Heerlijkheid Rhoon

 

Rhoon is van oorsprong een heerlijkheid. Vanaf 1683 waren leden van de familie Bentinck leenheer of ambachtsheer, totdat de heerlijkheid in 1830 in het bezit kwam van Anthony van Hoboken, reder en koopman te Rotterdam.

Wat het ontstaan van Rhoon betreft, verwijst men op talrijke plaatsen in de literatuur naar 1199, het jaar waarin Biggo van Duiveland een plaat in de Oude Maas met het recht van aanwas in leen ontvangt van Dirk VII, graaf van Holland.  Biggo van Duyvelant liet een kasteel bouwen dat tijdens de Sint-Elisabethsvloed van 1421 werd verwoest; dit is vervangen door het huidige Kasteel van Rhoon. Kasteel van Rhoon was officieel een ridderhofstad en kwam zodoende vaak in andere handen terecht. Toen in 1683 Heer Pieter van Duyvelant van Rooden de ridderhofstad verkocht, betekende dit het einde van de lijn Van Duyveland.

In 1299 verheft graaf Jan I het ambacht Roden tot een hoge heerlijkheid. Hieraan was een aantal heerlijke rechten verbonden, waarvan de lage en hoge jurisdictie de belangrijkste zijn. Dit hield in dat er een eigen bestuur, rechtspraak en wetgeving gold binnen de grenzen van de heerlijkheid. Haar bezitter droeg de titel van vrijheer en bezat het recht om baljuw, leenmannen, schout, schepenen, dijkgraaf, heemraden, secretaris en bode te benoemen. Niemand mocht zich binnen het rechtsgebied ‘met de woon’ vestigen zonder toestemming van de vrijheer.

De lage jurisdictie werd uitgeoefend door schout en schepenen, d.w.z. dat zij als lage vierschaar de kleine overtredingen bestraften. De hoge jurisdictie was de taak van de baljuw en leenmannen, (met secretaris en bode), die hun vierschaar spanden op het slot te Rhoon in een zaal welke de naam ‘criminele vierschaar’ droeg. Dit college berechtte lijfstraffelijke zaken en halsmisdaden (=halsrecht). De vrijheer moest zorgen voor een gevangenis en een gerechtsplaats voor openbare lijfstraffen. Na 1720 zijn er geen publieke straffen meer uitgevoerd. Het bestuur van de afzonderlijke polders was opgedragen aan een dijkgraaf en heemraden.

In Rhoon bezat de heer tevens het patronaatsrecht. Dit van oorsprong canonieke recht was eigendom van elke kerkstichter of diegene, die het terrein voor de kerk en het kerkhof beschikbaar had gesteld, de kerkbouw had bekostigd en een pastoriefonds en kerkfabriek had gesticht. De eigenaar had het recht om de pastoor of predikant aan te wijzen en voor benoeming voor te dragen. Later werd dit uitgebreid met het recht om een ambt te begeven (collatierecht). De begrippen collatie- en patronaatsrecht omvatten dan zowel het recht van presentatie als van benoeming. In 1922 zijn de patronaats- of collatierechten, die nog in handen berustten van particulieren, afgeschaft in de Grondwet.

Het geslacht van Duiveland heeft bijna vijf eeuwen de toon aangegeven in Rhoon. Van het slot wordt vermeld, dat het in 1432 gebouwd werd in de plaats van een oud kasteel, dat tengevolge van de St. Elisabethsvloed in 1421 zwaar was geteisterd. De heren van Rhoon hebben in de Bourgondische tijd hun heerlijke rechten behouden. Als trouwe katholieken bleven ze beschermheer van de Roomskatholieke kerk en godsdienst. Hoewel de kerk na de Hervorming in protestantse handen geraakte, bleven het patronaatsrecht en het familiegraf gehandhaafd. Zo ook de katholieke eredienst. Vanaf 1620 oefenden jezuïtenpaters als slotkapelaan katholieke erediensten uit op het kasteel, onder bescherming van de heren van Rhoon en Valkenstein, die katholiek gebleven waren. Kritiek op deze situatie kwam vooral van de kant van de classis. Men klaagde over de vergaderingen van de paapsgezinden die ‘superstitien en afgoderijen plegen’. Als reactie hierop en om de ‘stouticheijt van de papisten’ tegen te gaan, werden plakkaten uitgevaardigd, die weinig effect sorteerden. Met de komst van de protestantse familie Bentinck in 1683 kwam hieraan een einde. De Rooms-Katholieken beschikten over middelen cm een eigen kerk te bouwen, de huidige Willibrorduskerk.

Tijdens de laatste heren van het geslacht Van Duiveland braken financieel zware tijden aan. Het was Pieter VIII, die zich in 1676 tot de Staten van Holland moest richten met een ‘request Lot mainteneering onser adelijck oude familie, die jegenswoordich in deser swaere tijden’ geen kans meer zag het hoofd boven water te houden. Zijn zoon Pieter IX, reeds heer van Pendrecht, was uiteindelijk in 1683 genoodzaakt de heerlijkheden Rhoon en Pendrecht te verkopen aan Hans Willem Bentinck, heer van Drimmelen. Deze was een gunsteling van stadhouder Willem III, die dan ook persoonlijk borg stond voor de koopsom van fl. 145.000. Bovendien verhief de stadhouder in 1689 Bentinck tot Graaf van Portland. Tot 1830 bleef de heerlijkheid in het bezit van de familie Bentinck, die het kasteel niet permanent bewoonde. In dat jaar waren de financiële omstandigheden dermate bedroevend geworden, dat de heerlijkheden Rhoon en Pendrecht met inbegrip van alle rechten en bezittingen verkocht werden aan de Rotterdamse koopman en reder Anthony van Hoboken. In 1913 stierf de laatste Heer van Rhoon en Pendrecht, Edward van Hoboken. In 1916 werd de heerlijkheid omgezet in de NV ‘ter Exploitatie van Onroerende Goederen, Rhoon, Pendrecht en Cortgene‘.

 

Bronvermeldingen:
Stadsarchief Rotterdam/Rhoon

oudheidkamerrhoonpoortugaal.nl – geschiedenis van Rhoon en het kasteel

Het wapen van Rhoon werd op 24 juli 1816 door de Hoge Raad van Adel in gebruik bevestigd bij de Zuid-Hollandse gemeente Rhoon. De gemeente werd in 1985 opgeheven om in de fusiegemeente Albrandswaard op te gaan.

In het jaar 1200 werd de plaats Rhoon gesticht, het gebied rondom Rhoon werd ook aan Biggo van Duyveland beleend door Dirk VII van Holland. Van Duyveland liet het gebied rond Rhoon, een zandplaat, bedijken en stichtte de heerlijkheid Rhoeden. In 1432 werd er in het dorp een kasteel gebouwd. De heerlijkheid bleef tot 1683 in het bezit van de familie Van Duyveland.Het uiteindelijke wapen van Rhoon is afgeleid van het wapen van de familie Van Duyveland, net als dat van DuivelandHet wapen werd op 24 juli 1816 erkend als het wapen van Rhoon en bleef tot 24 juli 1985 in ongewijzigde vorm in gebruik. Het wapen wordt sindsdien in aangepaste vorm gebruikt in het wapen van Albrandswaard. Opmerkelijk is dat de tekening in het wapenregister bij de Hoge Raad van Adel het wapen foutief in de rijkskleuren blauw en goud weergeeft. In potlood staat hierover een kanttekening in het register.
Het wapen kreeg van de Hoge Raad van Adel de volgende blazoenering mee:
“Gegeerd van goud en keel van 5 stukken.” Het schild is doormidden gedeeld door middel van driehoeken die van links naar rechts gaan en andersom. De driehoeken aan de rechterzijde, voor de kijker links, zijn goud en die aan de andere zijde zijn rood. In de blazoenering staat niet dat het schild gedekt wordt door een oud model gravenkroon bestaande uit 9 parels op steeltjes.
Bron: Wikipedia – Wapen van Rhoon

Zie ook:

Kasteel van Rhoon

Rhoon

Heren van Rhoon

facebook

© oktober 2017, laatst bijgewerkt op 10 juni 2023