina of in Italië. Hij werd begraven in de Altmünster abdij te Luxemburg. Koenraad was een trouw bondgenoot van keizer Hendrik IV.
Koenraad en zijn vrouw(en) kregen de volgende kinderen:
- Mathilde (geb. ca. 1060), gehuwd met Godfried van de Bliesgau
- Hendrik
- Rudolf (ovl. 1099), abt van Saint-Vannes te Verdun (van 1075 tot zijn dood) en van de Altmünster te Luxemburg, vanaf de stichting van die abdij
- Koenraad
- Ermesinde (Volgt 5b)
- Willem
- Adalbero (ovl. Antiochië, 1098), aartsdeken van Metz, nam deel aan de eerste kruistocht en werd tijdens het beleg van Antiochië overvallen toen hij met een edelvrouwe aan het dobbelen was. Adalbero werd gedood en de dame werd meegvoerd in de stad. Hun hoofden werden met een katapult teruggeschoten.
–
5a. Koenraad van Merum (geboren 1068 – overleden 1142)
Graaf van Merum. Hij was een zoon van Walram I van Limburg en Jutta van Luxemburg.
Hij was gehuwd met Heilwig van Roode, dochter van Arnoud Boudewijn van Heusden en Heilwig van Malsen.
Kinderen:
– Aleydis van Merum
– Rutger van Merum (Volgt 6a.)
– Alverade van Merum
–
5b. Ermesinde van Luxemburg (ca. 1080 – 24 juni 1143) was, als dochter van Koenraad I van Luxemburg en door het uitsterven van alle mannelijke familieleden, erfgename van het graafschap Luxemburg en van Longwy. Ze droeg echter het bestuur vrijwel meteen over aan haar zoon Hendrik I van Namen zodat ze niet daadwerkelijk heeft geregeerd. Zij is vooral bekend door een aantal schenkingen aan kerken en kloosters. Tegen het eind van haar leven trok Ermesinde zich terug in een klooster.
Ermesinde trouwde 1e in 1096 met Albert van Moha (ca. 1065 – 24 augustus 1098), graaf van Dagsburg, Eguisheim, Metz en Moha (België), voogd van Altorf. Albert was in zijn eerste huwelijk getrouwd geweest met Heilwig van Dagsburg en Eguisheim. Uit dat huwelijk was een zoon Hugo geboren die hem zou opvolgen. Albert en Ermesinde kregen twee dochters:
- Mathilde (ovl. na 1157), gehuwd met Folmar, graaf van Metz en Hombourg (Frankrijk), stichter van de abdij van Beaupré (1135)
- onbekende dochter, gehuwd met een graaf “Aiulf”, alleen bekend uit een oorkonde van Ermesinde uit 1124 waarin haar kleinzoon Eberhard, “zoon van graaf Aiulf” wordt genoemd.
In 1109 hertrouwde Ermesinde met Godfried van Namen, een zoon van Albert III van Namen. Godfried was in zijn eerste huwelijk getrouwd geweest met Sybille van Porcien. Met haar kreeg hij twee dochters maar Sybille verliet Godfried toen ze zwanger werd van haar minnaar Engelram I van Coucy. Het paar scheidde in 1104.
Godfried en Ermesinde kregen de volgende kinderen:
- Albert (ovl. na 1125)
- Hendrik I van Namen (Volgt 6b)
- Clemencia, gehuwd met Koenraad van Zähringen.
- Beatrix (ca. 1115 – 1160), gehuwd met Ithier van Rethel
- Adelheid (1124 – eind juli 1169), gehuwd met Boudewijn IV van Henegouwen
6a. Rutger van Merum (overleden 1212).
Zoon van Koenraad van Merum en Heilwig van Roode.
Hij was gehuwd met Aleydis van Horne, dochter van Walter van Bemelen.
Kind:
– Hadewich van Merum (Volgt 7a).
–
6b. Hendrik van Namen / Luxemburg (geboren ca. 1112 – overleden 14 augustus 1196), bijgenaamd de Blinde, was de zoon van Ermesinde I van Luxemburg en graaf Godfried van Namen. Van zijn vader erfde hij de titel graaf van Namen als Hendrik I en van zijn moeder de titel graaf van Luxemburg als Hendrik IV. Ook was Hendrik heer van Longwy, La Roche-en-Ardenne en Durbuy.
Pas als rijpe man huwde hij aanvankelijk Laureta, dochter van graaf Diederik van de Elzas, de graaf van Vlaanderen. Zij was echter voordien al wel driemaal gehuwd en recent gescheiden van Hendrik II van Limburg, huwelijk dat werd ontbonden in 1162. Dit eerste huwelijk bleef kinderloos en eindigde in een echtscheiding. Nadien huwde hij Agnes van Gelre, dochter van graaf Hendrik I van Gelre.
Hendrik voerde veel oorlog met zijn buurlanden Loon, Luik en Vlaanderen. Daardoor werd hij een machtig vorst. Toch verloor hij aan het eind van zijn regeerperiode Namen aan Henegouwen. In 1140 raakte hij in strijd met Adalbero, de bisschop van Luik, en plunderde hij de stad Fosse. In 1144 sloot hij vrede met de bisschop. In 1169 begon Godfried I van Brabant een oorlog tegen Hendrik, die gesteund werd door de graaf van Henegouwen en zijn zoon. De jonge Boudewijn V van Henegouwen kwam later zijn oom Hendrik van Namen te hulp in diens strijd tegen de hertog van Limburg.
De blinde en kinderloze graaf Hendrik had Boudewijn, de zoon van Boudewijn IV van Henegouwen tot zijn erfgenaam gekozen. Nadien vormde zijn echtscheiding schijnbaar een nog grotere verzekering voor de Naamse erfenis ten gunste van Boudewijn. Nadat Hendrik echter hertrouwde met Agnes van Gelre, dochter van graaf Hendrik I van Gelre (Zie graven van Gelre nr. 6), kreeg hij op gezegende leeftijd alsnog een kind, namelijk Ermesinde (Volgt 7b), die hij snel verloofde met de graaf van Champagne. Deze gebeurtenissen zorgden voor een conflict tussen Namen en Henegouwen. Keizer Frederik I van het Heilige Roomse Rijk kwam tussenbeide en kende Namen aan Boudewijn toe. Hendrik begon daarop een oorlog tegen Henegouwen, maar deze oorlog werd door Boudewijn gewonnen. Daardoor werd Boudewijn I van Namen in 1190 door de keizer tot markgraaf en rijksvorst verheven. Hendrik was gedwongen zich te verzoenen met Boudewijn en ze begonnen samen een nieuwe oorlog, ditmaal niet tegen elkaar, maar met elkaar. Tijdens de veldslag van Noville (1195) kwam Boudewijn echter om het leven.
Bij zijn dood op 14 augustus 1196 werd Hendrik in Luxemburg opgevolgd door zijn dochter Ermesinde, maar keizer Hendrik VI, duidde zijn broer Otto aan als graaf van Luxemburg.
7a. Hadewich van Merum (geboren ca. 1171 – overleden 1235).
Dochter van Rutger van Merum en Aleydis van Horne.
Zij was gehuwd met Albert van Cuijk, burggraaf van Utrecht.
Kinderen:
– Hendrik III van Cuijk
– Willem van Cuijk
– Dirk van Cuijk (Volgt Heren van Cuijk nr.15)
7b. Ermesinde II van Namen en Luxemburg (geboren juli 1186 – overleden 17 december 1247), een dochter van Hendrik I van Namen/Hendrik IV van Luxemburg was van 1197 tot haar dood in 1247 gravin van Luxemburg. Zij huwde in 1197, op 11-jarige leeftijd, met graaf Theobald I van Bar en in 1214 met hertog Walram III van Limburg. Uit dat tweede huwelijk werd haar opvolger, Hendrik, geboren en met hem begon ook het tweede Luxemburgse huis.
Onder het voorwendsel dat zij als vrouw geen recht had op de bezittingen van haar vader, maakte haar achterneef Filips, zoon van Boudewijn V van Henegouwen, hierop aanspraak. Vóór zijn dood had haar vader haar echter verloofd met de 28 jaar oudere Theobald I van Bar, die dapper streed om haar bezittingen te verdedigen. In 1199 werd een compromis gesloten, waarbij Filips het graafschap Namen kreeg en Ermesinde de graafschappen Luxemburg, Durbuy en La Roche-en-Ardenne, en de abdijen van Stavelot en Malmedy. Na de dood van Theobald huwde Ermesinde met Walram III van Limburg, waardoor haar zoon ook het graafschap Aarlen zou erven. Ermesinde verleende stadsrechten aan Luxemburg, Echternach en Aarlen. Zij werd begraven in de abdij van Clairefontaine, niet ver van Aarlen.
Kinderen van Ermesinde en Walram III van Limburg:
- Catharina (-1255), in 1229 gehuwd met hertog Mattheus II van Lotharingen(-1251).
- Hendrik V van Luxemburg (1216-1281) (Volgt 8a)
- Margaretha
- Gerard (-1276), graaf van Durbuy
- Dochter (Volgt 8b), gehuwd met Willem van Kessel, graaf van Kessel.
–
8.a Hendrik V van Luxemburg
Geboren 1221 – Mainz, 24 december 1281, bijgenaamd de Blonde, zoon van Ermesinde II van Luxemburg en Walram III van Limburg (Zie Graven van Limburg nr. 8a), was van 1247 tot 1281 graaf van Luxemburg. Hij was van 1256 tot 1263 tevens graaf van Namen. Hij huwde in 1240 met Margaretha, dochter van Hendrik II van Bar (Zie Graven van Bar nr. 7), en werd de vader van:
- Hendrik VI (1252-1288)
- Walram (-1288), stamvader van de tak Luxemburg-Ligny
- Filippa (1252-1311) (Volgt 9a), gehuwd met Jan II van Avesnes(1247-1304), graaf van Henegouwen en van Holland,
- Margaretha
- Johanna (-1310), abdis van Clairefontaine
- Isabella (1247-1298) (Volgt 9b), gehuwd met graaf Gwijde van Dampierre van Vlaanderen (1225-1304).
Bij zijn huwelijk kreeg hij van zijn schoonvader, de heerlijkheid Ligny. In 1263 verkocht hij Namen aan zijn schoonzoon Gwijde. Ook vergezelde hij de Franse koningLodewijk IX bij diens kruistocht in 1270. Na zijn dood werd Hendrik V opgevolgd door zijn zoon Hendrik VI.
–
8b. N. van Limburg
Zij was gehuwd met Willem van Kessel, zoon van Hendrik IV van Kessel (Zie graven van Kessel nr. 5) .
Hij volgde zijn vader in 1232 en had nauwe betrekkingen met de graaf van Gelre.
Hij was gehuwd met een dame uit het Huis van Limburg (dochter van Walram III), volgde hem op in 1232 en had nauwe betrekkingen met de graaf van Gelre. Kinderen uit het huwelijk:
– Hendrik V van Kessel, verkoopt door geldgebrek zijn graafschap aan Reinald I graaf van Gelre.
– Katharina van Kessel (Volgt graven van Kessel nr. 6)
–
9a. Filippa van Luxemburg
Geboren 1252 — 6 april 1311. Zij was de dochter van graaf Hendrik V van Luxemburg en Margaretha van Bar. Ze trouwde in 1270 met Jan II van Avesnes (1247-1304), graaf van Henegouwen en van Holland. Aldus was zij de moeder van Jans troonopvolger, Willem III van Holland en diens broer Jan van Beaumont. Een bekende kleindochter van haar is Filippa van Henegouwen, de echtgenote van Eduard III van Engeland. Een andere bekende kleindochter is Margaretha II van Henegouwen, gravin van Holland en Zeeland en echtgenote vankeizer Lodewijk de Beier. Zij is begraven in Valencijn.
Fillipa en Jan kregen de volgende kinderen:
- Jan, graaf van Oostervant, ook Jan zonder Genade genoemd, gesneuveld aan Franse zijde tijdens de Guldensporenslag op 11 juli 1302, verloofd met Blanche van Frankrijk (1278-1305)
- Hendrik (ovl. 1303), kanunnik in Kamerijk
- Margaretha (ovl. 19 oktober 1342, begraven in Valencijn, getrouwd met Robert II van Artois (zijn derde huwelijk)
- Alix (ovl. 26 oktober 1317), getrouwd met Roger Bigod, 5e graaf van Norfolk
- Isabelle, (ovl. december 1305), getrouwd met Raoul van Clermont, heer van Nesle
- Jeanne, non in in de abdij van Fontenelle
- Willem, opvolger van zijn vader in Henegouwen en Holland (Volgt Graven van Holland nr. 14a)
- Jan, getrouwd met Marguerite, gravin van Soissons
- Walram
- Maria (1280–1354), getrouwd met Lodewijk I, hertog van Bourbon
- Simon
- Mathilde, abdis van de abdij van Nijvel
–
9b. Isabella van Luxemburg
Geboren in 1247, overleden in 1298. Zij was de dochter van graaf Hendrik V van Luxemburg en Margaretha van Bar.
Zij was gehuwd met graaf Gwijde van Dampierre van Vlaanderen (1225-1304). Door dit huwelijk verwierf Gwijde het graafschap Namen.
Isabella schonk hem elf kinderen, onder meer:
- Jan I van Namen (1267-1330), markgraaf van Namen (Volgt Heren van Dampierre nr. 8)
- Beatrix van Dampierre (1272-1307), gehuwd met Hugo II van Châtillon, graaf van Blois-Dunois
- Gwijde van Namen (1272-1311), heer van Ronse
- Johanna (-1296), non
- Margaretha van Dampierre (1272-1331), die in 1282 huwde met Alexander (1263-1283), erfprins van Schotland en in 1286 met Reinoud I van Gelre (1255-1326)
- Hendrik van Lodi (-1337), die in 1309 huwde met Margaretha, dochter van graaf Diederik VIII van Kleef
- Filippa van Vlaanderen (?-1306), die met de Engelse troonopvolger Eduard IIzou huwen, maar werd samen met haar vader door koning Filips IV van Frankrijk gevangengenomen en stierf hoogstwaarschijnlijk in gevangenschap.
- Isabella van Dampierre (1275-1333), in 1307 gehuwd met heer Jan I van Fiennes
–
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
–
Terug naar: