Maarten van Rossum

 

Maarten van Rossum
(ook Maarten van Rossem en Marten van Rossem genoemd).
Geboren te  Zaltbommel, waarschijnlijk kort voor 1490, overleden te Antwerpen, op 7 juni 1555.
Hij was een Gelderse legeraanvoerder, die buiten zijn vaderland zeer werd gevreesd voor de nietsontziende manier waarop hij oorlog voerde. In een lange carrière bracht hij zijn lijfspreuk “Blaken en branden is het sieraad van de oorlog” veelvuldig in de praktijk.
Zijn manier van oorlog voeren kenmerkte zich door guerrilla-achtige tactieken, waarbij de burgerbevolking nog minder werd ontzien dan in zijn tijd gewoon was.

Gedurende dertig jaar diende hij de belangen van de Gelderse hertogen Karel van Gelre en diens opvolger Willem V van Kleef in hun strijd om de onafhankelijkheid van het hertogdom Gelre veilig te stellen tegen de Habsburgse Nederlanden van keizer Karel V. Van Rossum bracht een lange lijst van wapenfeiten op zijn naam, waaronder de verovering van Arnhem en Rhenen door het toepassen van krijgslisten, plundertochten in Holland, de verovering van Utrecht in 1527, zijn opzienbarende aanval op Den Haag in 1528 en zijn veldtocht tegen Brabant (1542-43). Na de ondergang van het hertogdom Gelre vocht hij de laatste jaren van zijn leven in dienst van zijn oude vijand keizer Karel V tegen Frankrijk.

Het familiewapen bestaat uit drie rode vogels op een zilveren schild

Zijn ouders, Johan van Rossum, heer van Rossum, Broekhuizen, Poederoijen, Oijen en Meinerswijk († 1512), en Johanna van Hemert († na 1523) trouwden vermoedelijk kort vóór 1478. Zij behoorden tot de Gelderse adel. Zijn vader had zowel bezittingen in de Betuwe (in de Bommelerwaard) als in Opper-Gelre, twee van de vier Gelderse kwartieren. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren; twee zonen en twee dochters. Maarten van Rossum was de tweede zoon. Zijn oudste broer heette Johan. Een van zijn zusters, Margaretha van Rossem, was getrouwd met Johan van Isendoorn. Van Rossum zou zelf geen wettelijke kinderen nalaten. Zijn uit het huwelijk van zijn zuster geboren neef Hendrik van Isendoorn zou zijn erfgenaam worden.
Over zijn jeugd en de door hem gevolgde opleiding is zo goed als niets bekend.

 

 

In 1524 werd hij door de hertog van Gelre tot maarschalk van Gelre benoemd. In de laatste jaren van zijn leven was hij enige tijd keizerlijk stadhouder van het hertogdom Luxemburg. Verder verwierf van Rossum zich in zijn leven de titels van heer van Poederoijen, pandheer van Bredevoort, heer van Cannenburch en heer van Lathum en Baer.
In 1534 werd Maarten van Rossem door hertog Karel van Gelre als drost van Bredevoort aangesteld. Tussen 1545 en 1555 begon hij met verbeteringen aan de vestingwerken van Bredevoort. Hij laat de stad versterken, en plaatst nieuwe stadspoorten, en Bredevoort krijgt een Halve Maan voor de Aalterpoort, en een bastei met rondeel voor de Misterpoort. Hij verbreedde de gracht en verlegde een deel van de oostmuur, liet aarden wallen opwerpen tegen de stadsmuren om deze ook tegen kanonvuur bestendig te maken. Onder zijn leiding werd in Winterswijk een rechtszaak gevoerd door Tegeders uit dat gebied naar aanleiding van misstanden rondom zijn voorganger, drost Jacob ten Starte. Het huis Cannenburch kocht hij in 1543, de Kleefse heerlijkheid Hulhuizen in 1544, de heerlijkheid Lathum in 1546, waaraan hij in 1555 nog het huis Baer toevoegde. Vanaf 1548 werden zijn taken in de heerlijkheid Bredevoort waargenomen door zijn zwager Johan van Isendoorn.

Omstreeks 1535 liet van Rossum een stadskasteel in Zaltbommel bouwen, dat later ook wel het Maarten van Rossumhuis werd genoemd (niet te verwarren met het Maarten van Rossemhuis in Arnhem, dat ook wel het Duivelshuis wordt genoemd). Het gebouw is versierd met renaissancebeeldhouwwerk. Door het uiterlijk met torentjes en kantelen wordt het ook wel een stadskasteel genoemd. Dit komt terug in ‘Stadskasteel Zaltbommel’, de naam die in 2008 werd gegeven aan het museum dat sinds 1937 in het pand gevestigd is. Voorheen heette dit het Maarten van Rossummuseum.

Beeld van Maarten van Rossum op een bankje voor kasteel Cannenburg

In 1543 kocht van Rossum de restanten van Kasteel Cannenburgh. Op de ruïne werd een statig slot van drie verdiepingen gebouwd. De naar voren springende ingangstoren werd van natuurstenen ornamenten voorzien, waarmee van Rossum de renaissance in Gelderland introduceerde. In de kelderverdieping zijn nog sporen van het middeleeuwse complex bewaard. In 1555 voltooide zijn neef en erfgenaam Hendrik van Isendoorn, zoon van zijn zus Margaretha van Rossem en lid van de familie D’Isendoorn à Blois, het bouwplan dat van Rossum was begonnen.

In het voorjaar van 1555 werd Maarten ziek, mogelijk raakte hij besmet met de pest of de tyfus. Hij bevond zich in de vesting Charlemont in het stadje Givet, in de Ardennen. Op 7 juni 1555 overleed Maarten van Rossum in Antwerpen, waar hij heen was gebracht voor de beste medische behandeling. Zijn lichaam werd overgebracht naar Rossum en werd daar in de kerk begraven. Hij had er een marmeren tombe laten maken.

 

   

In het dorp Rossum is er een straatnaam naar Maarten van Rossum genoemd.

 

Uit: Wikipedia – Maarten van Rossum

 

Zie ook:

Stadskasteel Zaltbommel

Voorouders van Maarten van Rossum

Heren Van Rossum

Terug naar:

Bijzondere personen

 

  facebook       

© 19 augustus 2017