Nazaten Graven van Vlaanderen

Het Graafschap Vlaanderen (Frans: Comté de Flandre of Comté de Flandres) is een historisch gebied dat deel uitmaakte van de Nederlanden. Het graafschap bestond van 862 tot 1795.

Vlaanderen behoorde als enig gewest van de Lage Landen door het Verdrag van Verdun tot West-Francië, het was een tweetalig graafschap. Het Zuiden rond Rijsel, was Romaans, het noorden en de kuststreek sprak Oud-Nederlands. Naast het Franse Kroon-Vlaanderen was er echter ook Rijks-Vlaanderen. Vanaf het einde van de 10e eeuw was Vlaanderen één van de oorspronkelijke seculiere leengoederen van Frankrijk en één van de zes pairies van Frankrijk. Frankrijk heeft Vlaanderen steeds bevochten om zijn zelfstandigheid te ontnemen. Uiteindelijk kwam Kroon-Vlaanderen toch los van Frankrijk (Vrede van Madriden Damesvrede van Kamerijk). De Pragmatieke Sanctie maakte heel Vlaanderen een leen van het Heilig Roomse Rijk. Met uitzondering van Frans-Vlaanderen is het graafschap het enige deel van het middeleeuwse Frankrijk dat geen deel uitmaakt van het hedendaagse Frankrijk. Kleinere delen van het oude Vlaanderen maken nu deel uit van het Waals Gewest en de Nederlandse provincie Zeeland. Het overige grootste gedeelte van het graafschap vormt nu ongeveer 40% van het hedendaagse Vlaams Gewest.

 

Boudewijn I van Vlaanderen

Boudewijn I van Vlaanderen

1. Boudewijn I (geboren ca. 840 – overleden Abdij van Sint-Bertinus, Sint-Omaars, 2 januari 879), bijgenaamd Boudewijn I met de IJzeren Arm, staat bekend als de eerste graaf van Vlaanderen. Boudewijn is bekend als grondlegger en eerste graaf van het graafschap Vlaanderen. Hij schaakte op kerstmis 861 Judith van West-Francië, dochter van de koning van West-Francië, Karel de Kale.(Zie: Stamreeks Karel de Grote I nr. 3)
De 17-jarige Judith was al twee keer weduwe: zowel van koning Aethelwulf van Wessex als van diens zoon koning Aethelbald.
Boudewijn en Judith van West-Francië hadden vier kinderen:

  • Karel, geb. ca. 864, jong gestorven
  • Boudewijn II (Volgt 2)
  • Rudolf van Kamerijk (Volgt Graven van Kamerijk nr. 1)
  • vermoedelijk nog een dochter, want kronieken van het klooster van Waulsort vermelden dat bij de moord op Rudolf van Kamerijk een zekere Walter, zoon van Rudolfs zuster, hem probeerde te wreken.

 

Boudewijn II2 Boudewijn II van Vlaanderen (geboren ca. 865 – overleden 10 september 918),de Kale, was van 879 tot 918 graaf van Vlaanderen en van 896 tot 918 graaf van Boulogne. Zijn bijnaam was een bewuste verwijzing naar zijn grootvader Karel de Kale en onderstreepte dat Boudewijn een afstammeling van Karel de Grote was, wat in die tijd nog een factor van politiek belang was.
In 884 huwde hij Ælfthryth van Wessex (ook Aelftrud of Elfrida) (Wessex, 868 – 7 juni 929), dochter van Alfred de Grote, koning van Engeland van 871 tot 899, en van Ealhswith van de Gaini. Boudewijn en Aelftrud kregen de volgende kinderen:

  • Arnulf I de Grote, graaf van Vlaanderen (Volgt 3)
  • Adalolf (of Adelulf, Aethelwulf) (geboren ca. 895 – overleden 13 november 933), graaf van Boulogne en van Terwaan, lekenabt van Sint-Bertinus.
  • Ealswid
  • Ermentrude

 

 

Arnulf I van Vlaanderen

Arnulf I van Vlaanderen

3. Arnulf I, bijgenaamd de Grote (geboren ca. 889 – 27 maart 965) was graaf van Vlaanderen van 918 tot zijn dood in 965.
Na de dood van zijn vader Boudewijn II erfde Arnulf het grootste (noordelijke) deel van het graafschap, zijn broer Adalolf erfde het zuidelijke deel. Arnulf vocht in 923 aan de kant van koning vanWest-Francië, Karel de Eenvoudige in de Slag bij Soissons(923) tegen tegenkoning Robert van Bourgondië.
Hij trouwde in 934 met Aleidis van Vermandois (ook Adelheid genoemd), dochter van Herbert II van Vermandois en Adelheid van Parijs. Omdat Arnulf ten tijde van dit huwelijk al ongeveer 45 jaar oud moet zijn geweest, is het aan te nemen dat hij al een of meer eerdere huwelijken heeft gehad waarvan geen gegevens van bekend zijn.
Een dochter:

  • Hildegard van Vlaanderen (Volgt 4a) huwde in 945 met Dirk II, graaf van West-Friesland (Zie ook: graven van Holland). Gezien de datum van het huwelijk met Aleidis is zij vermoedelijk een kind uit een eerder huwelijk van Arnulf.

 

Arnulf en Aleidis kregen de volgende kinderen:

  • Liutgard van Vlaanderen (ca. 935 – 29 september 964), in 955 gehuwd met Wichman IV, graaf van Hamaland.
  • Boudewijn III (tussen 935/940 – 1 januari 962) (Volgt 4b).
  • Egbert (overleden voor 10 juli 953)
  • Elftrude (overleden na 965), in 950 gehuwd met Siegfried I van Guînes.

Hildegard van Vlaanderen

Hildegard van Vlaanderen

4a. Hildegard van Vlaanderen (geboren ca. 936 – overleden 10 april 990).
Zij was de dochter van Arnulf I van Vlaanderen. Ze werd gravin van Holland na haar huwelijk met graaf Dirk II – Graaf van het latere Holland en West-Friesland (geboren ca. 932, overleden te  Egmond op 6 mei 988). Hij was de zoon van graaf Dirk I en Gerberga van Hamaland. Hildegard werd reeds als kleuter verloofd en trouwde op twaalfjarige leeftijd. Hiermee ijverde Arnulf naar meer zeggingschap in Holland wat paste in zijn expansiepolitiek. Anderzijds bracht Hildegard Karolingisch bloed in de dynastie van Holland, en kreeg Holland nauwere contacten met het Graafschap Vlaanderen.
Ze is vooral bekend van de vele giften aan o.a. kloosters en kerken in Egmond, Trier en Gent. HetEvangelarium dat aan de Abdij van Egmond werd geschonken is hiervan de belangrijkste. Hildegard is begraven in de abdijkerk van Egmond.
Uit het huwelijk zouden 6 kinderen geboren zijn; slechts over drie is iets bekend:

  • Arnulf van Holland (Gent, 951-993), ook wel Arnulf Gandensis genoemd, die zijn opvolger werd (Volgt Graven van Holland nr. 3)
  • Egbert (952-994), aartsbisschop van Trier
  • Erlindis (953-1012), zou volgens de legende genezen zijn van blindheid
  • mogelijk een onbekende dochter die trouwde met graaf Everhard van Doornik.

4b. Boudewijn III van Vlaanderen
Geboren omstreeks 940, overleden 1 november 962) was medegraaf van Vlaanderen van 958 tot aan zijn dood.
Boudewijn III was de enige zoon van graaf Arnulf I en van Aleidis (of Adela) van Vermandois. Zijn vader stelde hem in 958 aan tot medegraaf, en droeg het bestuur van het zuidelijke deel van het graafschap aan hem over. Boudewijn onderkende het belang van economische ontwikkeling en bevorderde de lakenweverij en de viltvervaardiging en stichtte jaarmarkten onder andere te Brugge en Kortrijk. Hij overleed aan de pokken tijdens een veldtocht (onder aanvoering van Lotharius van Frankrijk) tegen Normandië.
In 961 huwde hij met Mathilde van Saksen (942 – 25 mei 1008), dochter van Herman Billung, hertog van Saksen (Zie Hertogen van Saksen II nr. 2), en van Hildegarde van Westerburg. Kinderen:

  • Arnulf II (Volgt 5a)
  • Johan Graaf van Conteville, Heer Comyn …. – 960
  • Bertha van Vlaanderen (Volgt 5b)
Na Boudewijns dood huwde Mathilde met graaf Godfried van Verdun.

5a. Arnulf II van Vlaanderen
Geboren rond  960, overleden te Gent, 30 maart 988. Zoon van Boudewijn III en Mathilde van Saksen-Billung.
Hij was graaf van Vlaanderen van 965 tot aan zijn dood. Zijn vader werd in 958 door graaf Arnulf I tot mederegent aangesteld, maar overleed reeds in 962. Bij de dood van graaf Arnulf I was zijn kleinzoon, de jonge Arnulf II, vier jaar.

Arnulf volgde dus in 965 zijn grootvader op, aanvankelijk onder de voogdij van de koning van Frankrijk, Lotharius, die vóór de dood van Arnulf I had beloofd dat hij ervoor zou zorgen dat de Vlaamse edelen de jonge graaf niet zouden manipuleren voor hun eigen belang, een belofte waaraan hij zich inderdaad ook zou houden. De graven Boudewijn van Kamerijk en Dirk II van Holland traden op als regenten en wisten te voorkomen dat Vlaanderen als “onbezet” leen terugviel aan de kroon. Arnulf verloor Boulogne, Saint-Pol en Guînes aan Frankrijk, Gent en het Waasland aan Dirk II van Holland, maar keizer Otto I van het Heilige Roomse Rijk kwam tussenbeide en stopte verdere Franse veroveringen. Otto richtte de markgraafschappen Antwerpen en Valencijn in om de Franse expansie te beteugelen.

Rond 976 liet koning Lotharius de regering aan Arnulf over, maar onthield hem het gezag over de door diens grootvader veroverde gebieden Oosterbant, Artesië, Ponthieu en Amiens.

Arnulf weigerde in 987 Hugo Capet, zoon van Hugo de Grote, als koning te accepteren omdat hij als afstammeling van Karel de Grote een voorkeur had voor de karolinger Karel van Neder-Lotharingen, die ook van Karel de Grote afstamde. Nadat Hugo echter Vlaanderen aangevallen had, erkende Arnulf hem toch nog als koning. Hij overleed aan een ziekte (hete koorts), en werd begraven te Gent.

Arnulf II was in 968 gehuwd met Suzanna van Italië (ook wel Rosela van Ivrea genoemd) (945 – Gent, 26 januari 1003, dochter van Berengarius II van Italië (Stamreeks Karel de Grote XV nr. 6), koning van 950 tot 963, en van Willa van Toscane. Arnulf en Rosela kregen de volgende kinderen:

  • Mathilde (? – 995)
  • Boudewijn IV (ca. 980 – 1035) (Volgt 6)

5b. Bertha van Vlaanderen
Dochter van Boudewijn III van Vlaanderen en Mathilde van Saksen.
Zij was gehuwd met Gerold I van Genève. Geboren in 990, overleden in 1023. Graaf van Genève. Zoon van Albert van Genève (Zie Graven van Genève nr. 3) en Eldegarde.
Kinderen:

  • Johanna van Genève
  • Gerold II van Genève …. – 1080 (Volgt Graven van Genève nr. 5)

Boudewijn IV van Vlaanderen6. Boudewijn IV bijgenaamd met de Baard
Geboren circa 980, overleden 30 mei 1035. Zoon van Arnulf II en Rosela van Italië, dochter van Berengarius II van Italië, de door keizer Otto I onttroonde koning van Italië.
Hij was graaf van Vlaanderen van 988 tot aan zijn dood.

Toen zijn vader in 988 overleed, was Boudewijn nog minderjarig en werd de autonomie van het graafschap Vlaanderen door het koninkrijk Frankrijk, waar het nominaal toe behoorde, bedreigd. Een tweede huwelijk van Boudewijns moeder, Rosela, met Robrecht II de Vrome, zoon en opvolger van de Franse koning Hugo Capet, kon dit gevaar echter bezweren.

Bij zijn meerderjarigheid nam Boudewijn het bestuur stevig in handen: hij stelde paal en perk aan de onder zijn vader ontstane gezagscrisis in het noorden van het graafschap (Gent, Waasland,Kortrijk) en dwong bij de graven in het zuiden (Boulogne,Guînes, Hesdin en Saint-Pol de erkenning van zijn suzereiniteit af. Boudewijn benoemde de heer van Gistel tot zeegraaf, belast met de kustverdediging.

Boudewijn verplaatste de belangstelling van de Vlaamse graven, die tot dan toe op het zuiden was gericht, naar het oosten, en veroverde aanzienlijke gebieden op de rechteroever van de Schelde. In 1006 veroverde hij samen met Lambert I van Leuvende markgraafschappen Valencijn en Ename. Een gezamenlijke tegenaanval door keizer Hendrik II de Heilige en koning Robert II, werd afgeslagen. In 1007 veroverde Hendrik de burcht van Gent. Uiteindelijk verzoenden Lambert en Boudewijn zich inAken (stad) met Hendrik en trokken zij zicht terug uit Valencijn. Boudewijns gebieden binnen het Heilige Roomse Rijk bleven afhankelijk van de Duitse keizer, en kregen de naam Rijks-Vlaanderen.

In 1012 werd Boudewijn beleend met Walachria-Bevelandia (Zeeland bewesten Schelde) en het gebied dat later de Vier Ambachten zou worden. Dankzij gewiekste onderhandelingen met de keizer verkreeg hij in 1015 de mark Valencijn, in ruil voor de belofte zich afzijdig te houden in het interne Lotharingseconflict tussen de Reiniers en de graven van Verdun. Het lang begeerdemarkgraafschap Ename in het gouwgraafschap Brabant werd hem echter niet door de keizer gegund, zelfs niet na de inname (en verwoesting) van de hertogelijke burcht te Ename in 1033/1034.

Boudewijn stichtte de abdij van Sint-Winoksbergen in 1022, in de nabijheid van zijn kasteel daar. In 1028 arrangeerde hij het huwelijk van zijn zoon Boudewijn met Adela van Mesen, een dochter van Robert II, koning van Frankrijk. Na zijn huwelijk kwam Boudewijn V in opstand en Boudewijn IV moest naar Normandië vluchten. Hij nam daar Eleonora, dochter van Richard II van Normandië tot tweede echtgenote en wist met Normandische steun de opstand snel te onderdrukken (12 september 1028 teOudenaarde). Nadien kreeg Boudewijn V wel een rol in het bestuur. In 1031 steunde Boudewijn Robert I van Bourgondië in zijn poging om koning van Frankrijk te worden in plaats van zijn broer Hendrik I van Frankrijk.

Boudewijns expansiepolitiek was duidelijk gericht op de beheersing van het Scheldebekken, waarvan hij het economisch belang begreep. Tijdens zijn bewind begon de lakenindustrie ook vaste vorm aan te nemen. Boudewijn was eigenaar van de schorren langs de kust, waar schapen werden gefokt, en hij was waarschijnlijk de eerste wolleverancier van de Atrechtse draperie. Graaf Boudewijn spande zich ook in om de godsvrede te laten respecteren in zijn graafschap. Tijdens zijn bewind werd Duinkerke gesticht, kreeg Brugge de eerste stadsrechten en ook zou hij Rijsel hebben gesticht.
Hij huwde 1e in 1012 met Otgiva (ca. 990 – Gent, 21 februari 1028), dochter van Frederik van Luxemburg (Zie Graven van Luxemburg nr. 2), graaf in de Moezelgouw (zoon van Siegfried I van Luxemburg), en Irmentrude van de Wetterau.
Hij huwde 2e in 1028 met Eleonora (ca. 1010 – 23 december 1035), dochter van hertog Richard II van Normandië en Judith van Bretagne

Uit het eerste huwelijk:

  • Boudewijn V van Rijsel (Volgt 7).
  • Ermengarde
  • waarschijnlijk nog een dochter, later echtgenote van Reinier van Leuven, zoon van Lambert I van Leuven

Uit het tweede huwelijk:

  • Judith Fausta van Beieren, gehuwd in 1051 met Tostig Godwinsson, graaf van Northumberland, en in 1071 met Welf IV, hertog van Beieren.

 

7. Boudewijn V van Rijsel
Ook bijgenaamd de Grote. Geboren omstreeks 1013, overleden op 1 september 1067.
Zoon van Otgiva van Luxemburg en Boudewijn IV van Vlaanderen, volgde zijn vader op in 1035 als graaf van Vlaanderen tot aan zijn dood.

In 1028 huwde hij met Adela van Frankrijk (1009 – Mesen, 8 januari 1079), dochter van koning Robert II van Frankrijk (Zie Capetingers nr. 9) en Constance van Arles (Zie Graven van Provence nr. 4b). Zij was eerder verloofd geweest met hertog Richard III van Normandië die echter in 1027 overleed. Adela zou de drijvende kracht zijn geweest achter Boudewijns opstand tegen zijn vader, Boudewijn IV, om een groter aandeel in het bestuur te krijgen. Boudewijn IV moest naar Normandië vluchten. Hij trouwde met Eleonora van Normandië, dochter vanRichard II van Normandië en werd vader van Richard III. Hij wist met Normandische steun de opstand van zijn zoon snel te onderdrukken (12 september 1028 te Oudenaarde). In 1030 verzoende Boudewijn zich met zijn vader en kreeg inderdaad een taak in het bestuur.In 1033 veroverde hij Ename en slechtte de muren van de vesting. In 1035 werd Boudewijn graaf van Vlaanderen als opvolger van zijn vader. Boudewijn verwierf Zeeland en Lens (Frankrijk). Hij steunde de rebellie van hertog Godfried II van Lotharingen en plunderde de palts van Nijmegen en hetprinsbisdom Luik. Daarom werden hem zijn Duitse rijkslenen in1046 ontnomen, met name de mark Valencijn.In 1049 viel keizer Hendrik III Vlaanderen aan maar moest zich na een plundertocht terugtrekken, en dit gebeurde nog een keer in 1054. Na het plotseling overlijden van keizer Hendrik III (1056) en gezien de minderjarigheid van diens zoon Hendrik IVvoerden de Lotharingse rijksedelen, aartsbisschop Anno II van Keulen en paltsgraafHendrik I van Lotharingen, vredesbesprekingen met Boudewijn (Andernach, 1056 en 1059-.Hierna kwam hij in 1056/1059 definitief in het bezit van Ename en verkreeg hij ook het markgraafschap Antwerpen. Dit waren belangrijke Lotharingse bolwerken (ten oosten van de Schelde, van oudsher de scheidingslijn tussen Frankrijk en het Duitse rijk). Hij consolideerde aldus met succes de door zijn vader begonnen politiek om ook Duitse rijkslenen te verwerven. Zijn opvolgers werden aldus leenmannen van de keizer. Het betrokken gebied wordt daarom ook Rijks-Vlaanderen genoemd.Boudewijn dwong Richilde van Henegouwen, weduwe van Herman van Bergen(overleden 1051), tot een huwelijk met zijn zoon Boudewijn (VI). Door zijn toedoen werden de kinderen uit Richildis’ eerste huwelijk van hun erfrechten beroofd en lijfde hij de facto Henegouwen bij Vlaanderen in. Na de verzoening met de Duitse keizer werd ook dit wegens bloedverwantschap canoniek ongeldige huwelijk door de paus kort nadien gelegitimeerd.Boudewijn bood in 1049 onderdak aan de verbannen Swein Godwinson, graaf vanHerefordshire. In 1051 bood hij ook onderdak aan diens verbannen vader Godwin van Wessex.Kort voor zijn dood steunde Boudewijn V nog de expeditie naar Engeland (1066) van zijn schoonzoon Willem de Veroveraar, die gehuwd was met zijn dochter Mathilde van Vlaanderen. Deze stellingname was echter niet zonder risico’s: de opkomst van het Anglo-Normandisch blok, dat voor Vlaanderen gevaarlijk kon worden, werd er niet door tegengewerkt. Een van de redenen van Boudewijns keuze was waarschijnlijk dat hij op die manier de kans zag om een deel van de dissidente adel die Willem op zijn tocht vergezelde, kwijt te raken.Door het huwelijk van Boudewijns tweede zoon, Robrecht de Fries, met Geertrui, weduwe van de graaf van Holland, strekte de Vlaamse invloedssfeer zich over een groot deel van de Nederlanden uit.Zo groot was Boudewijns aanzien, dat hij bij de dood van de Franse koning Hendrik I(1060) voogd werd over diens minderjarige troonopvolger Filips I.Op het binnenlandse vlak heeft Boudewijn het grafelijke gezag verstevigd door het territoriale bestuur te reorganiseren (kasselrijen in plaats van gouwen) en de bevoegdheden van de kloostervoogden in te krimpen (mede door de invloed van de kerkelijke hervormingsbeweging van Richard van Saint-Vanne). Om het dunbevolkte en ongecultiveerde centrale gedeelte van zijn graafschap beter te verbinden met de rijke steden, die zich aan de kust en de Schelde ontwikkelden, legde hij een gordel van nieuwe steden aan in Binnen-Vlaanderen: Torhout, Ieper, Mesen, Rijsel, Kassel en Ariën. Deze nieuwe stichtingen werden hoofdplaats van een kasselrij en kregen een jaarmarkt om de kooplieden aan te trekken.Boudewijn V overleed op 1 september 1067 en werd begraven in de Sint-Pietersabdij (Gent). Na zijn dood trok zijn weduwe Adela zich als non terug in een klooster te Mesen, waar zij in 1079 overleed.
Boudewijn en Adela van Mesen (van Frankrijk), gehuwd in 1028, kregen de volgende kinderen:

  • Boudewijn VI van Vlaanderen (Volgt 8a)
  • Mathilde van Vlaanderen         (Volgt 8b)
  • Robrecht I van Vlaanderen      (Volgt 8c)
  • Alix van Vlaanderen                 (Volgt 8d)

 

Boudewijn VI van Vlaanderen

Boudewijn VI van Vlaanderen

8a.  Boudewijn VI van Vlaanderen, ook wel Boudewijn van Hasnon (geboren ca. 1030 – overleden abdij van Hasnon, 17 juli 1070) was vanaf 1067 als (Boudewijn VI van Vlaanderen) graaf van Vlaanderen. Vanaf 1051 was hij als (Boudewijn I van Henegouwen) reeds graaf van Henegouwen (Zie verder Graven van Henegouwen nr. 8a) .
Boudewijn was de zoon van Boudewijn V en Adela van Mesen. Een deel van zijn jeugd leefde hij als gijzelaar aan het hof van keizer Hendrik III. In 1045 benoemde deze keizer hem tot markgraaf van Antwerpen, maar omdat zijn vader de opstandige hertog Godfried II van Lotharingen bleef steunen verloor hij deze titel in 1050.
In 1051 trad hij onder druk van zijn vader (en in strijd met het canoniek recht) in het huwelijk met zijn achternicht (5e graad), Richilde van Henegouwen, weduwe van de recentelijk overleden graaf Herman van Bergen. Dit huwelijk maakte hem tot graaf “Boudewijn I van Henegouwen”. Zijn twee stiefkinderen werden in de geestelijke stand ondergebracht opdat zij geen bedreiging zouden vormen voor zijn nakomelingen. Bovendien zijn er aanwijzingen dat stiefzoon Rogier (1066 bisschop van Châlons-en-Champagne) een lichamelijk gebrek had. Boudewijn en Richilde werden in 1052 in de ban geslagen door de prins-bisschop van Kamerijk, maar dit werd door paus Leo IX ongedaan gemaakt.
In 1054 viel keizer Hendrik III Rijks-Vlaanderen aan. Tijdens deze oorlog belegerde Boudewijn hertogFrederik van Neder-Lotharingen in Antwerpen. Toen keizer Hendrik III in 1056 overleed beëindigde regentes Agnes van Poitou de vijandelijkheden en kon Boudewijn zijn lenen in het Heilig Roomse Rijkbehouden. In 1064 herbouwde Boudewijn de abdij van Hasnon.
Toen Boudewijn na de dood van zijn vader, Boudewijn V deze in 1067 in Vlaanderen kon opvolgen, werd het graafschap Henegouwen in een personele unie met Vlaanderen verenigd. In 1068 stichtte Boudewijn Geraardsbergen. Al snel na zijn aantreden kreeg hij ernstige gezondheidsklachten. In 1070 regelde hij zijn opvolging op een hofdag in Oudenaarde.
Hij overleed en werd begraven in de abdij van Hasnon. Boudewijn is de geschiedenis ingegaan als een uitstekend bestuurder. In zowel Henegouwen als Vlaanderen werd hij opgevolgd door zijn vijftienjarige zoon Arnulf, totdat deze verslagen werd in de Slag bij Kassel (1071) en Boudewijns broer,Robrecht I de Fries de macht in Vlaanderen overnam.

Boudewijn en Richilde kregen de volgende kinderen:

  • Arnulf III de Ongelukkige (? – 22 februari 1071)
    Hij was graaf van Vlaanderen en Henegouwen van 1070 tot 1071. Hij was de oudste zoon van GraafBoudewijn VI van Vlaanderen. Tijdens zijn minderjarigheid stond hij onder de voogdij van zijn moederRichildis van Henegouwen. Zijn oom, Robrecht de Fries, zo genoemd wegens zijn huwelijk metGeertrui van Holland, de weduwe van graaf Floris I van Holland, betichtte Arnulf ervan tiranniek over Vlaanderen te regeren.
    Het kwam in 1071 tot een confrontatie in Kassel – zie slag bij Kassel (1071) – waarbij Arnulf sneuvelde. Robrecht werd vervolgens als graaf van Vlaanderen erkend door de Franse koning.
  • Boudewijn II van Henegouwen (1056 – Bithynie, 1098), graaf van Henegouwen van 1071 tot 1098(Zie verder Graven van Henegouwen nr. 9)
  • mogelijk Gilbert van Gent, gehuwd met Alice de Montfort

 

Mathilde van Vlaanderen

Mathilde van Vlaanderen

8b. Mathilde van Vlaanderen (ca. 1031 – Caen, 2 november 1083) was een dochter van Boudewijn V van Vlaanderen en van Adelheid van Frankrijk. Mathilde trouwde rond 1051 met Willem de Veroveraar (Zie: Nazaten van de Noormannen nr.6a) en werd al snel een van zijn belangrijke adviseurs. In 1059 stichtte ze de Abbaye-aux-Dames te Caen. Hun huwelijk hielp Willem niet alleen aan Vlaamse steun voor de inval in Engeland in 1066 maar ook rustte ze van eigen geld een schip uit voor de invasievloot. Met pinksteren 1068 werd ze tot koningin van Engeland gekroond in Westminster Abbey. Ze kreeg van Willem grote bezittingen in Engeland. Mathilde regeerde bij afwezigheid van Willem in zijn naam, waarbij Mathilde steeds in Engeland was als Willem in Normandië was en omgekeerd. In 1079 steunde ze haar opstandige zoon Robert Curthose tegen zijn broers en later zelfs tegen Willem, maar in 1080 wist ze een verzoening te bereiken. Ze is begraven in de Abbaye-aux-Dames. Haar dood was volgens tijdgenoten de oorzaak van Willems tirannieke bestuur in zijn laatste jaren.
Willem en Mathilde kregen de volgende kinderen:

  • -Robert Curthose, erft het hertogdom Normandië
  • Richard (ca. 1055 – 1075 of 1081), verongelukt tijdens de jacht in New Forest, begraven in de kathedraal van Winchester
  • Adelheid, verloofd met Harold Godwinson in 1064 maar niet met hem getrouwd, non in Préaux
  • Mathilde (ovl. ca. 1113), abdis van la Trinité te Caen
  • Cecilia (ovl. juli 1126/1127), abdis van la Trinité te Caen als opvolgster van Mathilde, begraven in Caen
  • Willem Rufus, erft het koninkrijk Engeland Constance (ovl. 13 augustus 1090), getrouwd met Alan IV van Bretagne, begraven in een kerk bij Redon
  • Agatha
  • Adela (Volgt Koningen van Engeland II nr. 7a)
  • Hendrik Beauclerc  (Volgt Koningen van Engeland II nr. 7b)

Robrecht de Fries

Robrecht de Fries

8c. Robrecht I van Vlaanderen,  bijgenaamd Robrecht I de Fries (ca. 1029/32 – Kasteel van Wijnendale, 13 oktober 1093) was graaf van Vlaanderen van 1071 tot aan zijn dood en regent van Holland van 1061 tot 1070 namens de minderjarige Dirk V.
Robrecht de Fries was de tweede zoon van graaf Boudewijn V van Vlaanderen en van Adela van Frankrijk. Als jonge man trok hij naar Spanje om in de gevechten tegen de Moren een eigen graafschap te verwerven, maar zonder succes. Na zijn huwelijk in 1063 met Geertruida van Saksen, weduwe van graaf Floris I van Holland (Zie: Graven van Holland nr 5.), vestigde hij zich in het toekomstige Holland (vanouds een deel van Frisia, vandaar “de Fries”) en deed ten gunste van Arnulf III de Ongelukkige, de zoon van zijn oudere broer Boudewijn VI, afstand van zijn aanspraken op het graafschap Vlaanderen. Wel erfde Robrecht na de dood van zijn vader het Land van Aalst, de Vier Ambachten en het graafschap Zeeland.
Na het overlijden van Boudewijn VI in 1070 kwam Robrecht terug op zijn afstand van Vlaanderen en greep de macht in het graafschap, ten koste van zijn neef Arnulf die de rechtmatige erfgenaam was. Arnulfs moeder, Richilde van Henegouwen, zocht in Normandië steun bij haar zwager Willem de Veroveraar, de man van haar schoonzus Mathilde van Vlaanderen. Zij hertrouwde snel met de machtige Normandische edelman Willem Fitz Osbern, de eerste graaf van Hereford (Engeland). Ook kreeg zij de steun van koning Filips I, die de belangen van zijn rechtmatige vazal verdedigde. Richildes leger werd op 22 februari 1071 in de slag bij Kassel echter verslagen. In de slag werd Arnulf gedood door de Vlaamse edelman Gerbod, die eerder nog voor Willem de Veroveraar in Engeland had gevochten.
Nauwelijks een maand na de nederlaag bij Kassel trok Richilde met een gezamenlijk Henegouws en Frans leger ten strijde tegen Robrecht de Fries. Sint-Omaars werd geplunderd en platgebrand. Robrecht was in het defensief, maar haalde toen een slimme diplomatieke zet uit. Hij had voordien in Kassel Eustaas, graaf van Boulogne, gevangengenomen. Deze was tevens de broer van Godfried, bisschop van Parijs en kanselier van Filips I. Door een goed woord van laatstgenoemde bij de Franse koning en de vrijlating van Eustaas, zag Filips I af van verdere steun aan Richilde. Robrecht de Fries verzoende zich met de Franse koning en gaf hem in 1073 zijn stiefdochter Bertha van Holland (zie:Graven van Holland III nr.6) tot vrouw.
Hij herstelde tevens zijn relatie met de paus door het bouwen (of vernieuwen) van een dertigtal kerken of kapellen, allen gewijd aan de heilige Petrus, zoals in Oostende en Brugge.
Richilde sloot een nieuw bondgenootschap met de bisschop van Luik, Godfried III met de Bult, hertog van Neder-Lotharingen, Willem I, bisschop van Utrecht, en de bisschoppen van Verdun en Kamerijk als ook de aartsbisschop van Keulen.
Robrecht besloot echter om keizer Hendrik IV te huldigen voor Rijks-Vlaanderen. In ruil daarvoor zorgde Hendrik er voor dat zijn vazallen en bisschoppen Richilde niet meer steunden. Richilde viel met haar Henegouwse leger het graafschap Vlaanderen binnen. Robrecht trok in de tegenaanval en viel plunderend Henegouwen binnen. Tenslotte verpletterde hij het kleine leger van Richilde. Bij de vrede die werd gesloten kwam Dowaai bij Vlaanderen.
Samen met zijn stiefzoon Dirk V van Holland streed hij met succes tegen het gezag van de bisschop van Utrecht. Volgens onbevestigde bronnen zouden zij beiden zelfs de hand hebben gehad in de moord (1076) op Godfried met de Bult, gespietst op een ijzeren staaf. Uiteindelijk slaagden zij erin de vroeger verloren gebieden van het graafschap Holland te heroveren. De betrekkingen met de Engelse koning Willem de Veroveraar waren na de slag bij Kassel in 1071 verre van vriendschappelijk. Willem de Veroveraar had toen een contingent Normandiërs gestuurd om Richilde te steunen in haar strijd tegen Robrecht. Robrecht steunde de aanspraken van zijn schoonzoon Knoet IV van Denemarken op de (verloren) Engelse troon. Samen waren zij van plan een vloot van 1600 schepen naar Engeland sturen. Het kwam echter niet zover; door een broedertwist tussen de twee Deense prinsen Knoet IV en Olaf. Olaf werd gevangengenomen en naar Robrecht gestuurd. Maar kort daarop, op 10 juli 1086, werd Knoet IV vermoord. Olaf I van Denemarken mocht na betaling van een aanzienlijke som losgeld naar Denemarken terugkeren. Robrecht de Fries had het plan opgevat om op pelgrimstocht naar Palestina (het “Heilige Land”) te trekken (1086–1091) (dus voor de Eerste Kruistocht). In 1086 vertrok hij vergezeld door een klein leger uit Vlaanderen. Hij liet het bestuur van het graafschap in handen van zijn zoon, de latere Robrecht II.
Robrecht de Fries verbleef twee jaar in Jeruzalem. Bij zijn terugkeer knoopte Robrecht betrekkingen aan met de Byzantijnse keizer Alexius Comnenus, aan wie hij militaire hulp verleende in diens strijd tegen de Seltsjoeken. In een gevecht reden Robert en drie van zijn metgezellen voor de hoofdmacht van het leger uit in een charge tegen troepen onder commando van Kerbogha, wiens troepen in dit gevecht door de christenen volledig uit elkaar werden geslagen.
Robrecht de Fries staat bekend om zijn binnenlandse hervormingen die hem in staat stelden met de steun van de steden het grafelijk gezag te verstevigen, ten nadele van de voorrechten van de adel en de geestelijkheid. Dit ging niet vanzelf. Arnoldus, bisschop van Soissons en latere stichter van de abdij in Oudenburg, ging in 1083 op reis door het graafschap om de vrede te herstellen tussen de graaf en de adel. Arnoldus zou sterven op 15 augustus 1087 te Oudenburg gedurende een tweede vredestocht. Robrecht de Fries voerde het ambt in van grafelijke kanselier en bevorderde de ontluikende handel.
Hij maakte van Brugge een Europees handelscentrum. Door de begrippen godsvrede en -bestand na te leven, bevorderde hij ook de vrede met naburige graafschappen. Brugge werd ook een politiek centrum en hierdoor verplaatste zich het overwicht van het meer Gallicaanse Zuiden naar het meer Dietse Noorden. Hij verbleef vaak in Brugge en bouwde ook een kasteel in Wijnendale waar hij vaak verbleef. Daarnaast verbleef hij soms ook in het kasteel van Veurne.
Robrecht en Geertruida van Saksen kreeg mogelijk zes kinderen:

  • Adela van Vlaanderen, gehuwd met Knoet IV van Denemarken, en de ouders van Karel van Vlaanderen de Goede, graaf 1119-1128.
  • Robrecht II van Vlaanderen, graaf vanaf 1093 tot 1111 (Volgt 9a)
  • Filips van Lo, vader van de bastaard Willem van Ieper (Volgt Karel de Grote nr. 13).
  • mogelijk Ogiva, abdis van Mesen
  • mogelijk Boudewijn
  • Gertrudis (Volgt 9b), in haar tweede huwelijk getrouwd met Diederik van Opper-Lotharingen, en de ouders van Diederik van de Elzas, graaf van Vlaanderen vanaf 1128 tot 1168.

Robrecht liet in Kassel in 1072 de Sint-Pieterskerk bouwen op de Terrasse du Château (het platform boven op de Kasselberg) om zijn overwinning op de Franse koning te vieren die hij het jaar voordien op de naamdag van Sint-Pieter had behaald. Robrecht werd in 1093 in een crypte onder de kerk begraven. In 1787 begon men met de afbraak van de kerk. Tijdens de Franse Revolutie werden zijn asresten opgegraven en in een goot gegooid.

Robrecht werd opgevolgd door zijn zoon, Robrecht II van Jeruzalem, aan wie hij reeds vóór zijn vertrek op pelgrimstocht gedeeltelijk het bestuur van zijn graafschap overdroeg (sinds 1080).

Uit:
Robrecht I de Fries – Wikipedia

8d. Alix van Vlaanderen
Geboren in 1039. Zij was een dochter van Boudewijn V van Vlaanderen en Adela van Frankrijk.
Zij was gehuwd met Alard van Peteghem. Geboren in 1040 te Petegem, overleden 1067 te Petegem. Zoon van Ingelbert II van Peteghem en Glismonde (Zie Heren van Peteghem nr. 3).
Zoon:

 

Robert II van Vlaanderen (Wikipedia)

Robert II van Vlaanderen (Wikipedia)

9a. Robrecht II van Vlaanderen
Ook wel Robrecht II van Jeruzalem (Robertus Hierosolimitanus)
Geboren omstreeks 1065, overleden nabij Meaux, 1/2 oktober 1111. Hij was graaf van Vlaanderen van 1093 tot aan zijn dood.

Hij was een zoon van Geertruida van Saksen  en haar tweede echtgenoot Robrecht I de Fries, graaf van Vlaanderen. Als oudste zoon uit dit tweede huwelijk had hij reeds sinds 1080, vóór zijn vaders vertrek op pelgrimstocht naar Jeruzalem, gedeeltelijk het bestuur over het graafschap in handen gekregen. Daarin voerde hij een belangrijke nieuwigheid in: het ambt van kanselier van Vlaanderen. Deze ging leiding geven aan het hele bestuursapparaat van dat moment, dat bestond uit de klerken op de grafelijke secretarie en de ontvangers van de grafelijke domeinen.

Op doortocht door Bourgondië, bij zijn terugkeer van Jeruzalem, regelde Robrecht I het huwelijk van zijn zoon. Hij bracht Clementia, dochter van graaf Willem I van Bourgondië, mee naar Vlaanderen. Hij gaf haar, wegens haar voorname positie, een aanzienlijk weduwengoed van 12 dorpen (bijna een derde van zijn graafschap). Dit weduwengoed zou later nog voor problemen zorgen bij opeenvolgende erfopvolgingen. Het huwelijk werd waarschijnlijk voltrokken in 1090.

Toen Robrecht II ook officieel graaf van Vlaanderen werd bij de dood van zijn vader in 1093, bestendigde hij diens beleid door zijn streven naar een beter en krachtiger bestuur, zowel op buitenlands als op binnenlands gebied.

Zijn huwelijk met Clementia, de zuster van de latere paus Calixtus II, buitte hij uit om zijn bondgenootschap met de paus te verstevigen. In de Investituurstrijd stelde hij zich op aan de kant van de paus.

Van 1096 tot 1100 nam Robrecht deel aan de Eerste Kruistocht. Hij sloot zich aan bij het contingent van Godfried van Bouillon. Nadat Constantinopel bereikt was, moesten de kruisvaarders een eed afleggen aan Byzantijns keizer Alexios I Komnenos om alle veroverde landen aan het Byzantijnse Rijk af te staan, Robrecht zou zonder problemen deze eed afgelegd hebben, omdat zijn vader dit ook al eens gedaan had bij Alexios, in tegenstelling tot andere kruisvaarders die er meer moeite mee hadden.

Na wat vertraging in Constantinopel, nam Robrecht deel aan het Beleg van Nicea. Na het succesvolle maar gedeeltelijk teleurstellend beleg werd de groep in tweeën gesplitst. Robrecht marcheerde met Bohemund I van Antiochië, Stefanus II van Blois, Robert Curthose en een Byzantijnse delegatie, een dag vooruit op de andere groep. Dit leger werd omsingeld door de Seltsjoeken onder leiding van Kilij Arslan I rond de vlakte van Dorylaeum op 30 juni 1097, wat zou resulteren in de Slag bij Dorylaeum. De volgende dag kwam de volgende groep aan met Raymond IV van Toulouse, Godfried van Bouillon en Hugo I van Vermandois en doorbrak de omsingeling van de Seltsjoeken, De twee groepen formeerden weer samen, met Robrecht en Raymond in het centrum, en versloegen de Turken.

Aan het einde van 1097 werd Antiochië bereikt, het Beleg van Antiochië duurde maanden. In december gingen Robrecht en Bohemund op expeditie om in de omgeving naar voedsel te zoeken. Op 30 december versloegen ze Dukak, de Seltsjoek heerser van Damascus, die op weg was om de belegerden te ondersteunen. Enkele maanden later wist Bohemund via onderhandelingen een poortwachter zo ver te krijgen om de stadspoorten te openen. Robrecht behoorde bij de eersten die de stad binnendrongen. Enkele dagen na de verovering werden de kruisvaarders zelf belegerd door Kerbogha, de atabeg van Mosoel. Op 28 juni 1098 braken de kruisvaarders de stad uit om Kerbogha te ontzetten, Robrecht en Hugo leidden daarbij de eerste zes divisies. Kerbogha werd verslagen en het moslimbolwerk van Antiochië was nu volledig in handen van de christenen. Robrecht , Bohemund, Raymond en Godfried sloegen een tijd hun kamp op in de stad, maar al gauw claimde Bohemund de stad voor zich op, net als Raymond. Maar Robrecht steunde Bohemund in dit meningsverschil.

Robrecht nam de leiding tijdens deze laatste slag bij Ashkelon, van de christenen tijdens de Eerste Kruistocht.

Het conflict duurde voort en het uiteindelijke doel van de kruistocht kwam in gevaar. Uiteindelijk verliet Raymond Antiochië en ondernam een aanval op Ma’arat al-Numan, Robrecht nam ook deel aan dit beleg. Vervolgens bood Raymond, Robrecht een bedrag van 6000 ‘sous’ om zich bij zijn leger te vervoegen. Raymond probeerde op dezelfde wijze ook andere leiders om te kopen. Robrecht weigerde en bleef achter in Antiochië, net als Godfried van Bouillon, terwijl Raymond via de kust zuidwaarts trok. In februari vertrok Robrecht en de rest van kruisvaarders toch naar Jeruzalem via een andere route. Ze ontmoetten Raymond weer bij het beleg van Arqa. Vervolgens werd Jeruzalem veroverd op 15 juli 1099. Robrecht steunde Godfried in zijn kandidatuur als koning van Jeruzalem tegenover Raymond. Op 9 augustus marcheerden Robrecht en Godfried een leger uit het kalifaat van de Fatimiden tegemoet, die de stad Jeruzalem wilde ontzetten. Dit leger werd geleid door de vizier Al-Afdal Shahanshah en het kwam op 12 augustus 1099 tot een gevechtsoffensief bij de Slag bij Ascalon waarbij de kruisvaarders zegevierden. Er kwam weer een dispuut over wie de heerser van Ashkelon zou worden. Robrecht steunde dit keer niemand in dit dispuut.

Robrecht II werd een van de belangrijkste figuren en onderscheidde zich bij verschillende belegeringen. Hij stond bekend als een wreed veroveraar die graag meedeed aan de moorden en plunderingen in het veroverde Jeruzalem. Deze kruistocht bezorgde hem de titel ‘Robrecht van Jeruzalem, bevrijder van het H. Graf’. Aan het einde van augustus 1099 keerde Robrecht terug naar huis, met in zijn gezelschap Robert Curthose en Raymond van Toulouse. Ze veroverden de Syrische havenplaats Latakia en droegen het over aan de Byzantijnse keizer. Raymond verbleef er een tijdje, maar Robrecht en Robert namen de boot naar Constantinopel. Keizer Alexios vroeg om bij hem in dienst te blijven, Robrecht weigerde en mocht een reliek (de arm van St.-Joris) mee nemen naar huis. Hij plaatste dit reliek in de kerk van de abdij van Anchin (te Pecquencourt, nabij Dowaai. Vervolgens bouwde hij de Sint-Andriesabdij in Zevenkerke nabij Brugge.

Graaf Robrecht II  overleed te Meaux (of te Chelles?) aan de verwondingen opgelopen toen hij, na een zware val van zijn paard, vertrapt werd door de paarden van zijn vluchtende troepen. Dit gebeurde tijdens een expeditie van koning Lodewijk VI van Frankrijk, die hij als vazal vergezelde, gericht tegen graaf Theobald IV van Blois, een neef en bondgenoot van de Engelse koning.

Hij werd begraven (waarschijnlijk op 6 oktober 1111) in de Sint-Vaastabdij van Atrecht, in aanwezigheid van de Franse koning en veel edelen.

Hij werd opgevolgd door zijn zoon, Boudewijn VII met de Bijl.

Robrecht II van Vlaanderen was gehuwd met  Clementia van Bourgondië, Dochter van Willem I de Grote van Bourgondië (Zie Graven van Bourgondië nr. 3).

Robert en Clementia kregen de volgende kinderen:

  • Boudewijn (VII) (1093-1119) Boudewijn overleed kinderloos, zodat het Vlaamse gravenhuis der Boudewijnen in rechtstreekse mannelijke lijn uitstierf. Kort vóór zijn dood wees hij zijn neef prins Karel van Denemarken (Karel de Goede) aan als zijn troonopvolger.
  • Willem (1094-1109)
  • Filips (1095?-?) (waarschijnlijk jong gestorven)
  • mogelijk: Rosamunda van Vlaanderen (1099 – 1158), gehuwd met Berwout II van Egmont (Zie Heren van Egmont nr. 8)
Bronvermeldigen:
Robrecht II van Jeruzalem – Wikipedia
Voorouders en nazaten van Robrecht van Vlaanderen II (1065-1111) » Genealogie Online

Gertrudis van Vlaanderen

9b. Gertrudis van Vlaanderen (ca. 1080-1117) was een dochter van Robrecht de Fries, graaf van Vlaanderen, en van Geertruida van Saksen.
Zij werd de echtgenote van Hendrik III van Leuven. In een eigentijdse genealogie worden Hendrik III vier (naamloze) dochters toegeschreven. Twee van hen werden historiografisch geïdentificeerd met:

  • Adelheid, gehuwd met haar stiefbroer hertog Simon I van Lotharingen
  • Gertrudis, mogelijk gehuwd met Lambert, graaf van Montaigu en Clermont.

Weduwe geworden, hertrouwde Gertrudis in 1096 met hertog Diederik II van Lotharingen († 1115) en werd zij de moeder van de volgende kinderen:

  • Diederik van de Elzas, graaf van Vlaanderen vanaf 1128 (Volgt 10)
  • mogelijk Gerard
  • Hendrik (ovl. 6 juni 1165), 1126 bisschop van Toul, deelnemer aan de tweede kruistocht met koning Koenraad III van Hohenstaufen, begraven in de kathedraal van Toul
  • Boudewijn
  • Ermengarde, getrouwd met Bernard van Briançon
  • mogelijk Gisela, eerst getrouwd met de graaf van Tecklenburg, daarna met Frederik van de Saargau.

Diederik van de Elzas


10. 
Diederik (of Dirk) van de Elzas (ca. 1100 – Grevelingen, 4 januari 1168) was graaf van Vlaanderen van 1128 tot aan zijn dood. Hij was een zoon van hertog Diederik II van Lotharingen en Gertrudis van Vlaanderen, dochter van graaf Robrecht I van Vlaanderen.
Als kleinzoon van graaf Robrecht I de Fries kon hij na de moord op Karel de Goede in 1127 via zijn moeder Gertrudis rechten doen gelden op de troon van Vlaanderen. Koning Lodewijk VI had echter Willem Clito, eveneens in de moederlijke lijn afstammend van de Vlaamse graven, als graaf benoemd.
Dit was tegen de zin van de Vlaamse steden en van de pro-keizer gezinde adelsfractie in Vlaanderen. Gent, Brugge, Rijsel en Sint-Omaars, en een aantal edelen vroegen Diederik, toen heer van Bitche, om graaf van Vlaanderen te worden. Er ontstond een strijd tussen Willem en Diederik. Lodewijk liet Diederik excommuniceren en belegerde hem in Rijsel. De Franse koning moest zich echter terugtrekken toen bleek dat Diederik de steun van Hendrik I van Engeland had. In 1128 leed Diederik nederlagen bij Tielt en Oostkamp en moest hij vluchten, eerst naar Brugge en daarna naar Aalst. Willem belegerde de stad maar werd op 27 juli dood in zijn tent aangetroffen. Dit werd door beide partijen als een teken gezien dat Diederik de rechtmatige graaf was, en er werd vrede gesloten.
In 1132 huldigde Diederik Lodewijk als zijn koning, in ruil voor zijn steun tegen de aanspraken vanBoudewijn IV van Henegouwen. In de strijd tussen Frankrijk en Engeland probeerde hij een neutrale positie te bewaren, hetgeen de Vlaamse handel ten goede kwam. Onder zijn bewind konden de steden zich ontwikkelen en werden de instellingen organisatorisch hervormd.

In 1139 bezocht Diederik Jeruzalem en trouwde daar met Sybille van Anjou, welke eerder getrouwd was met Willem Clito. Sybille was een dochter van Fulco V van Anjou (Zie Graven van Anjou nr. 11), koning van Jeruzalem. Hij leidde een succesvolle expeditie naar Panias en nam deel aan de invasie van Gilead (het gebied ten oosten van de Jordaan). In datzelfde jaar keerde hij terug naar huis om Godfried II van Leuven bij te staan in de Grimbergse Oorlogen.

Diederik nam deel aan de Tweede Kruistocht. Hij gaf leiding aan de oversteek van de Meander en vocht mee in een veldslag bij Konya. Diederik nam deel aan het beraad waarin werd besloten om Damascus aan te vallen, tegen de zin van de lokale kruisvaarders die aanvoerden dat ze altijd in vrede met Damascus hadden geleefd. Diederik eiste de stad op als hoofdstad voor zijn eigen kruisvaardersstaat en werd daarin gesteund door zijn zwager Boudewijn III van Jeruzalem, Lodewijk VII van Frankrijk en Koenraad III van Hohenstaufen – zeer tegen de zin van de leiders van de kruisvaardersstaten. Door onderlinge verdeeldheid van de kruivaarders liep het beleg na vier dagen al uit op een mislukking en trokken de kruisvaarders zich terug op Jeruzalem. In 1150 keerde hij terug naar Vlaanderen. Boudewijn van Henegouwen probeerde namelijk om Vlaanderen te veroveren maar Sybille (die als regentes was achtergebleven) wist hem te weerstaan en liet ook plundertochten in Henegouwen uitvoeren. Het volgende jaar sloot Diederik vrede met Boudewijn, met de afspraak dat hun kinderen, Margaretha en Boudewijn V van Henegouwen zouden trouwen.

In 1156 trok Diederik voor de derde maal naar het Heilige Land. Ditmaal nam hij Sybille mee, en liet zijn zoon Filips van de Elzas achter als regent. Diederik nam deel aan het beleg van Shaizar, dat mislukte toen hij ruzie kreeg met Reinoud van Châtillon over de vraag wie de vesting zou bezitten als die was veroverd. In 1159 keerde Diederik terug naar Vlaanderen maar Sybille bleef achter en trad in een klooster. Diederik liet Filips een belangrijk aandeel houden in het bestuur. In 1164 trok hij een vierde maal naar het Heilige Land en bezocht samen met Amalrik I van Jeruzalem de steden Antiochië en Tripoli. Na zijn thuiskomst in 1166 zegelde hij met een dadelpalm.

Diederik zou het relikwie van het Heilig Bloed hebben meegenomen van zijn reizen. Hij werd begraven in de abdij van Waten.

Sommige bronnen vermelden dat Diederik in zijn eerste huwelijk zou zijn getrouwd met de weduwe van Karel de Goede, Margaretha van Clermont. Dit is echter vrijwel zeker niet het geval. Van zijn eerste vrouw is bekend dat ze Swanhilde heette, dat ze op 4 september 1132 is overleden, en dat Diederik en zij in een te nauwe bloedverwantschap stonden. Diederik en Swanhilde kregen een dochter: Lauretta.

Diederik en Sybille hadden de volgende kinderen:

  • Boudewijn, overleden voor 1154
  • Filips, graaf van 1168 tot 1191
  • Mattheüs (Volgt 11a)
  • Pieter (-1176), proost van Brugge en Sint-Omaars, bisschop van Kamerijk, gaf zijn kerkelijke functies op om te trouwen met Mathilde, de weduwe van Gwijde van Nevers en werd zo graaf van Nevers. Hij kreeg een dochter Sybille die trouwde met Robert van Wavrin, seneschalk van Frankrijk.
  • Gertrude (-1186), gehuwd met Humbert III van Savoye en daarna met Hugo III van Oisy.
  • Margaretha (Volg 11b), gravin van Vlaanderen 1191-1194, gehuwd in 1169 met graaf Boudewijn V van Henegouwen, moeder van Boudewijn I van Constantinopel graaf van 1194-1205
  • Matilda (ovl. 24 maart ca. 1194), 1187 abdis van Fontevraud

Diederik had daarnaast drie buitenechtelijke kinderen:

  • Gerard (ovl. 1206), provoost van Brugge, kanselier van Vlaanderen, lid van de raad van regenten in 1202.
  • Willem Bron (ovl. voor 1167), getrouwd met Christiana, ze hadden een zoon die ook Willem Bron heette.
  • Conon

11a. Mattheus van de Elzas
Geboren circa 1138, overleden bij Driencourt op 25 juli 1173. Hij was door huwelijk graaf van Boulogne.
Mattheüs was een zoon van de graaf van Vlaanderen, Diederik van de Elzas en Sybilla van Anjou. Hij trouwde in 1160 met Maria van Boulogne (Zie Graven van Boulogne nr. 11), erfgename van het graafschap Boulogne en uitgestrekte bezittingen in Engeland sinds de dood van haar laatste broer in 1159. Dit huwelijk werd gearrangeerd door Hendrik II van Engeland, en niemand trok zich er iets van aan dat Maria in 1159 abdis was van de abdij van Romsey. In 1162 vroeg Mattheüs aan de paus om een bisschop aan te stellen in Boulogne. De paus weigerde en in de volgende ruzie excommuniceerde de paus Mattheüs en Maria, met als grond dat hun huwelijk niet geldig was omdat Maria als non geestelijke geloften had afgelegd die ze nu niet meer trouw was. Aanvankelijk trok niemand hier zich veel van aan en Mattheüs nam in 1166 deel aan een Vlaamse expeditie tegen Holland. Maar in 1168 volgde een interdict voor het graafschap Boulogne. In 1170 werd er met hulp van keizer Frederik I van Hohenstaufen een regeling getroffen waarbij Mattheüs en Maria scheidden en de excommunicatie werd opgeheven. Maria trad weer in het klooster en Mattheüs mocht het graafschap Boulogne behouden.

Mattheüs was een trouw volgeling van koning Hendrik II en ontving van hem grote goederen in Normandië en Engeland. Hij gaf stadsrechten aan Calais. Mattheüs overleed aan verwondingen door een kruisboog, tijdens het beleg van Dri(e)ncourt (Neufchâtel-en-Bray).

Mattheüs en Maria kregen de volgende kinderen:

  • Ida van Boulogne, erfgename van Boulogne
  • Mathilde van Boulogne (Volgt Graven van Boulogne nr. 12)

Mattheüs hertrouwde met Eleonora van Vermandois, zij kregen een dochter die jong overleed.

 

Margaretha van de Elzas11b. Margaretha van de Elzas (1145 – Brugge, 15 november 1194) was gravin van Vlaanderen van 1191 tot 1194.
Zij was de dochter van de Vlaamse graaf Diederik van de Elzas en zuster van zijn opvolger Filips van de Elzas. In 1160 was zij in het huwelijk getreden met Roland II van Vermandois maar omdat bleek dat hij lepra had is het huwelijk niet geconsumeerd en is het paar gescheiden. In 1169 trouwde ze met Boudewijn V, erfgenaam van Henegouwen en Namen.
Na de dood van haar kinderloze broer Filips werd Margaretha in 1191 erfgename van Vlaanderen, zodat zij en Boudewijn (als Boudewijn VIII van Vlaanderen) samen gravin en graaf van Vlaanderen werden, echter voor korte tijd, omdat zij reeds in 1194 overleed, waarna haar echtgenoot afstand deed van Vlaanderen ten voordele van hun zoon Boudewijn (IX). Ze is begraven in de Sint-Donaaskathedraal te Brugge.Margaretha en Boudewijn kregen de volgende kinderen:

  • Isabella van Henegouwen, koningin van Frankrijk, gravin van Valencijn (Volgt Graven van Henegouwen nr. 13a)
  • Boudewijn (IX), graaf van Vlaanderen en Henegouwen, keizer van het Latijnse Keizerrijk (Volgt Graven van Henegouwen nr. 13b).
  • Yolande, gehuwd met Peter II van Courtenay, keizer het Latijnse Keizerrijk na Hendrik
  • Filips, markgraaf van Namen
  • Hendrik, keizer van het Latijnse Keizerrijk, als opvolger van Boudewijn
  • Sibylle (1179-9 januari 1217), gehuwd met Guichard IV, heer van Beaujeu (-1216)
  • Eustatius (ovl. na 1217), legeraanvoerder van Hendrik in het Latijnse Keizerrijk, gehuwd met Angelina, dochter van Michaël I Komnenos Doukas, heer van Epirus.

 

Links:
Oud Verhaal van Vlaanderen
Wikipedia – Lijst Graven van Vlaanderen
Graven van Vlaanderen
Literatuur:
Graven van Vlaanderen – Gerben Graddesz Hellinga

Zie ook:

Stamreeks Karel de Grote (XXIII)

facebook

© 18 februari 2015, laatst bijgewerkt op 11 april 2023