Stamreeks Karel de Grote (XIX)

 

Via  Adelbert II van Ivrea uit het Huis Ivrea (nr.6).
Hij was zoon Berengarius II van Italië en van Willa van Arles en medekoning van Italië.

 

Karel de Grote 6

Karel de Grote

1. Karel de Grote, geboren bij Aix-la-Chapelle 2 april 748.
Karel was de oudste zoon van de latere koning Pepijn de Korte en Bertrada van Laon, gedoopt door Bonefacius aartsbisschop van Mainz; Karel en zijn broer Carloman volgen hun vader Pippijn samen op, waarbij Karel in hoofdzaak Neustrië, Bourgondië en de Provence, en Carloman in hoofdzaak Austrasië krijgen; beiden worden gezalfd op 9 oktober 768, Karel te Noyon en Carloman te Soissons; na de dood van Carloman in 771 en onder het passeren van diens minderjarige zonen, wordt Karel de enige koning der Franken; hij wordt dan wederom gezalfd als zodanig te Corbeny; na een geslaagde veldtocht tegen zijn ex-schoonvader de koning der Longobarden, volgt in 774 zijn proclamatie tot koning der Longobarden; Karel was reeds met zijn vader Pippijn gezalfd tot koning, Saint-Denis 28 juli 754, en tevens door paus Stephanus II verheven tot ‘patricius Romanorum’, maar deze titel voert hij pas na zijn overwinning op de Longobarden; door paus Leo III tot keizer gekroond, Rome 25 december 800; laat dan zijn ‘patricius’-titel vallen; zijn uiteindelijke titulatuur wordt: ‘Karolus serenissimus augustus a Deo coronatus magnus et pacificus imperator Romanum gubernans imperium et per misericordiam Dei rex Francorum et Longobardorum’; zijn (westers) keizerschap wordt in 812 door de Oostromeinse ‘basileus’ Michael I Rhangabe erkend; overleden te Aken 28 januari 814, begraven aldaar (Dom).
Hij had 4 echtgenotes en 6 concubines:

Hij trouwde 3e voor 30 april 771 Hildegard (Houdiard), geboren in 758, overleden Thionville (Moselle) 30 april 783, begraven in de kerk van de abdij Saint-Arnoul van Metz (Moselle), dochter van Gerold I, frankisch graaf [in de Vinzgouw] en van Imma (Emma, Emme), dochter van de Alamannen-graaf Hnabi, achterkleindochter van hertog Godfried. Zij vergezelde Karel naar Italië in 773 en 781.

lodewijk de vrome

Lodewijk de Vrome

2Lodewijk I, De Vrome, geboren bij Poitiers tussen 16 april en de herfst van 778.
Zoon van Karel de Grote en Hildegard van de Vinzgouw. Hij was de koning van Aquitanië vanaf 781, tot 811 (onder voogdijschap van Willem met de Hoorn, neef en paladijn van Karel de Grote. Willem met de Hoorn was een kleinzoon van Karel Martel. Tevens was hij de eerste graaf van Orange). Lodewijk was na de dood van zijn oudere broers Karel en Pippijn door zijn vader tot keizer gekroond en als mederegent aangesteld Aken 11.9.813; alleenheerser 28.1.814; doet zich door paus Stephanus IV opnieuw tot keizer kronen Reims 28.10.816; ontwerpt in Aken juli 817 een regeling van de toekomstige verdeling van zijn rijk (Ordinatio Imperii) welke hij echter in 829 wijzigt ten gunste van de uit zijn tweede huwelijk geboren zoon Karel hetgeen tot een reeks burgeroorlogen leidt; tot afstand gedwongen Çompiègne okt. 833 doch door zijn jongere zoons hersteld Saint-Denis 1.3.834; dit bevestigd door hernieuwde kroning Metz 28.2.835; overl. op een eiland in de Rijn bij Ingelheim 20.6.840, begr. Saint-Arnould bij Metz.
In zijn eerste huwelijk (795) was Lodewijk getrouwd met Irmingard. Ze hadden een goed huwelijk en Irmingard had een grote invloed op haar man.
Na het overlijden van Irmingard is Lodewijk op aandrang van zijn edelen hertrouwd. Na een soort schoonheidswedstrijd trouwde hij 1 februari 819 te Aken met Judith van Beieren.

In zijn eerste huwelijk (795) was Lodewijk getrouwd met Irmingard van Haspengouw. Ze hadden een goed huwelijk en Irmingard had een grote invloed op haar man. Zij kregen de volgende kinderen:

Na het overlijden van Irmingard op 3 oktober 818 is Lodewijk op aandrang van zijn edelen hertrouwd. Na een soort schoonheidswedstrijd trouwde hij 1 februari 819 te Aken met Judith van Beieren. Zij kregen de volgende kinderen:

Bij zijn minnares Theodelinde van Sens had hij de volgende kinderen:

  • Alpais, (ca. 794 – 852), getrouwd met Bego van Toulouse
  • Arnulf, (geb. 794), graaf van Sens en bondgenoot van Lotharius.

3. Gisela (circa 821 – 5 juli, 874) was de jongste dochter van Lodewijk de Vrome en zijn tweede vrouw, Judith van Beieren. Ze trouwde met de machtige en invloedrijke Eberhard van Friuli, Hertog van Friuli, die later als Sint Eberard heilig werd verklaard . Het echtpaar werd vader en moeder van een aantal kinderen, waaronder Koning Berengarius I van Friuli, markgraaf van Friuli, en Ingeltrude (wiens kleinzoon, Hendrik de Vogelaar, de machtige Ottoonse dynastie van Duitse koningen en keizers zou stichten). Gisela stond bekend om haar vroomheid en deugdzaamheid, net zoals haar naamgenoot (Gisela), de zuster van Karel de Grote, die vanaf haar meisjesjaren voor het religieuze leven had gekozen.

Haar bruidsschat bestond uit vele rijke domeinen, waaronder de fisc van Cysoing; gelegen in het centrum van het land van Pévèle, een van de mooiste fiscs in de regio. Cysoing werd een van Gisela’s en Eberhards reguliere residenties. Ze stichtten er een klooster, dat echter pas na hun dood voltooid zou worden.

Het nonnenklooster San Salvatore in Brescia werd na de dood van Ermengarde, de echtgenote van keizer Lotharius I, aan haar gegeven. Zij diende daar vervolgens enige tijd als abdis en als rectrix.

Ook gaf hij de nog steeds bestaande mozaïeken aan de kathedraal van Aquileia. Ze bevatten (wat zeer opmerkelijk is voor die tijd) een kruisiging, de Heilige Maagd Maria, Sint George, het portret van Gisela en diverse allegorische figuren.

Haar echtgenoot Eberhard was zoon van Unruoch II van Ternois en Engeltrude van Parijs, dochter van Bego van Toulouse.
Zij kregen de volgende kinderen:

4. Berengarius I van Friuli (geboren Cividale, 845 – overleden Verona, 7 april 924)
Hij was markgraaf van Friuli, koning van Italië (888-889, 896-901 en 905-924) en keizer vanaf 916.
Berengarius stamde van moederszijde van de Karolingen af. Hij was de zoon van Gisela, een dochter van Lodewijk de Vrome, en Eberhard, markgraaf van Friuli. Na de Karolingische koningen hoorde hij daarmee tot de hoogste adel in de Frankische gebieden. Van zijn ouders erfde hij grote bezittingen bij Lille, Luik en in de Condroz.

Zijn oudere broer Unruoch stierf in 874 en Berengarius volgde hem op als markgraaf van Friuli. Het volgende jaar steunde hij de poging van Karel de Dikke en Karloman van Beieren, om de koningstitel van Italië voor Karloman te verzekeren. Karloman had de titel geërfd van Lodewijk II van Italië maar Karel de Kale was Italië binnengevallen en had zich tot koning en keizer laten kronen. Na de dood van Karel de Kale in 877 hadden ze wel succes.

Met kerst 887 werd Berengarius gekozen tot koning van Italië. Waarschijnlijk was dit gebaseerd op een afspraak met Guido van Spoleto dat Berengarius koning van Italië zou worden en Guido koning van West-Francië. Toen het Guido niet lukte om koning van West-Francië te worden keerde hij terug naar Italië. Berengarius en Guido troffen elkaar in een veldslag bij Brescia. De slag werd door Berengarius gewonnen maar zijn verliezen waren zo groot dat hij instemde met een wapenstilstand voor een half jaar. Vervolgens dreigde Arnulf van Karinthië om Italië binnen te vallen. Berengarius sloot tijdens onderhandelingen in Trente een overeenkomst met hem, waarbij hij koning van Italië bleef maar dan wel Arnulf als zijn heer moest huldigen. Ook moest enkele plaatsen afstaan. In 889 versloeg Guido Berengar in de slag bij de Trebbia en werd koning van Italië. Berengarius behield zijn positie als markgraaf van Friuli. In 893 besloot Arnulf in actie te komen tegen Guido van Spoleto. Hij stuurde zijn zoon Zwentibold met een leger naar Italië. Berengarius en Zwentibold belegerden Guido in Pavia maar trokken zich terug (volgens geruchten in ruil voor een groot geldbedrag). In 894 versloegen Arnulf en Berengarius Guido bij Bergamo en bezetten Pavia en Milaan. In 896 verliet Berengar zonder toestemming Arnulfs leger in Toscane en keerde terug naar Lombardije. Arnulf ontnam hem daarop het markgraafschap Friuli. Toen Arnulf getroffen werd door een beroerte en terug moest keren naar Duitsland, verdeelden Berengarius en Lambert, zoon van Guido, in Pavia het koninkrijk Italië. Berengarius werd koning  in het gebied ten oosten van de rivier Adda, en Lambert ten westen van de rivier. In 898 probeerde Berengarius Pavia te veroveren maar hij werd verslagen bij Fidenza en werd gevangengenomen. Een paar dagen later, op 15 oktober, stierf Lambert bij de jacht en werd Berengar onverwacht koning van heel Italië.

Binnen een jaar kwam Berengarius weer in de problemen. In 899 vielen de Hongaren Italië binnen. Berengarius trad ze met een groot leger tegemoet en weigerde onderhandelingen over een afkoopsom. Zijn leger werd op 24 september echter verrast en verslagen bij de rivier de Brenta. De ontevreden adel nodigde in 900 Lodewijk van de Provence, kleinzoon van koning Lodewijk II, uit om koning van Italië te worden. Lodewijk versloeg Berengarius en werd in 901 tot keizer gekroond. Het jaar daarna versloeg Berengarius Lodewijk en liet hem zweren nooit meer naar Italië te komen.

In 905 waagde Lodewijk nog een kans en viel wederom Italië binnen. Berengarius versloeg hem op 21 juli bij Verona en liet hem de ogen uitsteken en terugzenden naar de Provence. Berengarius vestigde zijn hoofdstad in Verona, dat hij zwaar versterkte. In 915 steunde Berengarius een christelijk bondgenootschap tegen de Saracanen, met een grote legermacht onder bevel van hertog Alberic van Spoleto. Als dank werd Berengarius tot keizer gekroond door pausJohannes X. Dat de situatie in Italië allerminst rustig was blijkt er wel uit dat Berengarius zijn dochter, abdis van San Salvatore in Brescia, in 916 het recht gaf om versterkingen te bouwen en daar troepen te legeren. Adalbert van Ivrea, Berengarius’ schoonzoon, nodigde Hugo van Arles, de sterke man in de Provence naast de blinde koning Lodewijk, uit om koning te worden. Hugo kwam tot Pavia maar moest zich terugtrekken omdat Berengarius zijn bevoorrading afsneed. Meer en meer vertrouwde Berengarius op Hongaarse huurlingen, wat tot een toenemende ontevredenheid onder de adel leidde. In 921 vroeg een groot aantal edelen en bisschoppen, onder leiding van Adalbert van Ivrea, Rudolf II van Bourgondië om koning te worden. Tegelijk vielen ook de Hongaren plunderend het land binnen. Berengarius trok zich terug in Verona om zijn kansen af te wachten. Op 29 juli 923 werd Berengarius verslagen in de slag bij Fiorenzuola en hij werd kort daarna door zijn eigen mensen gedood, vermoedelijk op bevel van Rudolf II van Bourgondië.

Berengarius was gehuwd met Bertila van Spoleto (ca. 860 – voor december 915). Zij was geen familie van Guido van Spoleto maar dochter van Suppo II van Parma (graaf van Parma, Asti en Turijn), die zoon was van Adelgis I van Parma (ovl. na 861), hertog van Spoleto en zoon van Suppo I van Spoleto. Berengarius en Bertila hadden twee dochters:

  • Gisela (ca. 880 – 13 juni 910) (Volgt 5), gehuwd met Adalbert van Ivrea
  • Berta (ovl. na 951), abdis van meerdere kloosters

Bertila werd “consors” genoemd in aktes en niet het gebruikelijke “coniunx” (echtgenote). Dit wordt gezien als aanwijzing dat zij informeel een belangrijke macht uitoefende. In 915 werd ze naast Berengarius tot keizerin gekroond. Kort daarop werd ze schuldig bevonden aan overspel en met gif ter dood gebracht.

In december 915 trouwde Berengarius met Anna (ovl. na mei 930), van onbekende afkomst. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

5.  Gisela (geboren ca. 880 –  overleden 13 juni 910).
Zij was gehuwd met Adalbert van Ivrea. Hij was een belangrijke edelman in Noord-Italië in het begin van de tiende eeuw. Adalbert was zoon van Anscarius van Ivrea en Volsia van Susa. Zijn vader was een belangrijke steunpilaar voor koning Berengarius. In 901 volgde Adalbert zijn vader op als markgraaf van Ivrea, waardoor hij verantwoordelijk werd voor de verdediging van de grenzen met Bourgondië en de Provence. Ook werd hij graaf van Parma.

Adalbert en Gisela hadden de volgende kinderen:

Berengarius II van Italië

Berengarius II van Italië

6. Berengarius II van Italië, ook Berengar II, (geboren ca. 900- overleden Bamberg, 6 augustus 966)
Hij was van 950 tot 952 koning van Italië maar moest zich daarna onderwerpen aan Otto I de Grote. Hij bleef proberen om een onafhankelijke politiek te voeren en werd uiteindelijk in 960 verbannen naar Bamberg.

Berengar was een zoon van Adalbert van Ivrea en Gisela van Friuli, dochter van Berengarius I van Friuli. Hij trouwde met Willa III van Toscane, dochter van Boso III van Arles en Willa van Bourgondië. Berengar en Willa hadden de volgende kinderen:

  • Adalbert (Volgt 6)
  • Wido (ovl. 25 juni 965), 957 markgraaf van Ivrea, veroverde in 959 Spoleto en Camerino. Trok zich na de inval van Otto, samen met Adalbert terug op enkele kastelen in de Alpen en sneuvelde tijdens een veldslag aan de Po.
  • Koenraad (ovl. ca. 1000), 957 graaf van Milaan. Erkende in 965 het gezag van Otto en werd benoemd tot markgraaf van Ivrea.
  • Gisela, gehuwd met Rambold, een ambassadeur van Otto in 944. Wordt in 965 vermeld als non.
  • Gerberga getrouwd met Aleramo van Monferrato
  • Suzanna van Italië
  • Bertha, in 952 abdis van San Sisto, Piacenza

    Bij Tozalia de Taillefer di Langres had Berengraius II nog een dochter:
  • Urraca van Italië (Volgt Stamreeks Karel de Grote XVIII nr. 6).
Ivrea

Ivrea

6. Adelbert II van Ivrea (geboren 932 – overleden 30 april 971) uit het Huis Ivrea was medekoning van Italië.
Adelbert was zoon Berengarius II van Italië en van Willa van Arles. Zijn vader werd koning van Italië na de dood vanLotharius van Italië en Adelbert volgde hem op als markgraaf van Ivrea en graaf van Aosta en Lombardije. Op 15 december 950 werd Adelbert tot medekoning gekroond in de San Michele Maggiore te Pavia. Berengarius wilde Lotharius’ weduwe Adelheid (heilige) laten trouwen met Adelbert maar Adelheid weigerde en vluchtte naar Canossa. Op haar verzoek greep koning Otto I de Grote in de Italiaanse zaken in. Otto veroverde Pavia op 29 september 951 en Berengarius en Adelbert vluchtten naar een kasteel in San Marino. Op 7 augustus 952 erkenden Berengarius en Adelbert, Otto als hun leenheer op de rijksdag te Augsburg. Ze konden verder hun positie als koning en medekoning van Italië behouden maar moesten wel de markgraafschappen Verona (stad) en Aquileia afstaan.

In 953 maakten Berengar en Adelbert gebruik van de opstand van Liudolf van Zwaben (oudste zoon van Otto) door zich onafhankelijk op te stellen van Otto. Adelbert hield een strafexpeditie naar Canossa. Toen Liudolf zich weer met zijn vader had verzoend, leidde hij in 957 een leger naar Italië en versloeg Adelbert bij Verona. Doordat Liudolf plotseling overleed bleef dit echter zonder verdere gevolgen. In 960 veroverde Adelbert Spoleto en bedreigde zo de positie van de paus. Nu was het de beurt van de paus om Otto om hulp te vragen. In 962 viel Otto daarop Italië binnen. Adelbert probeerde om hem bij Verona nog tegen te houden, maar zonder succes. Adalbert vluchtte eerst naar het kasteel van zijn broer Guido bij Como, daarna naar Fraxinetum (toen nog Saraceens) maar keerde via Corsica terug in Italië. In Rome sloot hij een bondgenootschap met de paus (!) Johannes XII. Otto verdreef de paus in oktober 963 en Adelbert moest vluchten. Hij deed een poging om Pavia te veroveren maar werd op 25 juni 965 verslagen door hertog Burchard III van Zwaben en kon zich alleen in veiligheid brengen doordat zijn broer Guido zich voor hem doodvocht. Daarop zwierf Adelbert nog drie jaar lang door het Middellandse Zeegebied op zoek naar bondgenoten. Na mislukte onderhandelingen met het Byzantijnse Rijk vestigde hij zich uiteindelijk bij zijn schoonfamilie in Bourgondië.

Adelbert was zoon Berengarius II van Italië en van Willa van Arles, dochter van Boso III van Arles en Willa, dochter vanRudolf I van Bourgondië en Willa. Adelbert trouwde voor 960 met Gerberga van Dijon, zij kregen de volgende kinderen:

 

7. Otto-Willem van Bourgondië (962 – Dijon, 21 september 1026) was een zoon van Adelbert II van Ivrea en Gerberga van Dijon, die hertrouwde met hertog Hendrik I van Bourgondië.

In zijn jonge jaren was hij een gevangene aan het hof van Otto I de Grote die zijn vader en zijn grootvader had verslagen. In 982 werd hij paltsgraaf van Bourgondië en door zijn huwelijk graaf van Mâcon. In 986 werd hij graaf van het gebied dat zijn ouders voor hem rond Dole hadden gevormd.

Na de dood van zijn stiefvader in 1002, wierp hij zich op als hertog van Bourgondië, maar in 1004 annexeerde koning Robert het hertogdom Bourgondië bij Frankrijk. Zijn andere titels en bezittingen wist hij echter te behouden. In 1004 deed hij een schenking aan de abdij van Saint-Bénigne (tegenwoordig de kathedraal) te Dijon, voor het zielenheil van zijn moeder, zijn stiefvader en zijn vrouw. In 1006 nam hij deel aan een opstand tegen keizer Hendrik II de Heilige toen die door Rudolf III van Bourgondië tot zijn erfgenaam was benoemd. Otto-Willem is begraven in de abdij van Saint-Bénigne.

Otto-Willem trouwde in 982 met Ermentrudis van Roucy (959 – 5 maart 1004), de weduwe van Alberik II van Mâcon, dochter van Ragenold van Roucy en Alberada van Lotharingen (dochter van Giselbert II van Maasgouw en Gerberga van Saksen). Zij kregen de volgende kinderen:

Otto hertrouwde voor 1016 met Adelheid, dochter van Fulco II van Anjou, en was haar vijfde echtgenoot.

8. Reinoud I van Bourgondië (geboren 986 – overleden 1057)
Hij was de tweede zoon van Otto Willem van Bourgondië en Ermentrudis van Roucy.

In 1024 kreeg Reinoud van zijn vader een aandeel in het bestuur, samen met zijn neef Otto. In 1026 overleden zijn vader en zijn neef allebei en volgde Reinoud hen op als graaf van de Amous (ten westen van Besançon), de Varais (rondom Besançon), de Portois (ten noorden van Besançon), de Mâconnais (rondom Mâcon), en de Escuens (ten zuiden van Besançon) in het Bourgondië, en als graaf van Beaumont, Fouvent en Oscheret (tussen Beaumont en de Amous), in het koninkrijk Frankrijk. Ook erfde hij het eigendom van de zeer winstgevende zoutmijnen van Salines en grote persoonlijke bezittingen (vooral in Frankrijk). In 1027 werd hij gevangen genomen door de bisschop van Auxerre maar werd daarna bevrijd door troepen van zijn schoonvader, Richard II van Normandië.

In 1033 steunde Reinoud de pogingen van Odo II van Blois om koning van Bourgondië te worden. Reinoud was wel zo voorzichtig om zich in die periode in Dijon (dus in Frankrijk) te vestigen. In 1037 nam hij deel aan de mislukte veldtocht van Odo naar Aken (stad). Nadat Odo was verslagen en gedood, verzoende Reinoud zich met keizer Koenraad II de Saliër en kreeg van hem de titel van paltsgraaf. In 1038 huldigde Reinoud keizer Hendrik III in Solothurn.

In 1043 verloor Reinoud Besançon aan de bisschop van die stad. En in 1044 verloor Reinoud Montbéliard toen de keizer die stad aan Lodewijk van Mömpelgard schonk (Mömpelgard is de Duitse naam van Montbéliard). Een poging om de stad te heroveren werd door Lodewijk met hulp van de keizer afgeslagen. Reinoud werd begraven in de kathedraal van Besançon.

Reinoud huwde met Adelheid, dochter van hertog Richard II van Normandië en Judith van Bretagne en was vader van:

  • Willem I (Volgt 9)
  • Guy (ovl. na 1069), tegenkandidaat van een Normandische adelsfractie voor de hertogstitel (aanspraken via zijn moeder) tegen Willem de Veroveraar (die een bastaard was). Guy werd opgevoed in Normandië en bezat kastelen in Brionne en Vernon (Eure). In 1046 probeerde hij tevergeefs om Willem te ontvoeren en in 1047 werd hij verslagen in de slag bij Val-lès-Dunes. Hij wist zich drie jaar lang nog te verschansen in zijn kastelen en maakte toen gebruik van de hem geboden vrije aftocht. Eerst verbleef hij nog aan het hof van Godfried II van Anjou en keerde daarna terug naar Bourgondië. Tot zijn dood heeft hij complotten gesmeed tegen zijn broer, om zijn macht en bezittingen over te kunnen nemen.
  • Hugo

9. Willem I van Bourgondië (geboren 1020 –  overleden Besançon, 1087).
Bijgenaamd de Grote, was de oudste zoon van graaf Reinoud I van Bourgondië en Adelheid van Normandië .

In 1057 volgde hij zijn vader op als graaf van Bourgondië en werd een machtig vorst. In 1078 verwierf hij ook het graafschap Mâcon toen de graaf, zijn achterneef Guy, een geestelijke werd. Willem werd begraven in de Stephanuskerk te Besançon en herbegraven in de kathedraal van Besançon.

Willem was gehuwd met Stephania van Longwy-Metz. Zij kregen de volgende kinderen:

 

9. Gisela van Bourgondië (ca. 1070 – mei 1135) was een dochter van Willem I van Bourgondië en Stephania van Longwy-Metz. Zij huwde met:

  1. Humbert II van Savoye
  2. Reinier I van Monferrato.

Uit haar eerste huwelijk werd zij moeder van:

Uit haar tweede huwelijk werd ze moeder van:

  • Johanna (ca. 1107-1191), in 1127 gehuwd met Willem Clito (1101-1128), graaf van Vlaanderen,
  • Willem V.
  • Mathilde (ovl. na 1166), gehuwd met Alberto Zueta, markgraaf van Parodi,
  • Adelasia, non,
  • Isabella, gehuwd met graaf Guido van Biandrate.

 

Adelheid van Savoye

Adelheid van Savoye

10. Adelheid van Savoye, ook van Maurienne, (ca. 1092 – Montmartre, 18 november 1154)
Zij was een dochter van Humbert II van Savoye en van Gisela van Bourgondië, en dus een nicht van paus Callixtus II.

Zij trouwde op 28 maart 1115 te Parijs met Lodewijk VI van Frankrijk. Als koningin had ze een actief aandeel in het bestuur, ze wordt in 45 aktes van Lodewijk vermeld. In 1127 trad ze tijdens de afwezigheid van Lodewijk zelfstandig op tegen de kanselier Stephanus van Garlande die zoveel macht verzamelde dat hij een bedreiging vormde voor de positie van de koning. Na de dood van Lodewijk probeerde ze de invloed van de abt Suger in te perken. Toen dit mislukte moest ze zich terugtrekken op haar landgoederen bij Compiègne. Volgens eigentijdse beschrijvingen was ze lelijk maar vroom en vriendelijk.

Lodewijk en Adelheid kregen de volgende kinderen:

In 1141 hertrouwde zij met constable Mattheus I van Montmorency. In 1153 trok zij zich terug in de abdij van Montmartre, die zij samen met haar zoon Lodewijk gesticht had. Zij stierf er het jaar nadien.

 

Lodewijk VII de Jongere

Lodewijk VII de Jongere

11. Lodewijk VII de Jongere (geboren ca. 1120 – Parijs, 18 september 1180) was koning van Frankrijk van 1137 tot 1180.
Lodewijk was de tweede zoon van Lodewijk VI van Frankrijken Adelheid van Maurienne. Hij was daarom voorbestemd voor een geestelijk ambt en werd opgevoed door de abt Suger van St. Denis, de belangrijkste adviseur van zijn vader. In 1131 overleed zijn oudere broer door een ruiterongeluk en nu werd Lodewijk de kroonprins. Hij werd op 15 oktober 1131 gezalfd en tot medekoning gekroond. Er was nog een complot om Lodewijk te vervangen door zijn jongere broer Robertmaar dat werd verijdeld.

In 1137 overleed hertog Willem X van Aquitanië zonder mannelijke erfgenamen. Hij benoemde zijn oudste dochter Eleonora van Aquitanië tot zijn opvolger en verzocht Lodewijk VI om haar belangen te beschermen en een goede huwelijkskandidaat voor haar te vinden. Voor Lodewijk VI was dit een politiek wonder: het hertogdom Aquitanië met de bijbehorende graafschappen en steden was de grootste, rijkste en machtigste feodale staat van Frankrijk. Controle over Aquitanië zou de koning de kans geven om geheel Frankrijk werkelijk aan zijn gezag te onderwerpen – Lodewijk VI en zijn voorouders hadden alleen werkelijk macht over het gebied rond Parijs en Orléans gehad en de grote feodale vorsten vonden zichzelf gelijkwaardig aan de koning.
Lodewijk VI besloot binnen een dag dat Eleonora met Lodewijk zouden moeten trouwen. Lodewijk trok samen met Suger, Theobald IV van Blois en Roeland I van Vermandois, met een gevolg van 500 ridders, naar Bordeaux. Op 25 juli trouwden Lodewijk en Eleonora daar in de kathedraal. Bij het huwelijk werd echter overeengekomen dat Lodewijk geen macht over Aquitanië zou krijgen maar dat alleen Eleonora hertogin van Aquitanië zou zijn. Pas een eventuele zoon zou de functies van hertog van Aquitanië en koning van Frankrijk werkelijk verenigen.
Kort na het huwelijk overleed Lodewijk VI en volgde Lodewijk hem op. Eerst kreeg hij te maken met opstanden in Orléans en Poitiers. Daarna kwam hij in conflict met de paus over de benoeming van de bisschoppen van Laon (1138) en Bourges (1141) en Poitiers. Dit leidde ertoe dat de paus een interdict uitsprak over de bezittingen van Lodewijk. Lodewijk werkte zichzelf verder in de problemen door Roeland van Vermandois te belonen met een huwelijk met Petronella, de zuster van Eleonora. Roeland moest daarvoor wel zijn eerste echtgenote verstoten, en dat was de zuster van Theobald van Blois die hierin een reden zag om de koning de oorlog te verklaren. Lodewijk en Roeland waren in staat om Theobald in de Champagne te verslaan. Godfried V van Anjou veroverde Normandië, dat onder controle van Theobald stond, en Lodewijk kreeg als dank daarvoor de helft van de Vexin.Deze ontwikkelingen kwamen tot een abrupt einde toen Lodewijk in 1144 de stad Vitry-le-François veroverde. Een grote groep inwoners had zijn toevlucht gezocht in de kerk. Toen de troepen van Lodewijk de kerk in brand staken kwamen meer dan duizend mensen in de vlammen om. Verteerd door schuldgevoelens trok Lodewijk zich terug en sloot vrede met de paus en met Theobald. In 1145 maakte Lodewijk bekend om op kruistocht te gaan, als boetedoening.Lodewijk nam deel aan de Tweede Kruistocht. Eleonora stond erop om als soevereine hertogin van Aquitanië ook deel te nemen aan de kruistocht en haar eigen troepen aan te voeren. Op de heenreis bezocht Lodewijk koning Géza II van Hongarije en werd peetoom van diens zoon Stefanus III van Hongarije. In Constantinopel had hij een bespreking met keizer Manuel I Komnenos. Militair was de kruistocht echter een mislukking. In Klein-Azië werd het leger van Lodewijk verslagen in een hinderlaag, waarbij Lodewijk alleen maar aan de dood kon ontsnappen doordat hij als een gewone ridder was gekleed en niet herkenbaar was als de koning. Een van de oorzaken van de nederlaag was dat de Aquitaanse voorhoede onder bevel van Eleonora te snel vooruit was getrokken waardoor de hoofdmacht kwetsbaar werd.Aangekomen in het Vorstendom Antiochië kwamen Eleonora en Lodewijk lijnrecht tegenover elkaar te staan. Eleonora wilde de plannen van haar jonge oom Raymond van Antiochië steunen om eerst enkele steden in de omgeving van Antiochië te veroveren. Lodewijk wilde echter verder trekken naar het Heilige Land. Uiteindelijk zette Lodewijk zijn zin door en zette hij Eleonora gevangen. Lodewijk nam deel aan de volledig mislukte expeditie naar Damascus, en besloot daarna om snel terug te keren naar Frankrijk.Het huwelijk van Eleonora en Lodewijk was stukgelopen, en ze hadden nog geen mannelijke erfgenaam geproduceerd. De oude abt Suger verzette zich echter uit alle macht tegen een scheiding. Toen die in 1152 overleed, werd de scheiding al snel uitgesproken (11 maart 1152) op grond van te nauwe bloedverwantschap (in die tijd het gangbare excuus voor een scheiding). Eleonora wist heelhuids Poitiers te bereiken en deed direct een voorstel aan de twaalf jaar jongere Hendrik II van Engeland, toen nog hertog van Normandië en graaf van Anjou. Hendrik accepteerde het voorstel en het paar trouwde zo snel mogelijk (18 mei 1152) – vanwege de grote haast was het een eenvoudige plechtigheid. Ook nu werd afgesproken dat Eleonora zelfstandig hertogin van Aquitanië zou blijven.Lodewijk was volledig verrast door deze politieke zet waardoor Hendrik en Eleonora tezamen de helft van Frankrijk controleerden. Lodewijk begon een oorlog tegen Hendrik met als excuus dat hij als leenman toestemming voor zijn huwelijk had moeten vragen. Hendrik wist Lodewijk eenvoudig te verslaan en Lodewijk moest zich ziek naar Parijs terugtrekken. Met de hulpmiddelen van Aquitanië kon Hendrik ook de Engelse burgeroorlog in zijn voordeel beslissen en in 1154 werden Hendrik en Eleonora koning en koningin van Engeland. Hendrik zou in 1156 Lodewijk nog huldigen als leenheer voor zijn Franse bezittingen maar Lodewijk had in werkelijkheid helemaal niets meer te vertellen over zijn halve koninkrijk.Na 1156 stelt Lodewijk zich voorzichtig op. Het is duidelijk dat hij zijn beperkingen kende en daar het beste van probeerde te maken, vooral door zijn tegenstanders tegen elkaar uit te spelen.In 1157 bezocht Lodewijk Santiago de Compostella. Het volgende jaar wist hij een toenadering te bereiken met Hendrik en Eleonora door een verloving te arrangeren tussen hun zoon Hendrik II van Maine en zijn dochter uit zijn tweede huwelijk Marguerite, die allebei nog kleuters waren. Zij kreeg de Vexin en Gisors als bruidsschat. In 1159 zette hij Hendrik echter alweer de voet dwars toen die Toulouse belegerde. Lodewijk bezocht de stad met een klein gevolg en Hendrik kon volgens de feodale regels niet een stad aanvallen waar zijn leenheer verbleef, en moest het beleg toen opgeven.Lodewijk steunde paus Alexander III tegen keizer Frederik I van Hohenstaufen en bood hem onderdak. De paus legde in 1163 de eerste steen voor de huidige Notre-Dame van Parijs. Ook gaf Lodewijk onderdak aan Thomas Becket die voor Hendrik was gevlucht. Ondertussen ging Lodewijk gestaag door om zijn relatie met de zonen van Hendrik en Eleonora te verbeteren, en ze tegen hun vader op te zetten. In 1169 verloofde hij zijn dochter Alys met Richard I van Engeland. Toen Lodewijk na jaren van intensieve diplomatie in 1171 een goede verstandhouding met keizer Frederik bereikte, had hij zijn rug gedekt en was hij in staat om Hendrik aan te pakken. Lodewijk vormde een bondgenootschap met zijn schoonzoon Hendrik (Maine), met Richard (Poitou) en met de koning van Schotland, en ze vielen gezamenlijk Hendrik en Eleonora aan. Lodewijk en Hendrik van Maine belegerden in 1173 Rouen. Maar het lukte Hendrik om Schotland snel te verslaan en daarna trok hij naar Normandië en ontzette Rouen. Lodewijk moest zich terugtrekken naar Parijs. Door onderlinge twisten van Hendrik en Richard viel het bondgenootschap vervolgens uiteen.In 1177 bemiddelde de paus een vrede tussen Lodewijk en Hendrik.Lodewijk werd in 1179 getroffen door een beroerte. Hij wees Filips van de Elzas, de Vlaamse graaf aan tot eerste raadgever en begeleider van de op dat ogenblik veertienjarige kroonprins Filips. Daarna was hij niet meer in staat om te regeren. Zijn zoon werd in Reims gekroond maar Lodewijk was verlamd en al zo zwak dat hij de ceremonie niet kon bijwonen. Een jaar later overleed hij. Lodewijk werd begraven in de abdij Notre-Dame-de-Barbeaux bij Fontainebleau. In 1817 werd hij herbegraven in de Kathedraal van Saint-Denis.

Huwelijken van Lodewijk VII:

Eerste huwelijk met Eleonora van Aquitanië, gescheiden in 1152. Ze kregen twee dochters:

Tweede huwelijk (1154) met Constance van Castilië. Ze kregen twee dochters:

Derde huwelijk met Adelheid van Champagne. Zij kregen de volgende kinderen:

 

12. Maria van Frankrijk (ca. 1145 – Fontaines-les-Nones (bij Meaux), 11 maart 1198)
Zij was gravin van de Champagne. Zij was de oudste dochter van Lodewijk VII van Frankrijk en van diens eerste echtgenote Eleonora van Aquitanië. Maria trouwde in 1164 met Hendrik I van Champagne. Zijn rijkdom stelde haar in staat om in navolging van haar moeder een schitterende hofhouding te voeren en tal van schrijvers en wetenschappers te begunstigen.

Maria was regentes tijdens de reis van Hendrik naar Jeruzalem (1179/1180) en regentes na zijn overlijden. Ze verloofde zich in 1183 met Filips van de Elzas, graaf van Vlaanderen, maar die verloving werd korte tijd later verbroken. In 1187 nam haar zoon Hendrik het bestuur over maar in 1190 trok hij naar het Heilige Land en werd Maria opnieuw regentes, tot haar zoon Theobald III van Champagne in 1197 meerderjarig werd. Daarna trok Maria zich terug in een het klooster van Fontaines-les-Nones waar ze een jaar later overleed. Ze werd begraven in de kathedraal van Meaux.

Maria en Hendrik kregen de volgende kinderen:

  • Hendrik, koning van Jeruzalem
  • Maria, gehuwd met graaf Boudewijn IX van Vlaanderen, keizer van het Latijnse Keizerrijk (Volgt 13)
  • Scholastica (ovl. 1229), gehuwd met graaf Willem IV van Mâcon
  • Theobald III van Champagne, opvolger van zijn broer als graaf van de Champagne.

 

13. Maria van Champagne (1174 – Akko, 9 augustus 1204) was een dochter van Hendrik I van Champagne en van Maria, dochter van koning Lodewijk VII van Frankrijk. Op 13 januari 1186 trouwde zij met Boudewijn IX van Vlaanderen, en werd de moeder van:

Op 23 februari 1200 legde zij samen met haar man in Brugge de kruisvaardersgelofte af. Boudewijn nam deel aan de Vierde Kruistocht maar Maria was zwanger en bleef achter als regentes. Maria reisde in 1204 haar echtgenoot achterna en hoorde aangekomen in Akko dat haar man tot keizer van Constantinopel was gekozen. Ze werd echter ziek en overleed in Akko. Het nieuws van haar dood zou Boudewijn veel verdriet hebben gedaan.

 

margaretha van constantinopel

Margaretha van Constantinopel

14. Margaretha II van Vlaanderen,  ook wel Margaretha van Constantinopel (ca. 2 juni 1202 – Gent, 10 februari 1280), was gravin van Vlaanderen van 1244 tot 1278 en als Margaretha I gravin van Henegouwen van 1244 tot 1280. Zij was de tweede dochter van graaf Boudewijn IX van de graafschappen Vlaanderen en Henegouwen (VI), en Maria van Champagne. Haar vader werd in mei 1204 ook keizer van Constantinopel. Na het overlijden van haar moeder (1204) en het verdwijnen van haar vader (april 1205) liet de Franse koning Filips II  haar met haar zuster Johanna in 1208 naar het hof in Parijs overbrengen om haar te onttrekken aan anti-Franse invloeden in Vlaanderen. Gedurende haar tijd in Parijs werd ze samen met haar zuster bekendgemaakt met de Cisterien orde, mogelijk mede door de invloed van Blanca van Castilië, de toekomstige Koningin-partner van Frankrijk.

Bij haar terugkeer in 1212 werd Margaretha toevertrouwd aan de Henegouwse ridder Burchard van Avesnes, met wie zij in hetzelfde jaar op tienjarige leeftijd trouwde. Na een klacht van gravin Johanna veroordeelde paus Innocentius III het huwelijk (Vierde Lateraans Concilie, 1215), en dit op grond van het feit dat Burchard subdiaken was gewijd en dus tot de geestelijke stand behoorde. Maar de echtelieden scheidden voorlopig nog niet. Margaretha en Burchard kregen de volgende kinderen:
– Boudewijn (ovl. 1219)
– Jan van Avesnes, gehuwd met Aleid van Holland (VOLGT 15).
– Boudewijn (1219-1295), gehuwd met Felicitas van Coucy, dochter van Thomas van Coucy-Vervins.

Pas in 1222 verliet Margareta haar echtgenoot en trouwde in het najaar van 1223 met Willem van Dampierre, een ridder uit de Champagnestreek en een zoon van Gwijde II van Dampierre en Mathilde I van Bourbon, bij wie zij volgende kinderen had:
– Willem III van Dampierre
– Gwijde III van Dampierre
– Jan I van Dampierre
– Johanna (ovl. ca. 1245), gehuwd met Hugo III van Rethel (twee dochters) en daarna met Theobald II van Bar (geen kinderen), begraven in de de abdij van Val-d’Ornain.
– Maria (ovl. 21 december 1302), abdis van de abdij van Flines.

Het verhaal gaat dat Burchard in dienst trad van de paus. Toen Margaretha in 1244 gravin van Vlaanderen werd, zou hij zijn teruggekeerd naar Vlaanderen. Margaretha was inmiddels hertrouwd en liet Burchard in Rupelmonde onthoofden.

Toen Margareta haar kinderloze zuster Johanna in 1244 opvolgde als gravin van Vlaanderen en Henegouwen, benoemde zij haar zoon Willem tot enige erfgenaam (1246). Daarop begon een strijd tussen de kinderen uit Margaretha’s beide huwelijken, de Avesnes en de Dampierres: de Vlaams-Henegouwse Successieoorlog. De Franse koning, in 1246 met de arbitrage belast, wees Vlaanderen toe aan haar zoon Gwijde van Dampierre en Henegouwen aan haar zoon Jan van Avesnes, feitelijk later haar kleinzoon Jan II van Avesnes. Niettemin bleef de vete tussen de beide huizen voortwoeden, zelfs tot in de volgende eeuw. Margaretha zelf stond heel de tijd aan de zijde van de “Vlaamse” Dampierres. De “Henegouwse” Avesnes verbonden zich door het huwelijk van Jan van Avesnes met Aleid van Holland met de Hollandse graven, die ongedaan wilden maken dat zij voor Zeeland leenhulde verschuldigd waren aan Vlaanderen. Zij betwistten ook het bezit door de Dampierres van Rijks-Vlaanderen.

15. Jan van Avesnes,  (Houffalize, april 1218 – Valencijn, 24 december 1257) was (erf)graaf van Henegouwen.
Jan was de oudste zoon van Burchard van Avesnes en Margaretha van Vlaanderen. Dit huwelijk werd echter onder politieke druk onwettig verklaard en ontbonden. Zijn moeder hertrouwde met Willem II van Dampierre en erfde in 1244 de graafschappen Vlaanderen en Henegouwen. Zij benoemde de kinderen uit haar tweede huwelijk tot haar erfgenamen.

Jan en zijn broer Boudewijn begonnen een politieke campagne om hun aanspraken te doen gelden. In 1243 verkregen zij een beslissing van keizer Frederik II van Hohenstaufen dat zij wettige kinderen van hun ouders waren. Jan kwam in 1244 in opstand tegen zijn moeder en koning Lodewijk IX van Frankrijk wierp zich in 1246 op als arbiter. Ook hij erkende de wettigheid van Jan en Boudewijn, en hij besliste dat Margaretha’s oudste zoon uit haar eerste huwelijk Henegouwen zou erven, en de oudste zoon uit het tweede huwelijk Vlaanderen zou erven. Lodewijk bereikte daarmee op zijn beurt dat het grote Vlaams-Henegouwse machtsblok aan zijn noordgrens werd versplinterd. Margaretha reageerde door het bestuur van Vlaanderen over te dragen aan haar zoon Willem II van Vlaanderen, maar ze hield wel het bestuur over Henegouwen.

Jan begreep dat het conflict met zijn moeder nog niet voorbij was en vond nog in 1246 een krachtige bondgenoot in graaf Willem II van Holland en trouwde op 9 oktober 1246 met diens zuster Aleid van Holland (Zie ook: Graven van Holland nr.12). Toen Willem in 1248 tot Duits tegenkoning was gekozen, bevestigde hij Jan als heer van Henegouwen en Rijks-Vlaanderen. In datzelfde jaar 1248 vertrok Lodewijk IX om deel te nemen aan de kruistocht en Jan besloot om zijn moeder aan te vallen. In 1250 werd zijn wettige status bovendien erkend door de paus. In 1251 lukte het Jan om zijn halfbroer Willem II van Vlaanderen te laten vermoorden tijdens een toernooi. Hij werd opgevolgd door zijn broer Gwijde van Dampierre. Nadat een aanval van Vlaanderen op Holland was mislukt (Slag bij Westkapelle, 4 juli 1253) was de Vlaamse macht gebroken. Margaretha besefte dat ze Henegouwen moest opgeven en in een laatste poging om Jan dwars te zitten schonk ze het graafschap aan Karel van Anjou, broer van de Franse koning. Karel probeerde Henegouwen te bezetten maar werd bij Valenciennes verslagen en kon ternauwernood ontsnappen. In 1254 keerde Lodewijk IX terug naar Frankrijk. Hij bevestigde zijn eerdere arbitrage en beval zijn broer om Henegouwen met rust te laten.
Zonder verder tastbaar resultaat overleed Jan in 1257, nog voor zijn moeder. Hij is begraven in Valenciennes.

Jan en Aleid kregen de volgende kinderen:
– Jan II van Avesnes, graaf van Henegouwen(1280) en van Holland (1299). (VOLGT Graven van Holland nr. 13)
– Boudewijn (leefde nog in 1299).
– Bouchard (26 mei 1251 – 29 november 1296), kanunnik in Kamerijk en Luik (1282), proost van Sint-Lambertus in Luik (1286), proost van Maastricht, aartsdeken van Leuven, bisschop van Metz (1283). Vader van Elisabeth, gehuwd met Steven van der Weyden.
– Gwijde, bisschop van Utrecht.
– Willem (1254-1296), bisschop van Kamerijk.
– Floris, stadhouder van Zeeland en prins van het vorstendom Achaea (1255-1297).
– Johanna (ovl. 1304), abdis van de Flines.

Jan kreeg nog een achtste kind Margaretha van Avesnes, gehuwd met Boudewijn van Péronne. Het is niet duidelijk of dit een kind is van Aleid of een buitenechtelijk kind.

Jan II van Avesnes

Jan II van Avesnes

16. Jan II van Avesnes ( geboren 1247 – overleden Valencijn, 22 augustus 1304), was als Jan I graaf van Henegouwen van 1280 tot 1304 en als Jan II graaf van Holland en Zeeland van 1299 tot 1304.
Jan was de oudste zoon van Jan van Avesnes (zoon van Margaretha van Constantinopel) en Aleid van Holland (dochter van graaf Floris IV). Zijn vader Jan en Margaretha hadden een lange strijd gevoerd over de verdeling van de goederen van Margaretha. Daaruit volgde dat vader Jan Henegouwen zou erven, maar omdat hij voor Margaretha overleed ging dit recht over op Jan II. Jan II sloot voor alle zekerheid in 1272 een verbond met zijn neef Floris V van Holland, tegen Margaretha. Daarmee werd her verbond van hun vaders voortgezet. Koning Rudolf van het Heilige Roomse Rijk erkende Jans rechten in 1275. In 1277 wees Rudolf Jan bovendien aan als erfgenaam van Floris, indien die kinderloos zou overlijden. In februari 1280 volgde hij Margaretha op in Henegouwen, die het graafschap Vlaanderen reeds in 1278 had afgestaan aan haar zoon uit haar tweede huwelijk, Gwijde van Dampierre.
Jan trouwde in 1270 met Filippa van Luxemburg. Het echtpaar kreeg o.a. de volgende kinderen:

  • Jan, graaf van Oostervant, ook Jan zonder Genade genoemd, gesneuveld aan Franse zijde tijdens de Guldensporenslag op 11 juli 1302, verloofd met Blanche van Frankrijk (1278-1305).
  • Willem, opvolger van zijn vader in Henegouwen en Holland.
  • Jan van Beaumont,  ook bekend als Jan van Blois en Jan van Henegouwen (geboren ca.1288, overleden 11 maart 1356) Heer van Noordwijk, Beaumont, Gouda en Schoonhoven. Getrouwd met Margaretha, gravin van Soissons.

Jan had daarnaast ook een aantal buitenechtelijke kinderen:

  • Simon (ovl. 1356), heer van Bruyelle
  • Willem Cuser (geboren 1290 in Schoten), gehuwd met Ida van Oosterwijk, vrouwe van Oosterwijk, en met Machteld van Heemstede. VOLGT 17a (IIA)
  • Hendrik
  • Aleid, getrouwd met Wolfert II van Borselen, daarna met Otto III van Buren uit het Huis Buren. En huwde als derde met Jan Herpertsz. van Foreest. VOLGT 17b (IIB)
  • Ida
    Cuser

    Wapen van Willem Cuser

    17a. Willem Cuser (geboren Schoten, ca. 1290, overleden 13 januari 1355) werd rond 1290 geboren als bastaardzoon van Jan II van Avesnes, de toenmalige Graaf van Henegouwen en Ymoete. Willem Cuser wordt in 1318 als slotvoogd van kasteel Tollenburg in De Mars bij Rhenen genoemd, dat onder aanvoering van Dirk van Lienden werd verbrand tijdens een opstand van de Neder-Betuwers. In 1320 werd hij daarvoor schadeloos gesteld met hulp van de graaf van Holland. In 1331 trok Cuser in opdracht van Jan van Diest, de bisschop van Utrecht tegen een zekere Hendrik, kastelein van Hagestein. In 1336 is hij baljuw van Amstelland en kastelein van het Muiderslot. Zijn status als bastaardzoon van de graaf van Holland werd zeker niet geheim gehouden. In een brief van de Hollandse graaf noemt hij Willem ‘onse neve’. Daarnaast was hij een belangrijk man, wat blijkt uit zijn bezittingen en zijn bestuurlijke functies. Hij woonde in het latere Huis te Kleef.

    Hij trouwde met Ida van Oosterwijk en werd vader van Meijne Cuser (overleden op 23 augustus 1350 te Delft, gehuwd met heer Claas van Swieten) en Koenraad Cuser (15a) , heer van OosterwijkAmstelveen, Sloten, Osdorp en Schoterbosch.
    Hij trouwde voor de tweede keer met jonkvrouw Mechteld van Heemstede.

    17b. Aleid van Henegouwen is geboren omstreeks 1293 in Avesnes, buitenechtelijke dochter van Jan II van Avesnes (13), graaf van Holland en Henegouwen en Ymoete. Aleid is overleden na dinsdag 12-06-1351, ongeveer 58 jaar oud. Aleid:
    (1) trouwde, ongeveer 19 jaar oud, in 1312 met Wolfert II van Borselle, 38 of 39 jaar oud.
    (2) trouwde, ongeveer 24 jaar oud, vóór zondag 21-10-1317 met Otto van Buren | van Arkel | van Asperen.
    (3) trouwde, ongeveer 34 jaar oud, op zondag 02-01-1327 in Lijftocht met Jan Herpertsz van Foreest (geboren ca. 1289  Naalwijk, overleden omstreeks 1345), ambachtsheer van de Rijnlandse ambachtsheerlijkheid Middelburg, en leenman van de “Baten” onder Koudekerk aan den Rijn. Jan van Foreest werd geboren als zoon van Herpert van Foreest (genoemd 1278 – overleden 1283) uit het geslacht Foreest. De naam van zijn moeder is onbekend.
    Een zoon uit het laatste huwelijk was Herpert van Foreest. VOLGT 15b.


    18a. Coenraad Cuser
    (geboren ca. 1327, overleden 1407), heer van OosterwijkAmstelveen, Sloten, Osdorp en SchoterboschBaljuw van Amstelland 1368/70, baljuw Rijnland 1380/83, 1397 houtvester van Holland, 1400 kastelein van Teilingen en raad van hertog Albrecht, verbannen 1403. Zoon van Willem Cuser (14a.) en Ida van Oosterwijk)
    Zijn zoon, de schildknaap Willem Cuser, werd op 21 sept. 1392, samen met Aleid van Poelgeest, minnares van Albrecht van Beieren, graaf van Holland, vermoord op het Haagse Buitenhof. “Het gevolg van de moord was, dat 54 Hoekse edelen – onder wie de graaf van Oostervant [de latere Willem VI, zoon van graaf Albrecht] – werden ingedaagd, vervolgd en verbannen, hun goederen geconfiskeerd en hun hoven verbrand en verwoest werden. De tegen hen gehouden strafexpeditie stond onder bevel van Coenraad Cuser. Nadat [Albrecht] zich in 1403 met zijn zoon had verzoend, werd Coenraad verbannen en gedwongen het grootste deel van zijn leengoederen [inclusief Huis ter Kleef] aan Albrechts jonge gemalin Margriet van Kleef over te doen.
    Hij was getrouwd met Clementia Gerrit Bloelendr. van der Sloten en hadden een zoon Willem Cuser en een dochter Ida Cuser . VOLGT 19a.

    Foreest 2

    Van Foreest


    18b. Herpert van Foreest 
    (genoemd 1334, overleden Haarlem, 1367), ambachtsheer van de Rijnlandse ambachtsheerlijkheid Middelburg, was schepen te Haarlem en lid van de hoge vierschaar onder graaf Willem V van Holland. Zoon van Aleid van Henegouwen en Jan van Foreest. Hij was getrouwd met een onbekende vrouw. Uit dit huwelijk o.a.: Jan van Foreest. VOLGT 19b.


    19a. Ida Cuser
    (geboren ca. 1355, overleden ….), dochter van Coenraad Cuser (15a.) en Clementia Gerrit Bloelendr. van der Sloten. Zij trouwde ca. 1370 met Jan van Foreest (16b), heer van Middelburg, Foreest enz. 1367, schepen van Haarlem, schout van Oudewater, overl. (Haarlem?) 1413, zoon van Herpert van Foreest en NN. Kinderen:
    – Herpert Heer van Foreest,   geboren 1372, Haarlem,
    – Willem Cuser van Foreest,   geboren 1374, Haarlem,    overleden 1410  (Leeftijd 36 jaren)
    – Adriaan van Foreest,   geboren 1376, Haarlem,   overleden 1428/1433  (Leeftijd 57 jaren)
    – Catharina van Foreest,   geboren 1378, Haarlem ,   overleden 1428  (Leeftijd 50 jaren) VOLGT 17.
    – Herbaren Van Foreest,   geboren ~1380
    – Willem Cuser van FOREEST,  geboren ca.1374, Haarlem,   overleden 1410
    – Adriaan van FOREEST,   geboren (CA 1370),   overleden (1428-1433).


    19b. Jan van Foreest
    (genoemd 1367 – Haarlem, 1413), ambachtsheer van de Rijnlandse ambachtsheerlijkheid Middelburg, was schepen en vroedschap te Haarlem, schout van Oudewater en (hoog)heemraad van Rijnland.  In 1367 volgde hij zijn vader op in diens Rijnlandse heerlijkheid. Hij trouwde rond 1370 met Ida Cuser, dochter van Koenraad Cuser van Oosterwijk en Clemeyns Gerrit Boelendochter, vrouwe van Sloten. Kinderen van Jan en Ida:
    – Herpert Heer van Foreest,   geboren 1372, Haarlem,
    – Willem Cuser van Foreest,   geboren 1374, Haarlem,    overleden 1410  (Leeftijd 36 jaren)
    – Adriaan van Foreest,   geboren 1376, Haarlem,   overleden 1428/1433  (Leeftijd 57 jaren)
    – Catharina van Foreest,   geboren 1378, Haarlem , overleden 1428  (Leeftijd 50 jaren) VOLGT 17.
    – Herbaren Van Foreest,   geboren ~1380
    – Willem Cuser van FOREEST,  geboren ca.1374, Haarlem,   overleden 1410
    – Adriaan van FOREEST,   geboren (CA 1370),   overleden (1428-1433)

    Foreest 2

    Van Foreest

    20.  Catharina van Foreest,   geboren 1378, Haarlem , overleden 1428  (Leeftijd 50 jaren). Dochter van Jan van Foreest en Ida Cuser.
    Zij was gehuwd met Vranck Lambrechts van der MEER, schepen van Delft in 1434, 1436 en 1437, geboren circa 1374 te Haarlem, overleden na 1438, begraven te Delft. Hij was een zoon van Lambrecht van TOL (van der MEER) en Alijd van HODENPIJL.
    Uit dit huwelijk:
    – Arent Vrancken van der Meer, geboren circa 1397 te Delft.
    Maria van der Meer, geboren circa 1398 te Delft, begraven te DelftVOLGT 18.
    – Geertruida van der MEER, geboren circa 1400, overleden 1479-1485.  Gehuwd (1) voor 1442 met Jacobs Claesz, overleden voor     1442. Gehuwd (2) 1442 met Symon Dammasz van Overvest, schepen van Delft (1440/1457/1464/1466), veertiggraad van Delft      hoofdman van het gilde St.Johan Evengelist (1453), geboren circa 1420, overleden 1479. Familiewapen in groen drie staande        zilveren schapen, zoon van  Dammas Sijmons van Overvest.

    Meer21. Maria van der Meer, geboren circa 1398 te Delft, begraven te Delft.
    Gehuwd met Gerrit Willems Storm, schepen (1452-1453) en thesaurier (1450) van Delft, overleden 1461-1464, zoon van               Willem Storm Gerrits en Machteld Vrancken van der Does. Kinderen:
    – Vranck Storm van Weena‏‎
    – Jan Roe Storm van Weena‏‎
    – Margaretha Storm van Weena VOLGT 19.

    margaretha van Weena22. Margaretha Storm van Weena‎, geboren ‎1440 te Delft.
    Zij stamde uit een beroemd Hollands geslacht, dat der Bokel’s (Beukel’s), de bezitters van het slot Weena. Zij hebben vrij zeker “de oudste kern” gelegd van Rotterdam, van de dijk, “Genaamd Vasteland, Schiedamschedijk, Korte Hoogstraat, Hoogstraat”. Hun slot moet gelegen hebben op de plek waar zich nu het station Hofplein bevindt. Na de Vlaamse oorlog, in het begin van de 14e eeuw, teruggekeerd op hun kasteel, kregen de Heren van Bokel ook het zogenaamde “Nieuwland” in hun bezit. Graaf Willem III wist in 1337 Heer Dirk Bokel diens deel van de Middeldam met het Nieuwland afhandig te maken en ’s jaars daarna kreeg Rotterdam stadsrechten (1338). De drie jaren van burgeroorlog 1425-1428, gedurende de regering van Jacoba van Beieren, brachten ook het einde van het slot Weena. Nog eeuwen lang bleven de bouwvallen ervan zichtbaar. Heer Jacob Bokel van Weena behield zijn Heerlijkheid van Beukelsdijk en bewoonde later het slot Giessenburg in de Alblasserwaard. Als goede vrienden van Filips van Bourgondie, bekleedden de Heren van Weena zelfs een plaats onder ’s hertogs raadslieden. Wat de Rhoonse belangen niet tot nadeel zal hebben gestrekt! ‘ Zij was gehuwd met Pieter IV van Roden , geboren ca.1420, beleend met een vijfde deel van de lenen van zijn vader (1455), met een twintigste deel (1465), koopt tweemaal een vierde deel (1471, 1474), uiteindelijk ambachtsheer van de gehele heerlijkheid Rhoon (1483-1502), krijgt het onversterfelijk leenrecht (1481) en de hoge heerlijkheid (1497), inpolderaar van de Rhoonse polders Gijsenland, Nijenland en Jan Corneliszoonland, overleden 28.06.1509. Hun zoon:

    Wapen van de heren van Rhoon23. Pieter van Roden, geboren ca.1460, ambachtsheer van Rhoon (1502-34) en Pendrecht (1520-34), eigenaar van een huis aan het Westeinde te Den Haag, overleden 19.02.1534, begraven Rhoon; trouwt 07.06.1501: Anna van Grave, geboren 05.01.1475, overleden 06.03.1549, begraven Rhoon; dochter van Raes van Grave, ridder, heer van Heverle (bij Leuven), heer van Malhevre, en Elisabeth van Sinte Guericx. Zoon:

    24. Gerrit van Rhoon, geb. Leiden omstr. 1518/21, schildknaap 1553, bewoner van het Huys te Rhoon 1553, baljuw van Rhoon 1557, eigenaar van het slot Valckensteijn onder Poortugaal 1578-1582, heemraad van Rhoon 1589, doopgetuige bij de kinderen van zijn kleinzoon Philip Philipsz. 1591, 1593, baljuw van Putten en Geervliet 1593, kocht het land Korendijk van Arnout van Boshuijsen 1593, overl. ald. na 3 okt. 1600, tr. Catharina van der Does, geb. Leiden omstr. 1522, overl. 1607/08, verwekte een onwettige dochter omstr. 1543 bij Katrijna Clementsdr., mogelijk geboren ’s-Gravenhage omstr. 1520 als dochter van Clement Aertsz., overl. voor 1559, en Adriaentge Andriesdr.), overl. voor 10 mrt. 1559.

    25. Helena Gerrits van Rhoon, dochter van Gerrit van Rhoon en Katrijna Clementsdr., geboren vermoedelijk ‘s-Gravenhage ca.1544, biersteekster op het veer van Rhoon, overleden Rhoon vóór 19.10.1623; trouwt 2e vóór 03.10.1600: Jacob (Mat)Thijsen, biersteker in Rhoon (1593); trouwt 1e vóór ca.1567:  Philip Cornelisz. Vermaet, geb. Rotterdam omstr. 1537 (zoon van Cornelis Philipsz., mogelijk brouwer, vermeld te Utrecht 1532-1542, later te Rotterdam 1540-1543, en Trijntje/Katrijn Jansdr. Coning), woonde Rhoon 1561, schepen aldaar 1566, overl. Poortugaal voor 3 okt. 1600.

    wapen vermaat

    26. Philips Philipsz. (de Oude) Vermaet (van der Maet), geb. Rhoon omstr. 1567, won. Poortugaal, daarna Spijkenisse, schipper en biersteker, overl. Spijkenisse na 19 okt. 1623, tr. (2) Spijkenisse 3 mrt. 1602 Margen Aertsdr., tr. (1) voor 4 mrt. 1591 Maertje Dircx Koedief, (dochter van Dirck Cornelisz. Kuedieff en Maertje Aryensdr.) overl. Spijkenisse 20 mei 1640.

    27.Philip Philips (de jonge) Vermaat, ged. 4 mrt 1591 te Poortugaal, ovl. 20 feb 1655 te Spijkenisse, zoon van Philip Philips de oude Vermaet en Koedief Maartje Dirks
    markschipper en biersteker te Spijkemisse.
    Begraven in de kerk van Spijkenisse: Hier leyt begraven den jonqe Philips Philipsz. Vermaet sterf den 20 February anno 1655.
    Gehuwd 26 jan 1614 te Spijkenisse met: Geertje Jans Bos, geb. te Spijkenisse, ovl. 17 nov 1658 te Spijkenisse, dochter van Jan Bos en Maertje Gerrits.

    28. Jan Philipsz Vermaat, gedoopt op 18 juni 1634 te Spijkenisse. Zoon van Philip Philips Vermaat en Geertje Jans Bos.
    Marktschipper van Spijkenisse op Rotterdam.
    Gehuwd ± 1656 te Spijkenisse met: 
    Claasje Pieters Landmeter. Geboren rond 1634 in Biert. Dochter van Pieter Jacobsz Landmeter en Bastiaantje Cornelisdr. Ketting.

    29. Cornelus Jansze Vermaat, gedoopt op 1 jul 1663 te Spijkenisse, overleden op 14 feb 1727 te Spijkenisse, zoon van Jan Philipsz Vermaat en Claasje Pieters Landmeter.Marktschipper te Spijkenisse.
    Gehuwd ± 1690 te Spijkenisse met Margriet Jans Barrevelt, gedoopt op 22 augustus 1666 te Strijen, overleden 24 december 1719 te Spijkenisse.

    30. Philip (Fulp) Cornelisz Vermaat, ged. 22 nov 1699 te Spijkenisse, ovl. 31 mei 1764 te Spijkenisse, zoon van Cornelus Jansze Vermaat en Maegriet Jans Barrevelt. Gehuwd 8 nov 1733 te Spijkenisse met: Jannetje Huibrechts Villerius, ged. 2 sep 1714 te Spijkenisse, ovl. 19 apr 1765 te Spijkenisse dochter van Huibrecht Villerius, vermogend boer op de Welplaat en Francijntje Ploeger.

    31. Francina Vermaat, geb. 4 sep 1735 te Schiedam, ged. 11 sep 1735 te Spijkenisse. Zij is overleden op 19 maart 1822 in Hekelingen. Dochter van Philip (Fulp) Cornelisz Vermaat en Jannetje Huibrechts Villerius.
    Gehuwd met Pleun Bastiaan de Raat. Hij is geboren rond 1746 en hij is overleden op 28 februari 1827 in Hekelingen. Zoon van Bastiaan Cornelisz de Raet en Maaiken Pleunen Pruimstraat.

    de Raat

    de Raat

    32. Jannetje Pleuntie de Raat, gedoopt op 23 juni 1782 te Hekelingen. Dochter van Pleun Bastiaan de Raat en Francina Philips Vermaat. Zij trouwt te Hekelingen op 30-4-1808 met Maarten Braat, gedoopt te Hekelingen op 30-3-1777, overleden te Overschie op 18-1-1827. Zoon van Klaas Braat en Jaapje van Driel.

     

    Braat

    Braat


    33.  Pleun Braat
    , geboren te Overschie op 17-2-1809, van beroep bouwman en overleden te Hazerswoude op 1-9-1874. Hij trouwt te Overschie op 3-4-1842 met 
    Neeltje van der Wilk, geboren te Capelle aan den IJssel op 5-5-1818, overleden te Hazerswoude op 2-8-1896. Zij is een dochter van Ary van der Wilk en Grietje Boom.

    34. Maarten Braat, geboren te Hazerswoude op 1-12-1842, van beroep bouwman en overleden te Haarlemmermeer op 24-12-1901. Hij trouwt op 17-11-1873 (scheiding tafel en bed op 5-12-1897) met Antje van der Akker, geboren te Hazerswoude op 21-3-1839 en overleden te Haarlemmermeer op 15-4-1907. Zij was een dochter van Dirk van der Akker en Neeltje Verduijn.

    gerardus braat

    Gerardus Braat

    35. Gerardus Braat, geboren te Haarlemmermeer op 16-9-1880, overleden te Rotterdam op 4-3-1967. Hij is van beroep landbouwer-taxateur Tarwe Centrale, wonend in de boerderij “t Land Kanaän” te Zevenhuizen. Hij trouwt 1e met Mijntje Pruissen, geboren te Haarlemmermeer op 2-8-1883 en overleden te Gouda op 20-8-1960. Zij is een dochter van Wouter Pruissen (landbouwer te Nieuw-Vennep en overleden ± 1927) en Ariana Juditha Pruissen (nicht van Wouter, zij is geboren ± 1850 en overleden op 3-8-1918). Hij trouwt 2e met Johanna Maria Cornelissen en trouwt 3e met Pietertje Visser.

     

     

    Ariana Juditha Braat

    Ariana Juditha Braat

     

     

    36. Ariana Juditha Braat, dochter van Gerardus Braat en Mijntje Pruissen. Geboren te Zevenhuizen op 29 maart 1920, overleden aldaar op 27 augustus 2010.

    Willem Pieter Ooms

    Willem Pieter Ooms,

    Gehuwd met Willem Pieter Ooms, geboren 1 juni 1924 te Zevenhuizen, van beroep meubelmaker en stoffeerder en overleden op 1 september 1998 te Gouda. Zoon van Catharinus Ooms en Jannigje Aartje van Vliet.

     

    johnny

    Johnny Ooms

     

    37.Johnny Ooms, zoon van Willem Pieter Ooms en Ariana Juditha Braat. Geboren te Zevenhuizen op 15 februari 1958.

     

    handtekening 2015

    31 oktober 2015