Baronie van Breda

De baronie Breda (meestal Baronie van Breda, Frans baronnie de Breda) is een historisch land(rechtsgebied) rond de stad Breda, dat in bezit was van de heren van Breda. In 1339 werd de edelman Jan I van Polanen pandheer van Breda, samen met zijn zoon Jan II van Polanen. In 1350 verkocht Jan III van Brabant de heerlijkheid voor 43.000 florijnen aan Jan II van Polanen en werd het gebied een vrije en tevens hoge heerlijkheid. Zij vormde niet de enige, maar was vanaf de zestiende eeuw in formele zin wel de belangrijkste en bekendste baronie in de Nederlanden, zeker nadat de zuster-baronie Bergen op Zoom in 1533 tot een markgraafschap (markizaat) was verheven.

 

In de praktijk echter is de heerlijkheid Breda nooit specifiek een baronie geweest. Vanaf 1403 waren graven van Nassau er heer, al werden zij daar geen baron genoemd. Zij resideerden er ook, zodat men ook spreekt van het huis Nassau-Breda. Aangezien de heerlijkheid Breda een zogenoemde hoge heerlijkheid was, waar de heer ook rechtsprekende macht had, kon deze heerlijkheid later, net als alle andere hoge heerlijkheden, baronie worden genoemd. Het bezit van een hoge heerlijkheid was van belang juist omdat het de titel van vrijheer of vrijvrouwe verleende aan de eigenaar of eigenares. De leenman of heer werd daarmee wat later baron genoemd zou worden. Deze situatie gold voor het Bredase huis Van Polanen vanaf 1350. Met ’terugwerkende’ kracht zou men ook de hoge edelman Jan IV van Nassau, zoon en opvolger van het echtpaar Engelbert I van Nassau en Johanna van Polanen, nog wel een baron van Breda (1442-1475) kunnen noemen, maar hij was al een graaf van Nassau. Via de eveneens Bredase Nassau René van Chalon kwam de heerlijkheid in 1538 als erfelijk bezit aan de erfopvolger uit het huis Nassau-Dillenburg, die sindsdien een prinsentitel prins van Oranje voerde. De lagere titel ‘Baron van Breda’ is in de praktijk dus niet of nauwelijks gevoerd, al behoort zij ten volle tot de officiële titels van de koning(inn)en uit het huis Oranje-Nassau. De ‘Oranjes’ stelden een slotvoogd (gouverneur) aan. De naam ‘Baronie van Breda’ is dus nauwelijks historisch. Later, in de negentiende eeuw, heeft men getracht dit begrip met terugwerkende kracht ingang te doen vinden.

Het historisch land van Breda, later ook baronie genoemd, grensde in het oosten en zuiden aan het kwartier van Oisterwijk van de meierij van ‘s-Hertogenbosch, in het zuiden aan het Land van Hoogstraten, in het westen aan het Land van Rijen en aan Oudenbosch en in het noorden aan het baljuwschap Zuid-Holland. Ook de huidige gemeente Oosterhout maakte dus deel uit van dit Land.
De geschiedenis van het Land van Breda begint in 1125 toen de naam Breda voor het eerst vermeld werd. Enkele decennia later werd het Kasteel van Breda gebouwd en vangt de reeks Heren van Breda aan. Het land van Breda werd het centrum van een groot gebied. Aanvankelijk opereerden de heren van Breda betrekkelijk zelfstandig. Daaraan kwam een einde toen graaf Dirk VII van Holland aanspraken op Breda maakte. Daarop riep de heer van Breda de steun in van hertog Hendrik I van Brabant. Aldus werd het Land van Breda een leen van het hertogdom Brabant. In 1200 resulteerde dit alles in een verdrag, waarbij de graaf van Holland afstand deed van het Land van Breda.
In 1287 werd de heerlijkheid Breda verdeeld tussen de nakomelingen van de twee dochters van Godevaard II van Schoten (overleden in 1216):
  • de nakomelingen van Sophia van Breda, die gehuwd was met Raso VI van Gavere, kregen het land van Breda
  • de nakomelingen van Beatrix, die gehuwd was met Arnold II van Wesemaele, kregen Bergen op Zoom, het latere markizaat.

In 1327 werd de heerlijkheid uit geldnood verkocht aan het hertogdom Brabant door Gerard van Raseghem. Isabella van Schoten, de erfgename van de heerlijkheid Breda, protesteerde samen met haar zusters tegen deze verkoop. Filips VI van Frankrijk werd in 1334 aangesteld als scheidsrechter en de koop werd ongedaan gemaakt.

Willem van Duivenvoorde, een halfbroer van Jan I van Polanen, verwierf in 1322 de heerlijkheid Strijen, waardoor hij ook de daarbij behorende goederen en bezittingen in erfelijk bezit kreeg. In 1342 werd het pandschap gekocht van de dorpen Baarle, Alphen, Gilze en Ulvenhout. Willem werd daardoor een leenman van de hertog van Brabant. Deze verkeerde steeds in geldnood en had de heerlijkheid in 1339 als onderpand overgedaan aan Jan I van Polanen.  Bij de Slag bij Kassel in 1328 vocht Jan van Polanen aan de zijde van de graaf van Vlaanderen, Lodewijk II van Nevers. Het jaar daarop werd hij tot ridder geslagen en begon hij zijn bestuurlijke loopbaan.

Jans zoon, Jan II van Polanen, versterkte het kasteel van Breda met een gracht en hoektorens. Hij liet ook een stadsmuur om Breda bouwen. Het kasteel vormde het bolwerk in de stadsverdediging.

In 1403 kregen de graven van Nassau het gebied in hun bezit. Jan III van Polanen was onder meer heer van Breda, en in 1403 huwde Engelbrecht I van Nassau met Johanna van Polanen, de enige dochter van Jan III. Zo verkreeg Engelbrecht de titel heer van Breda. Uiteindelijk erfde Willem van Oranje de heerlijkheid; dat verklaart de verbondenheid van de Nassaus met Breda.

De baronie werd in 1795 opgeheven, en verviel toen aan Bataafs-Brabant, een onderdeel van de Bataafse Republiek. De naam Baronie wordt daarna topografisch, ook thans af en toe nog wel, gebruikt voor de streek rondom Breda. Koning Willem-Alexander voert evenwel onder veel andere titels als twaalfde nog de middelhoge titel Baron van Breda.

 

Uit: Wikipedia – Baronie van Breda

Terug naar:

http://johnooms.nl/heerlijkheden/

  facebook       

© 12 april 2018