Nijmegen

Stad Nijmegen, door Isaac Tirion (ca. 1740)

 

Nijmegen is een stad en gemeente in de Nederlandse provincie Gelderland, dicht bij de grens met Duitsland. De gemeente telt 176.731 inwoners (1 januari 2019) en is qua inwonertal de grootste stad van zowel Gelderland als Oost-Nederland en daarnaast de tiende van Nederland.

De stad ligt grotendeels op de zuidelijke oever van de Waal, aan de voet van een stuwwal. De zogenaamde Waalsprong ligt ten noorden van de rivier, een gebied waarin zich een nieuwbouwdeel van het dorp Lent en groot nieuwbouwplan ten zuiden van het Overbetuwse dorp Oosterhout bevinden. Samen met Arnhem, Wijchen en 17 andere gemeenten in de omgeving vormt Nijmegen de Stadsregio Arnhem Nijmegen (SRAN, voorheen KAN) en is aangesloten bij het samenwerkingsverband Euregio Rijn-Waal. Van oudsher maakt Nijmegen met enkele andere gemeentes in de omgeving, zoals Wijchen, Beuningen en Berg en Dal, deel uit van het Rijk van Nijmegen.

Nijmegen heeft een lange geschiedenis die meer dan 2000 jaar teruggaat. Als Ulpia Noviomagus Batavorum kreeg het rond het jaar 100 marktrechten. In 1230 werd Nijmegen vrije rijksstad en in 1402 hanzestad. Nadat Nijmegen tussen 1655 en 1679 al eens een Kwartierlijke Academie huisvestte, is de stad sinds de komst van de Katholieke Universiteit (de huidige Radboud Universiteit) in 1923 een universiteitsstad.
De Latijnse term Noviomagus kan worden teruggevoerd op de Keltische woorden magos (‘vlakte’ of ‘markt’) en novio (‘nieuw’). De Romeinen latiniseerden dit vervolgens tot Noviomagus. Ze gebruikte deze als toponiem om verschillende steden mee aan te duiden. Nijmegen werd Ulpia Noviomagus Batavorum genoemd. In de tijd van Karel de Grote heette de stad Numaga, dat mettertijd in Nieumeghen (‘Nieuw-megen’) of Nymegen veranderde.

Nijmegen is mogelijk de oudste stad van het huidige Nederland en vierde in 2005 zijn 2000-jarig bestaan. Tijdens het Romeinse Rijk was Nijmegen onderdeel van de Limes, de grens tussen het Romeinse Rijk en de verschillende zogenaamde Germaanse gebieden. In Nijmegen was van 71 tot 104 het 10e legioen van de Romeinen gelegerd. Er is tijdens het Romeinse bewind een groot fort (castra) gebouwd op een heuvel aan de Waal, een paar onderdelen zijn daar nog van over. Er worden ook nog regelmatig opgravingen gedaan waarbij Romeinse spullen worden gevonden. Langs de Waal waar nu het Waterkwartier ligt ontstond een nieuwe nederzetting die van de Romeinse keizer Trajanus (oorspronkelijk van Itálica, Spanje) tussen 98 n.Chr. en 102 n.Chr. onder de naam Ulpia Noviomagus Batavorum stadsrechten kreeg.

De stad werd gevormd als handelsnederzetting naast het Romeinse castra. Dit bood een voordeel omdat de markt daardoor door de legionairs beschermd kon worden en bovendien omdat de legionairs ook vele goederen nodig hadden, waar ze bovendien een goede prijs voor konden betalen, omdat ze een redelijk salaris ontvingen. De naam Nijmegen is dan ook afgeleid van de Latijnse aanduiding “Novio-magus”, wat ‘nieuwe markt’ betekent. De Romeinen verlieten echter in de 3e eeuw het fort.

Overigens zijn er ook nu nog duidelijke sporen te vinden van deze rijke geschiedenis van Nijmegen. Zo heet het grote verkeersplein ten zuiden van de Waalbrug sinds 1956 het “Keizer Traianusplein”. Tussen dat plein en de Waal staan nog steeds enkele ruïnes en ook op de heuvel bij de Waal staat nog steeds een verdedigingstoren Belvedère, ook al is dat natuurlijk heel wat jonger dan het eerder genoemde Romeinse castra.

Gezicht op het Valkhof te Nijmegen door Jan van Goyen (1641)                                                              Publiek Domein Wikipedia

Aan het begin van de vijfde eeuw verdwenen de Romeinen uit Nijmegen. Hoewel schriftelijke en archeologische bewijzen ontbreken, wordt aangenomen dat het fort, de nederzetting en de omgeving in Frankische handen komen. Omdat van Karel de Grote gezegd wordt dat hij een palts bij Nijmegen liet bouwen, wordt de stad weleens aangeduid als keizerstad. Het is echter omstreden wat Karel de Grote in Nijmegen heeft gedaan. Hij zou rond 770 op het Valkhof een palts (paleis) hebben laten bouwen. De Frankische geschiedschrijver Einhard zegt dat Karel de Grote een palatium bouwde in Noviomagum aan de Vahalem, een rivier die ten zuiden van het eiland der Bataven stroomt. Dat het hier om Nijmegen gaat, wordt vaak verdedigd en veelal aangenomen. Het twistpunt wordt veroorzaakt doordat er geen archeologische of bouwkundige resten van deze palts zijn gevonden. Albert Delahaye plaatste dit niet in Nijmegen, maar in de Franse stad Noyon.

Ook Karels zoon, Lodewijk de Vrome, zou vaak in Nijmegen hebben verbleven, maar ook dit wordt betwist. De Noormannen namen echter de palts rond 880 in. Dit leidde bij hun vertrek tot de vernietiging ervan. De stad staat dan inmiddels bekend onder de naam Numaga. Onderaan de heuvel aan de Waal bevond zich een handelsnederzetting.

De palts speelde een belangrijke rol tijdens de Ottoonse en de Salische tijd. Keizer Otto III werd geboren in het Ketelwoud onderweg van Aken naar de palts in Nijmegen. In 991 overleed in de palts keizerin Theophanu, van oorsprong een Byzantijnse prinses. Rond 1030, wellicht al in 996, werd in de palts de Sint-Nicolaaskapel gebouwd, een van de weinige behouden romaanse bouwwerken in Nederland. De kapel is gebouwd naar voorbeeld van de Karolingische paltskerk in Aken. In 1047 werd de palts tijdens een opstand tegen keizer Hendrik III platgebrand door Godfried II van Opper-Lotharingen. Daarna komt een voorlopig einde aan de koninklijke bezoeken aan Nijmegen.

In de Middeleeuwen werd de stad een aanzienlijk centrum. In 1155 liet Frederik Barbarossa zijn burcht het Valkhof voltooien. In de gevelsteen die hij liet aanbrengen staat de geschiedenis vermeld. In 1230 verwierf de stad formeel haar stadsrechten. In 1247 kwam de stad in handen van de graven van Gelre. Aanvankelijk werd zij door Rooms-koning Willem van Holland in onderpand gegeven aan de Gelderse graaf Otto II, maar omdat Willem II door financiële problemen zijn schulden niet kon aflossen, bleef de stad Gelders bezit en werd zij spoedig de voornaamste van de vier Gelderse hoofdsteden. Bovendien werd zij een Hanzestad. In 1543 echter kwam Nijmegen, zoals ook de rest van Gelre, onder Habsburgs bestuur.

De Reformatie werd in Nijmegen positief ontvangen. Protestanten en rooms-katholieken hadden in 1566 dan ook gelijke rechten, maar in 1579 werden de rollen omgekeerd en waren het de katholieken, die onderdrukt werden. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit mede aanleiding vormde voor “zijne meest katholieke koning van Spanje” tot een campagne tegen de opstandige noordelijke gewesten (i.e. de Nederlanden).

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Nijmegen een aantal malen belegerd. Op 16 maart 1585 zond Nijmegen een gezant naar Alexander Farnese, de hertog van Parma, om tot een overeenkomst te komen, waardoor de hervormden en protestanten hun net verworven rechten weer verloren. Tijdens het tweede Beleg van Nijmegen in 1591 werd Nijmegen door Prins Maurits heroverd.

De garnizoensstad Nijmegen ten tijde van de vredesonderhandelingen – © Museum Het Valkhof

Later werd Nijmegen van 1672 tot 1674 bezet door de Fransen, maar de rust werd in 1678 weer hersteld door de vrede van Nijmegen waarmee de vrede tussen de Republiek der Nederlanden en Frankrijk werd besloten.

Nijmegen had in de 14e eeuw al een haven. Deze werd in 1601-1604 verlegd en uitgebreid. Omstreeks 1852 werd de huidige Waalhaven aangelegd, waarna de oude haven werd gedempt.

In het kader van de katholieke emancipatiebeweging kreeg Nijmegen in 1923 een universiteit met rooms-katholieke signatuur, de huidige Radboud Universiteit.

De laatste keer dat Nijmegen in de vuurlinie van een oorlog lag, was in de Tweede Wereldoorlog. In mei 1940 was het de eerste Nederlandse stad die in Duitse handen viel. De stad heeft in de oorlog grote schade geleden. Op 22 februari 1944 vielen er honderden doden bij een geallieerd (Amerikaans) bombardement op de binnenstad, waarbij met name het centrum en het station zwaar werden getroffen. In september 1944 werd er tijdens operatie Market Garden zwaar gevochten in en rondom de stad om de Waalbrug onbeschadigd in handen te krijgen en te houden, wat de Britten en Amerikanen uiteindelijk lukte (zie ook De Oversteek).

Het als gevolg van het Amerikaanse bombardement ontstane “Plein 1944” is na de oorlog lang goeddeels onbebouwd gebleven. Sinds 2013 staan er appartementencomplexen en een parkeergarage onder het plein. Tijdens de aanleg stuitte men op resten van een oude stadsmuur die te bezichtigen is in de fietsenkelder onder het plein.

Van 1890 tot 1940, was Nijmegen, na Den Haag, de belangrijkste ‘Indische’ stad. De Europese tak van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL), de Koloniale reserve, had sinds 1890 Nijmegen als standplaats. Vanaf 1911 betrokken ze de Prins Hendrikkazerne. De Koloniale Reserve stond aan de basis van de Nijmeegse Vierdaagse. De eerste editie, die in 1909 door de Nederlandse Bond voor Lichamelijke Opvoeding (NBvLO) werd georganiseerd, had nog een andere opzet dan tegenwoordig. Drie jaar later vertrok de Vierdaagse vanuit Utrecht. Op de derde dag liepen de deelnemers toen vanuit Ede via de Betuwe naar Nijmegen om daar vervolgens in de Prins Hendrikkazerne, thuisbasis van de Koloniale Reserve, te overnachten. Op de laatste dag werd er gewandeld door de omgeving van Nijmegen en was de kazerne opnieuw het eindpunt. In 1928 werd voor het eerst een Vlaggenparade gehouden als officiële opening van de Vierdaagse. Ook deze traditie werd ingevoerd door de Koloniale Reserve. De parade werd gehouden op het binnenterrein van de Prins Hendrikkazerne en later naar het exercitieterrein. Militair tehuis Insulinde, voor terugkerende KNIL militairen werd in 1918 in Hees gesticht. In 1951 werd de Koloniale Reserve opgeheven.

De stad met zijn fraaie singels en woonhuizen trok Oud Indiëgangers als planters, bestuursambtenaren en industriëlen. Zij lieten kapitale villa’s bouwen, vooral in de wijk Hunnerberg, in de dorpen Hees en Hatert en langs de uitvalswegen. Een mooi voorbeeld is de villa Padang op de Groesbeekseweg 181, en Villa Salatiga. Ook in Beek en Ubbergen verrezen landhuizen, rond 1900 werd een villawijk vernoemd naar generaal Joannes Benedictus van Heutsz, die na de pacificatie van Atjeh als eerste Nijmegen aandeed.

Nijmegen kent twee buurten waar de straatnamen verwijzen naar het Indische verleden. De Javabuurt, uit de jaren ’20 van de twintigste eeuw, ligt aan de noordkant van de wijk Galgenveld. Deze buurt is beschermd stadsgezicht. Tussen 2015 en 2018 is een nieuwe wijk, Batavia, verrezen nabij de Waal, waar de straten zijn vernoemd naar Indische Nijmegenaren.

Door verwaarlozing en armoede was de Benedenstad (het deel van het centrum dat in het lage deel, aan de Waal, is gelegen) na de bouw van de Waalbrug in verval geraakt. Hoewel de Benedenstad min of meer gespaard bleef voor de oorlogshandelingen, was de toestand van dit stadsdeel door de vele reeds gesloopte panden en slechte woonomstandigheden (verkrotte, onbewoonbaar verklaarde panden, huizen zonder sanitair e.d.) zodanig, dat na jarenlange discussies en plannenmakerij in 1972 besloten werd tot grootschalige sloop en herbouw. In 1975 is de Benedenstad uitgeroepen tot “beschermd stadsgezicht”, maar toen waren de meeste middeleeuwse panden al gesloopt. Slechts (delen van) enkele straten zijn nog oorspronkelijk gebleven en gerestaureerd.

In de jaren zestig en zeventig kreeg Nijmegen het imago van rode stad. Er waren in die jaren veel marxisten te vinden die door de relatief grote populatie aan studenten erg opvielen. Een gewelddadige confrontatie tussen de linkse krakers en het Nijmeegse bestuur vond plaats in februari 1981, de Piersonrellen.

Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de stad zich flink uitgebreid in westelijke en vooral zuidwestelijke richting. De dorpen Hatert, Hees en Neerbosch en het gehucht Brakkenstein werden opgeslokt door stadswijken met dezelfde naam. De belangrijkste uitbreiding was de bouw van 10.000 woningen in Dukenburg (vanaf 1966) en 6.000 in Lindenholt (vanaf 1977), ten westen van het Maas-Waalkanaal. Aanvankelijk wilde de gemeente niet aan de westzijde van het Maas-Waalkanaal bouwen, maar in de Ooijpolder. In 1951 waren er al plannen voor de bouw van 17.000 woningen in dit gebied ten oosten van het centrum. Na veel protest tegen de bebouwing van de landschappelijk waardevolle polder werden de plannen voor bebouwing van de Ooijpolder in 1970 definitief geschrapt.[12]

De structuur van de stad werd zo zeer onevenwichtig: het centrum lag in het noordoosten en de stadsuitbreidingen vonden tot 7 kilometer daarvandaan in zuidelijke en westelijke richting plaats. Lang was de Waal een onneembare barrière die de noordgrens van de bebouwing bepaalde. Vanaf het einde van de jaren 90 heeft de stad zich sterk uitgebreid ten noorden van de Waal, op de Vinex-locatie Waalsprong. Hier uiteindelijk zullen zo’n 15.000 woningen verrijzen.

In de periode 2010-2025 wordt een nieuwe wijk, het Waalfront, gebouwd op de locatie van het oude haven- en industriegebied dat grenst aan de Waterkwartier en de Waal.

Aan het begin van de 19e eeuw telde Nijmegen slechts een goede 10.000 inwoners. In 1875 was dit aantal meer dan verdubbeld tot ongeveer 24.000 en tegen de eeuwwisseling was het inwonertal opgelopen tot 44.000. In het laatste kwart van de 19e eeuw is de bevolking dus bijna verdubbeld.

De grote groei deed zich echter voor in de 20e eeuw. Vlak na de Eerste Wereldoorlog liep Nijmegen richting de 70.000 inwoners, een paar jaar na de Tweede Wereldoorlog overschreed het reeds de 110.000 inwoners. De 150.000e inwoner werd in 1971 ingeschreven, maar door daling van de gezinsgrootte en gelijkblijvende woningvoorraad trad toen een stagnatie en zelfs bevolkingsdaling op (op 1 januari 1995 telde Nijmegen 147.561 inwoners en 65.020 woningen), die pas in opwaartse zin werd doorbroken bij de overgang naar de 21e eeuw, door grootschalige nieuwbouw ten noorden van de stad en de vele studenten van de Radboud Universiteit.

Nijmegen groeit sindsdien langzaam maar gestaag verder. De gemeente Nijmegen verwacht dat in 2020 het inwoneraantal tussen de 181.000 en 187.000 ligt.

Nijmegen kent meerdere evenementen:

File:Nijmegen wapen.svg

Wapen van Nijmegen                                                                            Publiek Domein Wikipedia

Het wapen van Nijmegen is het wapen van de gemeente Nijmegen, waarvan de basis in de middeleeuwen ligt. De dubbelkoppige adelaar stamt ook uit deze tijd; in het jaar 1230 verkreeg de stad het recht om deze adelaar op het wapen te voeren. In 1247 verpandde Graaf Willem II, graaf van Holland en Rooms-Koning, Nijmegen aan de graaf van Gelre. Omdat het pand nooit is ingelost bleef Nijmegen een Gelderse plaats. Hierdoor vertoont het wapen de Gelderse leeuw op het hartschild. En zijn de schildhouders ook Gelders. Op 20 juli 1816 maakt de Hoge Raad van Adel het wapen pas officieel.

Nijmegen kreeg in 1230 stadsrechten van Hendrik VII, rooms-koning. Uit diens hoofde verkreeg de stad ook het recht om de tweekoppige adelaar te voeren als wapen. Dit gebeurde pas na het jaar 1300. In 1242 vertoonde de stadszegel een gekanteeld kasteel met 3 torens. In de poort van het kasteel staat een keizer, deze wordt ten halve lijve getoond. De keizer houdt ook regalia vast, zijn voeten rusten op twee leeuwen.

In 1247 verpandde Graaf Willem II de stad Nijmegen aan Otto II de graaf van Gelre. Omdat het pand nooit is ingelost is Nijmegen sindsdien een Gelderse stad gebleven. Symbolen zoals de Gelderse leeuw op het hartschild en de twee schildhouders in de vorm van Gelderse leeuwen tonen dit. Een van de leeuwen is van Gelderland en de ander is van Gulik. De hertogen van Gelre waren sinds 1393 ook de hertogen van Gulik.

Op een zegel uit 1570 wordt het wapen niet door de keizerskroon gedekt maar door een toernooihelm. De keizerskroon dekt de toernooihelm, de kroon lijkt op de hedendaagse keizerskroon van Amsterdam.

In 1953 is het wapen deels aangepast naar hoe het in vroeger tijden is geweest. Men is echter vergeten ook de kleuren van de adelaar te corrigeren. De adelaar had dezelfde kleuren moeten hebben zoals de rijksadelaar van Duitsland. Dat is een zwarte adelaar met rode snavel en nagels. Tot op heden is dit niet gecorrigeerd.

Het blazoenering van het wapen van Nijmegen is voor het eerst toegekend op 20 juli 1816. Het tweede en meest recente blazoen is van 7 augustus 1953 voor dit blazoen zijn een aantal zaken veranderd naar de meer historisch correcte weergave. Het meest recente beschrijving luidt als volgt:

“In goud een dubbele adelaar van sabel, op de borst in een hartschild van azuur een dubbelstaartige leeuw van goud, gekroond met een kroon van goud van 3 bladeren en 2 paarlen, getongd en genageld van keel. Het schild gedekt met een keizerskroon van goud, gevoerd van keel, en vastgehouden ter rechterzijde door een leeuw van goud, en ter linkerzijde door een leeuw van sabel, beide getongd en genageld van keel.”

Het wapen toont een zwarte dubbele adelaar op een veld van goud. De adelaar heeft op de borst een zogenaamd hartschild van azuur (blauw) met een gouden leeuw met een kroon met 3 bladeren en 2 parels er tussen. De tong en nagels van deze leeuw zijn rood van kleur. Het wapenschild wordt gedekt door een gouden keizerskroon, rood gevoerd en aan beide zijdes gehouden door een leeuw. Het wapen heeft twee schildhouders in de vorm van leeuwen. De heraldisch rechter leeuw is goud en de linker leeuw is zwart, beide hebben rode tong en nagels.

Nijmegen is een van de tien Nederlandse gemeenten die een keizerskroon in hun wapen voeren. De dubbele adelaar in combinatie met de keizerskroon herinnert eraan dat Nijmegen een vrije rijksstad van het Heilige Roomse Rijk was. De kroon is reeds in 1572 gevoerd, in die tijd nog op een ridderhelm. Volgens de officiële beschrijving is de kroon rood gevoerd, echter de meeste bekende afbeeldingen van het wapen tonen (foutief) een blauwe keizerskroon. Het Nijmeegse wapen zou eigenlijk een Rudolfinische keizerskroon moeten voeren, een kroon zoals die op het wapen van Amsterdam gevoerd wordt. Deze correctie werd niet opgenomen in de wijziging van 1953. In 1972 werd wederom een poging ondernomen tot correctie, uiteindelijk zag men daarvan af, omdat het wapen al sinds lange tijd als zodanig is gevoerd.

Uit:

Voorouders:

  • Aernt de Booij
    Geboren rond 1570 te Kleve (D), overleden circa 1607 te Nijmegen. Stadsbode van Nijmegen. Hij werd naar dit beroep “de Booij” genoemd. De naam van zijn vader was Arent.
    Hij was gehuwd op 26 juni 1597 te Nijmegen met:
  • Neeltje Maartens
    Geboren circa 1574 te Nijmegen.
    Na het overlijden van Aernt trouwde Neeltje 2e met Geurd Jacobs en daarna trouwde zij 3e met Joost Jansen.
  • Aernt Aerntsz de Booij
    Geboren circa 1598 te Nijmegen. Zoon van Aernt de Booij en Neeltje Maartens.
    Hij is getrouwd op 2 mei 1626 te Nijmegen met Anneken Kreijvangers. Geboren circa 1602 te Lathum.

Terug naar:

Dorpen en Steden

  facebook       

© 26 juni 2020