Dubbeldam was een dorp op het Eiland van Dordrecht, in de Nederlandse provincie Zuid-Holland. De vroegere gemeente werd per 1 juli 1970 toegevoegd aan de gemeente Dordrecht en maakt sindsdien als wijk deel uit van deze stad.
Dubbeldam bestaat uit een oude dorpskern, een paar voormalige landwegen en veel nieuwbouw. Van de oude dorpskern is door afbraak en nieuwbouw in de jaren zestig weinig meer te zien. De wijk ligt bijna direct aan het natuurgebied de Hollandse Biesbosch. Voor Dordtse begrippen wonen er veel welgestelden.
De naam Dubbeldam is eenvoudig te verklaren als “dam in de Dubbel”, een riviertje dat door de Groote of Hollandsche Waard liep. In 1282 wordt de locatie voor het eerst vermeld. Ergens in de veertiende eeuw krijgt het dorpje met de omliggende boerderijen de status van ambacht. Als in de nacht van 18 op 19 november 1421 de Sint-Elisabethsvloed een einde maakt aan de Groote of Hollandsche Waard, verdrinkt Dubbeldam met 17 andere dorpen.
De rechten op de ambachten bleven echter (zij het als dode letter) in stand en toen er in de zestiende eeuw in het gebied ten zuiden en oosten van Dordrecht weer gepolderd werd, kreeg Arend Cornelisz., burgemeester van Dordrecht en heer van (het eveneens verdronken) De Mijl, interesse in de rechten over Dubbeldam, die hij in 1554 van het gewest Holland als erfpacht verkreeg. Vanaf ca. 1560 begonnen hij en zijn opvolgers het gebied systematisch in te polderen. Het was van groot belang voor Dubbeldam om de grenzen vast te stellen, daar werd een commissie voor ingesteld. Landmeters trokken rond 1560 een ‘ree’ (grenslijn) tussen Dordrecht en Dubbeldam ter hoogte van ongeveer Reeweg-Oost. De vier polders waar het ambacht Dubbeldam uiteindelijk uit zou bestaan waren: Oud-Dubbeldam, de Noordpolder, de Zuidpolder en de Aloïsenpolder. De polder Wieldrecht werd in 1659 een zelfstandig ambacht. Het dorp Dubbeldam werd in 1630 groot genoeg geacht voor een eigen kerk.
Dubbeldam was lange tijd niet meer dan een paar huisjes rond een kerk. In 1632 stonden er slechts 56 huizen, honderd jaar later waren dat er 107 en in 1840 was dit aantal gegroeid tot 243. Na 1750 werd het grondgebied van Dubbeldam flink uitgebreid met nieuwe polders en groeide ook het dorp uit tot een plaats van redelijke omvang. In 1816 werd de gemeente Dubbeldam geformeerd, die in 1857 de gemeentes Wieldrecht en De Mijl zou annexeren. De macht van de ambachtsheer was met de vorming van de gemeente geminimaliseerd, al bleef hij tot 1929 rechten over Dubbeldam houden.
Het grondgebied van Dubbeldam besloeg vanaf 1857 ongeveer 3/4 deel van het Eiland van Dordrecht, het qua inwonertal veel grotere Dordrecht moest het met een veel kleiner deel doen. Vanaf 1871 werden herhaaldelijk stukken grondgebied door het uitbreidende Dordrecht geannexeerd. Om de aanleg van de spoorlijn naar Sliedrecht mogelijk te maken werd rond 1880 grond geruild met Dordrecht en het gebied rond ’t Vissertje aan Dubbeldam toegevoegd. Smalend kunnen oude Dubbeldammers nu nog zeggen: ‘Het station van Dordrecht staat op het grondgebied van Dubbeldam’. Zelf had Dubbeldam samen met ’t Vissertje een stopplaats aan de spoorlijn Elst – Dordrecht: stopplaats ’t Visschertje. Deze werd in 1926 gesloten. Dordrecht bleef groeien en had veel meer ruimte nodig. Ondanks pogingen in de jaren zestig om het dorp, door het te doen uitgroeien tot een voorstad van Dordrecht, zijn zelfstandigheid te laten behouden werd Dubbeldam op 1 juli 1970 geheel aan Dordrecht toegevoegd.
Dubbeldam heeft zijn status als dorp onder protest moeten opgeven, maar uit onderzoek is gebleken dat de Dubbeldammers over het algemeen uiterst tevreden zijn over hun rustige, landelijke wijk.
Het wapen van Dubbeldam werd op 24 december 1817 door de Hoge Raad van Adel aan de Zuid-Hollandse gemeente Dubbeldam in gebruik bevestigd. Op 1 april 1817 werden de gemeenten De Mijl en Wieldrecht van Dubbeldam afgesplitst, waarna hetzelfde wapen met dezelfde beschrijving op 24 december 1817 bij besluit van de HRvA werd bevestigd. Op 15 april 1857 werden de gemeenten weer samengevoegd en op 9 september 1859 werd hetzelfde wapen bij Koninklijk Besluit aan Dubbeldam toegekend. Op 1 juli 1970 ging de gemeente op in Dordrecht. Het wapen van Dubbeldam is daardoor komen te vervallen. Uit het wapen zijn geen elementen overgenomen in het gemeentewapen van Dordrecht.
De blazoenering van het wapen luidde als volgt:
Van lazuur beladen met een dam van synople.
De heraldische kleuren zijn azuur (blauw) en sinopel (groen).
Het wapen lijkt een sprekend wapen te zijn, met daarop een dubbele dam met eronder de zee. Hoewel de kleuren heraldisch zijn omschreven, is het wapen in het register getekend alsof het in natuurlijke kleuren is weergegeven. Het wapen werd reeds aan het einde van de achttiende eeuw gevoerd.
Tekst en afbeeldingen uit:
Voorouders uit Dubbeldam:
- Claes Oem
Overleden na 1359. Poorter van Dordrecht. Hij was ambachtsheer van Dubbeldam. Schout van Dordrecht in 1325. Zoon van Cleys Oem en Elisabeth Vrank van Dordrechtsdochter. Hij was gehuwd met Johanna van Arkel van Bockhoven, dochter van Jan II van Arkel en Bertrouda van Sterkenborg. - Maria Wouters Kooijman
Geboren in 1642, gedoopt op 28 september 1642 te Dubbeldam. Dochter van Wouter Huijghsz Kooijman en Catalijnke Adriaensdr.
Zij is getrouwd op 24 april 1667 te Dubbeldam met: - Bastiaen Hendriksz van der Gijp. Geboren rond 1640 te Barendrecht. Overleden in 1706, begraven op 18 maart 1706 te Kijfhoek. Zoon van Hendrik van der Gijp en Marritge Adriaens.