De heerlijkheid Strijen was aanvankelijk een allodiale (onafhankelijke) heerlijkheid, die later deel uitmaakte van het graafschap Holland. Deze heerlijkheid werd aanvankelijk bestuurd door de Heren van Strijen.
Onder Zweder van Abcoude (zie Heerlijkheid Putten) bestaat de heerlijkheid Strijen uit de parochies Strijen, Broek, Weede en de gorzen Loogors, Markgors en Oude Puttermoer. In de 13e eeuw behoort ook het gebied van Zevenbergen erbij, het gebied van Nieuwervaart (het latere Klundert) en de kerkdorpen Overdraghe, Terhavenne, die later zijn verzwolgen door het water. Bij de Sint Elisabethsvloed in 1421 loopt de gehele Grote Waard onder, ook Strijen en Broek in het uiterste westen ervan. Strijen kan echter herdijkt worden en wordt verbonden met andere bedijkte schorren die later een deel de Hoekse Waard zullen vormen. Het deel ten oosten van Strijen blijft onder water. Willem IV van Strijen kreeg van de graaf de toezegging dat na zijn dood Strijen zal vererven op zijn dochter. Dit gebeurt in 1294 en vanaf dit tijdstip zullen Aleid van Strijen en haar echtgenoot Nicolaas III van Putten en Strijen gezamenlijk besturen. Na hun dood vormen Putten en Strijen een eenheid onder hun opvolgers.
Volgens deze sage (die in populaire publicatie ten onrechte ook wel legende of mythe wordt genoemd), zoals verhaald door verschillende geschiedschrijvers uit de 17e en 18e eeuw, zou er al in de 1e eeuw een gebied hebben bestaan met de naam ‘Streona’, overeenkomend met het huidige Strijen, waar volgens Plinius de Oudere de Toxandriërs woonden. Rond 650 zou er al sprake zijn geweest van een Graafschap Strijen, waarvan de oudst bekende heerser de heilige Gertrudis van Landen zou zijn geweest, een dochter van hofmeier Pepijn van Landen. Via opvolging door zijtakken zou in de tiende eeuw de vrome Hilsondis gravin van Strijen zijn geworden, die getrouwd was met Ansfried (ca. 940-1010). Zij stichtten het klooster Thorn, waar hun dochter Benedicta de eerste abdis werd. Ansfried werd daarna bisschop van Utrecht. Het gebied zou inmiddels een flinke omvang hebben bereikt: behalve Strijen zelf de latere heerlijkheden Breda en Bergen op Zoom en onder meer de plaatsen Zevenbergen, Geertruidenberg, Steenbergen, Oostmalle, Ekeren en Merksem.
Na Hilsondis zou de heerschappij over Strijen weer via zijtakken zijn doorgegeven, tot het gebied in 1039 in een noordelijk en een zuidelijk deel gesplitst werd, Strijen en Breda. De eerste heer van Breda zou Hendrik van Brunesheim hebben geheten, en een voorvader van de prinsen van Oranje zijn geweest, die in de Republiek der Verenigde Nederlanden als stadhouder fungeerden. Strijen en een aantal andere bezittingen in de omgeving zouden zijn toegevallen aan het kapittel van Geertruidenberg, en die had Willem van Oranje zich in 1573 toegeëigend nadat de stad Geertruidenberg voor de Oranjes had gekozen.
–
Terug naar: