Heerlijkheid Putten

 

De heerlijkheid Putten (ook wel “den lande van Put” of “de vorsche van Put”) was een zelfstandige heerlijkheid op en rondom het eiland Putten in de huidige provincie Zuid-Holland. De heerlijkheid bestond aanvankelijk uit het eiland Putten en delen van IJsselmonde, de Hoekse Waard en Flakkee.

Landen behorende tot de Heerlijkheid Putten:

Ring van Putten 1701

  1. Putten binnen de Ring: de polders Putten, Geervliet, Biert, Simonshaven, Spijkenisse, Brabant, Vriesland en Hekelingen.
  2. Putten buiten de Ring: later ingepolderde gebieden en Zuidland met buitenpolders.
  3. Putten over het Spui: Piershil en de Korendijk of Goudswaard.
  4. Putten over Flakkee: Ooltgensplaat, Den Bommel, Stad aan ’t Haringvliet en Middelharnis, het vroegere St. Michiel in Putten
  5. Putten over de Maas: Poortugaal, Hoogvliet, Pernis, Charlois en Katendrecht

 

De heren van Putten regeerden vanaf 1304 over hun heerlijkheid vanuit het hofcomplex in Geervliet. Nadat zijn eerdere kasteel Puttenstein bij Heinenoord was verwoest, verplaatste Nicolaas III zijn hofhouding naar dit dorp, dat in 1381 van Zweder III van Abcoude stadsrechten kreeg. Nicolaas III huwde met Aleyd van Strien, erfdochter van Willem IV heer van Strijen, en breidde zo zijn grondgebied uit met Strijen, een deel van de Hoekse Waard en een stukje in Noord-Brabant (Klundert en Zevenbergen). Door vererving kwam de Heerlijkheid van Putten via de heren van Horne toe aan de heren van Gaasbeek.

Jacob van Gaasbeek

Jacob van Gaasbeek had, na het overlijden van zijn zoon, geen wettige nakomelingen en droeg wegens hoge schulden reeds in 1456 al zijn Putse bezittingen over aan de grafelijkheid. Na zijn overlijden in 1459 verviel de heerlijkheid definitief aan de Hollandse graven, in dit geval aan Filips II (de Goede), hertog van Bourgondië. Filips kende dit gebied als apanage toe aan zijn zoon Karel de Stoute. In 1581 kwamen de heerlijke rechten aan de Staten van Holland.Vanaf 1459 stelden de rechthebbende heren als bestuurder een plaatsvervanger aan, de Ruwaard van Putten. Deze lucratieve functie werd vervuld door edellieden die meestal in Den Haag verbleven en op hun beurt plaatsvervangers stuurden. De bekendste ruwaard van Putten was Cornelis de Witt, die in 1654 door de Staten van Holland in deze functie werd aangesteld. Hij oefende haar uit tot hij in 1672 samen met zijn broer Johan de Witt in Den Haag werd vermoord.

Wapen Heerlijkheid Putten

Het wapen van de heren en vrouwen van Putten bevat zes horizontale balken, afwisselend blauw en geel (oorspronkelijk goudkleurige). Op de drie blauwe balken staan respectievelijk 4, 3 en 2 zilverkleurige Andreaskruisen. Dit wapen is tegenwoordig nog het gemeentewapen van Spijkenisse (in die tijd deel van de heerlijkheid Putten).

De heren van Putten stamden af van de familie Persijn, heren van Waterland. De wapens van deze familie hebben overeenkomsten. Het wapen van de heren en vrouwen Persijn bevat zes horizontale balken, afwisselend blauw en geel. Op de drie gele (oorspronkelijk goudkleurige) balken staan respectievelijk 4, 3 en 2 roodkleurige Andreaskruisen.

Bron: Wikipedia – Heerlijkheid Putten

Voorouders van mij te Putten:

  • Doen “de Oude” Beijensz van Driel, was tussen 1429 en 1452  leenman van Putten.
  • Willem Gabriels van Gaesbeeck (1534 -1566) een nazaat van een bastaardzoon van Jacob van Gaasbeek, was leenman van Putten. Hij zou mede-ondertekenaar geweest zijn van het smeekschrift van het Eedverbond der Edelen, welke werd aangeboden op 5 april 1566 aan landvoogdes Margaretha van Parma.

Terug naar:

Heerlijkheden

 facebook        

© woensdag 18 oktober 2017