IJsselstein

Gemeente IJsselstein in 1866, door J. Kuyper. 2275 inwoners.

IJsselstein is een stad en gemeente in de Nederlandse provincie Utrecht. De gemeente herbergt 33.851 inwoners (1 augustus 2020, bron: CBS) op een oppervlakte van 21,62 km² (waarvan 0,46 km² water). IJsselstein dankt zijn naam aan de Hollandse IJssel en is onderdeel van de agglomeratie Utrecht. IJsselstein wordt omringd door de gemeenten Utrecht, Montfoort, Lopik, Vianen en Nieuwegein. Binnen de gemeente IJsselstein bevinden zich geen andere kernen.

IJsselstein ontstond als nederzetting in de buurt van kasteel IJsselstein, dat in 1279 voor het eerst wordt genoemd toen het in het bezit kwam van Gijsbrecht van Amstel. Hij ging zich later ook Gijsbrecht van IJsselstein noemen.

Vermoedelijk in 1310 kreeg het dorp stadsrechten. 1310 was een belangrijk jaar voor IJsselstein. Er is een akte voor de wijding van de Nicolaaskerk, een huwelijksakte van Maria van Henegouwen en Arnoud van Amstel en een akte uit dat jaar waarin toestemming wordt verleend voortaan drie jaarmarkten te houden. De stad IJsselstein is dan officieel een feit. Omstreeks 1390 werd het ommuurd, mogelijk voor de tweede keer. In 1418 werd het verwoest door Jacoba van Beieren op verzoek van de Utrechters en in 1466 door bendes uit Gelderland. Bij de wederopbouw na 1466 werd een gebied ommuurd dat maar ongeveer half zo groot was als daarvoor: het gebied gevormd door de huidige wijk Nieuwpoort viel erbuiten. Na een aanval van jonker Floris van IJsselstein op de stad Utrecht volgde er in 1482 een beleg van IJsselstein door de Utrechters, en in 1511 nog eens opnieuw.

In 1551 kwam IJsselstein in het bezit van Willem van Oranje als gevolg van diens huwelijk met Anna van Egmond en Buren.

Willem en zijn opvolgers, de Prinsen van Oranje, besteedden niet veel aandacht aan hun kleine feodale bezit, maar onder de Friesche Nassaus die de baronie na de dood van de kinderloze Willem III erfden werd IJsselstein in 18de eeuw een klein belastingparadijs. In de Republiek bestonden in de 18de eeuw naast de zeven gewesten een aantal zelfstandige ministaatjes. IJsselstein was er daar één van. In tegenstelling tot andere vrijplaatsen gebruikte de baronie haar autonomie veel minder om asiel te verlenen aan criminelen, maar vormde ze zich om tot een belastingparadijs dat rijke inwoners uit de hele Republiek trok. Vooral renteniers werden door de belastingtarieven aangetrokken. Voor failliet gegane ondernemers en particulieren was IJsselstein minder aantrekkelijk. Het stadje koos voor een respectabele positie.

Maria Louise van Hessen-Kassel, de regentes voor Willem IV liet in IJsselstein openbare werken verrichten. Er kwamen riolen en een Latijnse School. Voor de kinderen van de rijke ingezetenen was er een schermleraar.

Omdat het centrale gezag in de Republiek der Verenigde Nederlanden zwak was en de positie van de stadhouders sterk was maakte pas de Bataafse Revolutie aan het eind van de 18e eeuw een einde aan de uitzonderingspositie van IJsselstein en de andere enclaves. De verloren autonomie op fiscaal gebied veroorzaakte daarop grote economische achteruitgang.

De indertijd hoge algemene belastingen werden toen ook in IJsselstein ingevoerd. Een groot deel van de renteniers verliet daarom de baronie. Bovendien werden andere economische pijlers, het verbouwen van hennep voor de touwfabricage aangetast door het Napoleontische Continentaal Stelsel, dat de Fransen in 1806 invoerden en dat de handel tussen het Europese continent en Groot-Brittannië verbood. IJsselstein ging in de 19e eeuw een tijd van grote armoede tegemoet. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam IJsselstein, nu als forensengemeente, weer tot bloei.

Bij de stichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1815 werd IJsselstein bij de provincie Utrecht gevoegd.

Tot ver in de 19e eeuw groeide de stad nauwelijks. Rond 1865 had IJsselstein slechts 3275 inwoners. Vooral na de Tweede Wereldoorlog breidde de stad zich sterk uit, ook aan de andere kant van de Hollandse IJssel.

De Hervormde Kerk, oorspronkelijk gewijd aan de heilige Nicolaas van Myra en gesticht door Gijsbrecht van Amstel, dateert gedeeltelijk uit 1309, maar is grotendeels laat-15e-eeuws, waarschijnlijk een gevolg van de verwoestingen in 1466. In de kerk bevindt zich de graftombe van de heren van IJsselstein met daarop vier liggende beelden, waaronder een van Gijsbrecht.

Het wapen van IJsselstein is het gemeentelijke wapen van de Utrechtse gemeente IJsselstein. Het wapen werd op 11 september 1816 door de Hoge Raad van Adel in gebruik door de gemeente bevestigd.

Het wapen is het familiewapen van het geslacht van Amstel, die in de dertiende eeuw de heerlijke rechten in het gebied bezat. Deze familie ging zich rond 1300 Van IJsselstein noemen, naar het Kasteel IJsselstein. Ook toen naderhand (na 1366) de rechten overgingen naar andere heren bleef het wapen ongewijzigd. Het bleef ook in gebruik voor de Baronie IJsselstein, die tot 1795 bestond. De gemeente is grotendeels uit de baronie ontstaan.
De beschrijving van het blazoen luidde als volgt:
“Van goud beladen met eene fasce van sabel, een geëchequeteerde sautoir van 2 tieres van keel en zilver brocherende over het geheel.”
De heraldische kleuren zijn goud (geel), sabel (zwart), zilver (wit) en keel (rood). Het schild wordt gedekt door een kroon met drie fleurons en twee parels.

Vermeldingen en links:

Voorvader uit IJsselstein:

  • Reijer Cornelisz Snoek
    Geboren circa 1675 te IJsselstein.
    Hij trouwde op 18 juni 1702 te Ameide met Adriaantje Theunisdr Verboom.

Zie ook:

Baronie IJsselstein

Kasteel IJsselstein

Heren van IJsselstein

  facebook       

© 12 december 2017, laatst bijgewerkt op 8 november 2020