Uit het huis van de graven van Holland
XII-10. Margaretha van Holland
Geboren 1167 – overleden na 1203. Dochter van Floris III van Holland (Zie Graven van Holland I nr. 9a) en Ada van Schotland (Zie Koningen van Schotland nr. 13).
Zij huwde in 1182 met Diederik IV van Kleef (± 1165 – 1198). Hij was een zoon van graaf Diederik IV van Kleef (Zie Graven van KLeef nr. 6) en Adelheid van Sulzbach.
Hij volgde zijn vader op als graaf van Kleef.
Zoon:
- Diederik V van Kleef (Volgt XII-10)
XII-10. Diederik V van Kleef
Geboren 1185 – geboren 1260. Hij was de oudste zoon van graaf Diederik IV van Kleef en Margaretha van Holland. Rond 1198 volgde hij als minderjarige zijn vader op als graaf van Kleef en werd de echte stichter van de staat Kleef. Diederik bevorderde de nederzettingen en stichtte vele gemeenten en steden, zoals Kleef, Kalkar enWesel. In de Loonse oorlog koos hij in 1203 partij voor zijn nicht Ada. Hij stelde zich op als een trouw aanhanger van de keizer Frederik II. In de Vlaams-Henegouwse Successieoorlog van 1248, koos hij partij tegen het Huis Dampierre en verwierf zo Gehlen, Castrop, Mengede, Hülchrat, het bosgraafschap Wesel en de voogdij van Willibrord in Wesel en Dinslaken en verstevigde zijn positie aan de Beneden-Rijn.
Diederik was gehuwd met:
- Mathilde van Dinslaken (-1224), erfgename van Dinslaken
- Hedwig van Meißen (-1249), dochter van markgraaf Diederik van Meißen
en werd vader van:
- Diederik (1214-1245), graaf van Dinslaken
- Margaretha (-1251), die in 1241 huwde met graaf Otto II van Gelre (-1271)
- Diederik VI van Kleef (-1275) (Volgt XII-11)
- Graaf Diederik van Saarbrücken (-1277)
- Jutta (-1275), gehuwd met graaf Walram V van Berg-Limburg
- Agnes , die huwde met Bernhard IV van Lippe (-1275) en met graaf Rudolf II van Diepholz (-1303)
- Everhard.
XII-11. Diederik VI van Kleef
Overleden 1275. Hij was een zoon van graaf Diederik V van Kleef en diens tweede echtgenote Hedwig van Meißen.
In 1245 volgde hij zijn overleden stiefbroer Diederik op als graaf van Dinslaken en in 1260 zijn vader als graaf van Kleef. Zoals zijn voorgangers leefde hij op gespannen voet met de aartsbisschoppen van Keulen en de graven van Berg, Holland en Gelre. Hij zette ook de nederzettingspolitiek en de stedenpolitiek van zijn voorganger voort en verwierf onder meer Saffenberg en Kervenheim.
Diederik was gehuwd met Adelheid van Heinsberg, dochter van graaf Hendrik van Heinsberg, en erfgename van Hülchrath en de helft van Kervenheim, en werd vader van:
- Mechtildis, die huwde met Hendrik I van Hessen (1244-1308)
- Diederik (1258-), proost in Xanten
- Diederik VII van Kleef (-1305) (Volgt XII-12)
- Diederik, graaf van Hülchrath
XII-12. Diederik VII van Kleef
Geboren ± 1257 – overleden 28 september 1305
Gehuwd met Margaretha van Gelre, dochter van Otto II van Gelre (Zie Graven van Gelre nr. 9) en Philippa van Dammartin.
Kind(eren):
- Otto van Kleef ± 1272-± 1311 (Volgt XII-13)
- Diederik
XII-13. Otto van Kleef
Geboren 1278 – 1310. Zoon van graaf Diederik VII van Kleef en Margaretha van Gelre.
In 1305 volgde hij zijn vader op als graaf van Kleef, maar hij stierf al in 1310, zonder mannelijke erfgenaam. Hij werd opgevolgd door zijn broer Diederik.
Otto was gehuwd met:
- Adelheid van der Marck, dochter van graaf Engelbert I van Mark
- Mechtildis van Virneburg, in 1308, dochter van Robert Ruprecht II van Virneburg en Cunigunde van Cuijk
Hij werd uit het tweede huwelijk vader van:
- Irmgard (-1362)(Volgt XII-14)
–
XII-14. Irmgard van Kleef
Geboren in 1307 – overleden in 1362
Zij huwde 1e met graaf Adolf II van Mark, van wie zij scheidde.
Zij huwde 2e met Jan IV van Arkel (-1355). Hij was een zoon van Jan III van Arkel en Mabelia van Voorne.
Hij was heer van Arkel vanaf 1326 tot zijn dood.
Kinderen:
- Machteld (1330-1381), huwde Willem V van Horne, heer van Altena
- Jan (1352†)
- Otto (Volgt XII-15a)
- Elizabeth (1365-1407), huwde Borre van Haamstede
Verder had hij vier bastaard kinderen:
- Jan van Kervenem
- Jan van der Donk (ridder 1364)
- Jan van Wolferen
- Goedeken de Bastaard van Arkel (Volgt XII-15b)
–
XII-15a. Otto van Arkel
Geboren ca.1330 – overleden 26 maart of 1 april 1396. Hij was heer van Arkel van 6 mei 1360 tot zijn dood.
Hij was een zoon van Jan IV van Arkel en Irmengarde van Kleef. Otto was oorspronkelijk tweede in lijn van opvolging, totdat zijn oudere broer Jan omkwam bij een paardentoernooi in Dordrecht 1352. Tijdens Otto’s bewind werden de landgoederen opnieuw uitgebreid. Zo werd de heerlijkheid Haastrecht opnieuw verkregen en werd Liesveld toegevoegd in 1379. Otto trad ook toe tot de adviseurs van Albrecht van Holland in 1381. Tevens maakte Otto aanspraak op het graafschap Kleef nadat Jan van Kleef, een oom van Otto’s moeder Irmengarde, overleed. Dit graafschap werd echter aan Adolf II van der Mark geschonken. Hierna zou er een grote vijandschap ontstaan tussen de Van Arkels en Van Kleefs.
In 1382 verleende Otto stadsrechten aan onder meer Gorinchem, Hagestein en Leerdam. Otto richtte zich de jaren daarna erop om van het kasteel Hagesteinen het dorp Gasperen een bolwerk te maken en tot stad te verheffen. Dit omdat hij voortdurend in conflict lag met de heren van Vianen, die hun gebied steeds meer naar het zuidwesten uitgebreid (Noordeloos, Meerkerk) hadden, waardoor verderop gelegen landerijen van Arkel geïsoleerd kwamen te liggen. Daarbij kwam nog dat de heren van Vianen voor de Hoekse-partij waren.
Otto van Arkel huwde in 1360 te Deventer met Elisabeth de Bar-Pierrepont (†1410), vrouwe van Pierrepont en erfdochter van Theobald van Bar-Pierrepont (Zie Gra. Zij kregen samen een zoon en latere opvolger:
Jan V van Arkel (1362-1428) (Volgt XII-16)
–
XII-15b.Goedeken de Bastaard van Arkel
Geboren circa 1350. Bastaardzoon van Jan IV van Arkel.
Hij wordt vermeld onder de edelen bij de landvrede tussen Jan van Blois en diens gemalin Machteld, Hertogin van Gelre.
Hij was stamvader van het geslacht De Hoghe.
Hij was gehuwd met een onbekende vrouw.
Kinderen:
– Gerrit De Hoghe ± 1375 – …. (Volgt Genealogie De Hoghe nr. 2).
– Frederik de Hoge Godensz 1413 – ….
–
Geboren Gorinchem, 1362 – overleden Leerdam, 25 juli/augustus 1428. Hij was heer van Arkel, ambachtsheer van Haastrecht, Hagestein en stadhouder van Holland, Zeeland en West-Friesland. Hij was een zoon van Otto van Arkel en Elisabeth de Bar-Pierrepont. Jan V verkreeg in 1380 het ambachtsheerschap van Haastrecht en in 1382 dat van Hagestein. Na de dood van zijn vader in 1396 sloot hij zich aan bij de hofraad van de graaf van Holland. Onder Albrecht van Beieren, graaf van Holland, werden er diverse schermutselingen omtrent de Hoekse en Kabeljauwse twisten uitgevochten. Jan V was een trouwe bondgenoot van Albrecht omdat beiden van de Kabeljauwse partij waren, maar tijdens een campagne tegen de Westfriezen kwam Jan V in conflict met Albrechts zoon Willem van Oostervant, daarbij speelde ook de affaire rond Aleid van Poelgeest een bijrol. Willem verkondigde aan zijn vader Albrecht dat Van Arkel geen trouw bondgenoot meer was, waarna Van Arkel zichzelf tot onafhankelijk heerser verklaarde. Jan van Arkel speelde daarna een belangrijke rol in de Arkelse oorlog (1401-1412). Hierbij leverde hij strijd met hoofdzakelijk de graaf van Holland. Uiteindelijk moesten de ‘Arkelsen’ het onderspit delven. Jan V van Arkel verloor zijn bezittingen, en moest de jaren 1415-1426 doorbrengen in gevangenschap. Enkele jaren later overleed hij (1428). Jan van Arkel huwde op 18 oktober 1376 met Johanna van Gulik, dochter van hertog Willem II van Gulik (Zie Hertogen van Gulik nr. 13) en Maria van Gelre (Zie Hertogen van Gelre nr. 12), erfgename van Gelre. Zij kregen samen twee kinderen:
– Willem van Arkel (†Gorinchem, 1 december 1417)
– Maria van Arkel (†IJsselstein, 1415) (Volgt XII-17) , die huwde met Jan II van Egmond.
Voorts verwekte hij enkele bastaarden:
- Otto († Utrecht, 1475), huwde met Jacobje van Arkel en had nakomelingen.
- Henneke († 1420), die huwde met Jan van Egmond heer van Wateringen.
- Dirk
Zijn vrouw was al vroeg gestorven, in 1394. Willem van Arkel, hun zoon, kwam om toen hij de stad Gorinchem, jarenlang Arkels bezit, probeerde te heroveren. Hij was toen naar schatting 30 tot 34 jaar oud. Aangezien Willem geen nakomelingen had – afgezien van vier bastaarddochters – kwam er een eind aan de Van Arkel-dynastie. Het Land van Arkel kwam grotendeels in handen van Holland en de hertog van Gelre.
Arnold van Egmond, zoon van Maria van Arkel en Jan II van Egmond werd uiteindelijk door vererving Hertog van Gelre.
–
XII-17. Maria van Arkel
Overleden IJsselstein, 18 juli 1415. Zij was een dochter van Jan V van Arkel en Johanna van Gulik.
Zij huwde met Jan II ‘met de Bellen” van Egmond (1385-1451) (zie Heren van Egmont nr. 19), en werd de moeder van:
– Arnold (-1473), hertog van Gelre en graaf van Zutphen (door erfenis via zijn moeder).
– Willem (1412-1483), stadhouder van Gelre (Volgt XII-18)
–
XII-18. Willem van Egmont (26 januari 1412 – Grave, 19 januari 1483) was heer van Egmond, IJsselstein, Schoonderwoerd en Haastrecht en stadhouder van Gelre. Willem was een zoon van Jan II van Egmonten een jongere broer van Arnold van Egmont, hertog van Gelre. Willem die in 1444 van zijn broeder de heerlijkheid Mechelen had gekregen, moest deze in 1459, nadat er een twist was ontstaan over de rechtmatigheid van het bezit, overlaten aan de maarschalk van Brabant, Jan heer van Wesemael, die Mechelen bij zijn dood (1462) aan Karel de Stoute naliet. Hij ging met zijn broers samen met een groot gevolg naar het Heilige land(1458-1464) en werd op deze reis te Rome door paus Pius II plechtig ontvangen. Hoewel hij in 1452 tot raadsheer bij het Hof van Holland was benoemd, verbleef hij meestal in Gelre, waar hij zijn broer steunde in zijn conflicten met diens zoon Adolf van Egmont. Nadat Adolf zijn vader had opgesloten, voerde Willem de pro-Bourgondische partij aan.Toen de Bourgondische hertog Karel de Stoute in 1473 de macht in Gelre verwierf, benoemde hij Willem tot stadhouder. Deze voelde zich echter te oud voor het ambt. Later zou zijn gelijknamige zoon eveneens stadhouder worden van Gelre. In 1477 nam Maria van Bourgondië Willem op in haar Grote Raad. Heer Willem was in 1478 op het kapittel te Brugge ridder van het Orde van het Gulden Vlies gemaakt. Willem was op 22 januari 1437 in het huwelijk getreden met Walburga van Meurs, vrouwe van Baer en Lathum, dochter van Frederik van Meurs en Engelberta van Kleef. Uit het huwelijk werden, naast vier dochters, ook drie zonen geboren, die allen belangrijke functies zouden bekleden in dienst van het Bourgondisch-Habsburgse huis:
- Jan III graaf van Egmont, stadhouder van Holland, Zeeland en West-Friesland
- Frederik van Egmont, graaf van Buren
- Willem van Egmont jr., stadhouder van Gelre
- Anna van Egmond (1440 – 1 september 1462), trouwde op 14 augustus 1459 met Bernard van Bentheim (1435 – 28 november 1476), graaf van Bentheim
- Elisabeth (?-1539), trouwde met Gijsbrecht van Bronckhorst
- Walburgia van Egmond, non te Renkum
- Margaretha, trouwde met Johan van Merode en na diens dood met Godert Torck
Naast de kinderen uit zijn huwelijk had van Egmont nog meerdere kinderen bij verschillende vrouwen:
– Nicolaas van Egmond, werd gevangen op het Valkhof 1478-1481 tezamen met zijn halfbroers Frederik en Willem.
– Hendrik van Egmond (- voor 1511), wiens moeder Aleid van Kreijnck, vrouwe van Baeck was.
– Baertgen van Egmond (1430 – 1508) , wiens moeder Aleid van Kreijnck, vrouwe van Baeck was (Volgt XII-19).
– Frederik van Egmond
– Hendrika van Egmond, zij trouwde met Willem van Tuyl van Bulckesteijn (-1449).
–
XII-18. Baertgen van Egmond
Geboren rond 1430, overleden 1508 te Naaldwijk. Bastaarddochter van Willem van Egmont en Aleid van Kreijnck, vrouwe van Baeck * (dochter van Hendrick van Kreijnck en Agnes van Baeck.
Uit het volgende blijkt dat zij tot een tak van de familie Egmond behoort: Op de eerste plaats is haar man en later ook haar zoon rentmeester van de abdij van Egmond. Daarnaast blijkt één van hun kleinkinderen het van Egmondwapen te voeren en wel Jacob Willemsz. van Dorp, schepen en burgemeester van ‘s-Gravenhage. Hij zegelt met een gevierendeeld wapen, waarvan het eerste en vierde kwartier het familiewapen weergeven, nl. in zwart drie rood getongde zilveren leeuwekoppen. Het derde kwartier in goud een zwarte dwarsbalk en een in twee rijen van rood en zilver geschaakt Sint Andrieskruis over alles heen (Van IJsselsteijn). Het tweede kwartier geeft het Van Egmondwapen weer: gekeperd van goud en rood van twaalf stukken.
Zij was gehuwd met Bartholomeus Hendriksz van Dorp. Geboren rond 1440, overleden op 16 mei 1520 te Den Haag. Zoon van Hendrik Bertelmeesz van Dorp.
Kerkmeester te Naaldwijk 1475, rentmeester van de Abdij van Egmond, schepen van ´s Gravenhage 1510, 1515, 1517, leenman van Hontshol.
Kinderen:
– Willem Bartholomeusz Meesen ± 1471 -….
– Machteld Bartholomeusd van Dorp (Dorpius) ± 1475-1524 (Volgt Genealogie van Dorp II nr. 8).
– Martinus Bartholomeusz van Dorpius 1485-1525.
(* Bron: Genealogie Baars)
–
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
–
Terug naar: