Goes (Zeeuws: Hoes) is een stad op het schiereiland Zuid-Beveland, centraal gelegen in de Nederlandse provincie Zeeland. De stad Goes telt 28.260 inwoners (2020) en de gemeente 38.594 inwoners (1 januari 2021, bron: CBS). Goes is tevens de hoofdplaats van de gelijknamige gemeente Goes.
Goes is in de tiende eeuw ontstaan aan de rand van een kreek genaamd de Korte Gos. Het op een kreekrug gebouwde dorp groeide snel en reeds in de 12de eeuw was er sprake van een marktplein en een aan Maria Magdalena gewijde kerk. Door de snelle groei kreeg Goes in 1405 stadsrechten van de graaf van Zeeland, Willem VI en in 1417 officieel toestemming om zich te versterken met stadsmuren en een stadsgracht. De welvaart van de stad was gebaseerd op lakennijverheid en de winning van zout, dat uit veen gewonnen wordt. In de zestiende eeuw ging het Goes minder voor de wind. De verbinding met zee verzandde en in 1554 vernietigde een grote stadsbrand het noordwestelijk deel van de stad. De oorzaak was een in brand geraakte zoutkeet in combinatie met een straffe noordoostenwind.
Begin 1572 namen de Spanjaarden de stad in; de op dat moment heersende gouverneur van Walcheren (in naam van Willem de Zwijger), Jerome Tseraerts, ondernam met Engelse huurlingen een poging de stad te heroveren. Dit werd geen succes door voedsel- en munitietekorten en de belegering werd ontbonden. In 1577 verlieten de Spaanse troepen die op dat moment de stad bestuurden Goes, en de stad sloot zich aan bij de Prins van Oranje. Tussen 1585 en 1625 werd de verdedigingsgordel rond Goes verder aangelegd die tegenwoordig nog gedeeltelijk aanwezig is. In de eeuwen hierna speelde Goes geen belangrijke rol behalve die van agrarisch centrum van Zuid-Beveland.
In 1868 kreeg Goes een treinverbinding. Dit leidde echter niet zoals bij veel steden tot industrialisatie. De economie bleef zich richten op dienstverlening en distributie. Eveneens bleef de agrarische sector een belangrijke rol spelen, tot op de dag van vandaag.
Van de wereldoorlogen heeft Goes niet veel last gehad. Tijdens de Eerste Wereldoorlog raakten 7 bommen Goes en Kloetinge; dit was een vergissing van de bemanning van een Brits vliegtuig. In Kloetinge vielen 3 bommen, de schade viel mee. In Goes werd een huis aan de Magdalenastraat verwoest, er viel 1 dode. Ook een aantal vrachtschepen in de haven werd geraakt en liep grote schade op. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Goes niet veel gemerkt van het oorlogsgeweld dat toch vlak naast de stad (de Sloedam en de slag om de Schelde) plaatsvond. Er werd in Goes weinig vernield, wel stond de stad tot de bevrijding op 29 oktober 1944 onder bevel van de Duitsers.
Tijdens de watersnood van 1953 bleef Goes droog. De dijken ten noorden van de stad hielden het, al scheelde het niet veel, zoals de dijk bij Kattendijke die door versterking door zandzakken overeind bleef. Als dit niet zo was geweest waren de gevolgen voor Goes en de rest van Zuid-Beveland niet te overzien geweest. Wel getroffen werden Wolphaartsdijk en Oud-Sabbinge, toen nog een eigen gemeente, nu onderdeel van de gemeente Goes. In die dorpen kwamen in totaal 14 mensen om. De stad Goes gold in de ramptijd als opvangplaats voor de vele mensen die uit overstroomde dorpen als Wolphaartsdijk, Kortgene en Kruiningen geëvacueerd werden. In de Grote kerk in Goes werden bovendien lijken opgebaard.
De eerstvolgende groeistuipen kreeg Goes pas weer in de jaren 60 en 70 van de twintigste eeuw. De industrie nam toe en de rol van dienstencentrum werd versterkt. Het noordwestelijk deel van de binnenstad, de Smallegangesbuurt, werd grotendeels gesloopt. Vanaf 1982 werd het wijkje herbouwd. De stad groeide sterk door de aanbouw van nieuwe wijken als de Noordhoek, het Goese Meer, Oostmolenpark, Overzuid en Ouverture. Sindsdien gaat het Goes voor de wind; het is nu na Middelburg, Terneuzen en Vlissingen, volgens CBS-gegevens, een aanzienlijk economisch centrum in Zeeland en dat valt te zien aan het moderne kantorenpark ‘Stationspark’. Volgens het CBS is Goes wat bedrijfshuisvesting, commerciële dienstverlening en cultuur/recreatie betreft na Middelburg en Terneuzen de derde stad van Zeeland. Wat detailhandel betreft is het zelfs, na Middelburg, de tweede stad. Op onderwijsgebied (aantal leerlingen voortgezet, hoger en wetenschappelijk onderwijs) moet Goes de eer laten aan Middelburg, Terneuzen en Vlissingen. Na Terneuzen en Vlissingen is Goes de grootste Zeeuwse industriestad.
Op 27 oktober 1976 vond er een ernstig treinongeluk plaats bij Goes, waarbij 7 doden en 8 gewonden vielen.
De meest waarschijnlijke herkomst van de naam Goes is een tekst uit 976 die Curtagosum vermeldt. De waternaam Gosa met de aanduiding curt wordt gelezen als Korte Gos. Goes heeft vermoedelijk in 1405 stadsrechten verkregen en vierde daarom in 2005 zijn 600-jarig bestaan als stad.
Het wapen van Goes toont onder andere een witte gans, die afkomstig is van Zuid-Beveland. Over de reden dat de gans opduikt in het stadswapen bestaan verschillende theorieën. Volgens de website van de gemeente Goes zijn de ganzen waarschijnlijk een verwijzing naar de wilde ganzen die op Zuid-Beveland overwinteren. Vaak wordt gesuggereerd dat Goes een Hanzestad is, voornamelijk ingegeven door de gans in het wapen en de Hanze-bank die in het begin van de 20e eeuw bestond. Goes heeft echter nooit tot de groep Hanzesteden behoord. Tijdens carnaval wordt de naam tijdelijk veranderd in ‘Hanzehat’, Zeeuws voor ‘Ganzegat’.
Het wapen van Goes is oorspronkelijk een stadswapen dat al sinds de middeleeuwen bestaat en sinds 1817 het gemeentewapen van de gemeente Goes en is gevormd uit het wapen van Albrecht van Beieren (uit het Huis Wittelsbach) die omstreeks 1400 stadsrechten verleende aan Goes. De hertogen van Beieren waren toentertijd graven van de Nederlandse graafschappen Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland geworden. Het onderste deel bestaat uit de witte gans van Zuid-Beveland.
Het eerste wapen van Goes werd op 31 juli 1817 toegekend, en had de beschrijving:
“Gevierendeeld : I en IV in zilver spitsgeruit van azuur, II en III gevierendeeld : a en d :in goud een leeuw van sabel, b en c: in goud een leeuw van keel, een schildvoet van sabel,beladen met een gans van zilver, gebekt en gepoot van keel. Het schild gedekt met een gouden kroon van 3 bladeren en 2 parels.”
Opmerking: Op de tekening van het register van de Hoge Raad van Adel heeft de kroon 2 x 3 parels.
Op 21 juli 1970 werd een enigszins aangepast wapen toegekend: de leeuwen kregen een andere kleur tong en nagels. De beschrijving luidt:
“Gevierendeeld : I en IV spitsgeruit van zilver en azuur, II en III opnieuw gevierendeeld met in a en d in goud een leeuw van sabel, getongd en genageld van keel, en in b en c in goud een leeuw van keel, getongd en genageld van azuur; een schildvoet van sabel met een gans van zilver, gebekt en gepoot van keel. Het schild gedekt met een gouden kroon van 3 bladeren en 2 paarlen.”
Uit:
Voorouders uit Goes:
- Arent van der Goes
Ridder, bijgenaamd “met den Buke”.
Geboren circa 1111 te Goes. Hij leefde omstreeks 1140. - Arent van der Goes
Geboren te Goes. Overleden 1183. Zoon van Arent van der Goes. - Peter van Borselen
Geboren rond 1210 te Borselen, overleden circa 1278.
Ridder, heer van Borselen, Goes en Kloetinge. Zoon van Nicolaas I van Borselen en Jutta van Holland.
Hij was gehuwd met Hadewig van Cruiningen - Michiel van Moerkerken
Geboren rond 1610 te Goes, overleden in ‘s-Gravendeel. Schoolmeester en voorzanger te ‘s-Gravendeel. De schoolmeestersfamilie van Moerkerken bekleedde deze functie over 3 generaties en heeft veel sporen achtergelaten in de ‘s-Gravendeelse archieven. Hij trouwt Aerjaentje Joris. - Hendrik van Moerkerken
Geboren rond 1640 te Goes, overleden op 1 februari 1723 in ‘s-Gravendeel. Zoon van Michiel van Moerkerken en Aerjaentje Joris. Hij was schoolmeester, grafdelver, koster en schepen van ‘s-Gravendeel. Hij was op 8 november 1669 te Dordrecht getrouwd met Sijtje Willems Bijl. Hij woonde met Sijtje in de Kerkstraat te ‘s-Gravendeel.
Terug naar: