Boudewijn de Grote

 

 

Boudewijn V van Vlaanderen

Boudewijn V “de Grote” van Vlaanderen

Boudewijn V “de Grote” van Vlaanderen, ook bijgenaamd Boudewijn van Rijsel
Geboren circa 1013 – overleden 1 september 1067.
Zoon van Boudewijn IV van Vlaanderen en Otgiva van Luxemburg. Hij volgde zijn vader op in 1035 als graaf van Vlaanderen tot aan zijn dood.

In 1028 huwde hij met Adela van Mesen (1009 – Mesen, 8 januari 1079), dochter van koning Robert II van Frankrijk (Zie Stamreeks Karel de Grote II nr. 9) en Constance van Arles (Zie Graven van Provence nr. 4b). Zij was eerder verloofd geweest met hertog Richard III van Normandië die echter in 1027 overleed. Adela zou de drijvende kracht zijn geweest achter Boudewijns opstand tegen zijn vader, Boudewijn IV, om een groter aandeel in het bestuur te krijgen. Boudewijn IV moest naar Normandië vluchten. Hij trouwde met Eleonora van Normandië, dochter van Richard II van Normandië en werd vader van Richard III. Hij wist met Normandische steun de opstand van zijn zoon snel te onderdrukken (12 september 1028 te Oudenaarde). In 1030 verzoende Boudewijn zich met zijn vader en kreeg inderdaad een taak in het bestuur.

In 1033 veroverde hij Ename en slechtte de muren van de vesting. In 1035 werd Boudewijn graaf van Vlaanderen als opvolger van zijn vader. Boudewijn verwierf Zeeland en Lens (Frankrijk). Hij steunde de rebellie van hertog Godfried II van Lotharingen en plunderde de palts van Nijmegen en het prinsbisdom Luik. Daarom werden hem zijn Duitse rijkslenen in 1046 ontnomen, met name demark Valencijn.

In 1049 viel keizer Hendrik III Vlaanderen aan maar moest zich na een plundertocht terugtrekken, en dit gebeurde nog een keer in 1054. Na het plotseling overlijden van keizer Hendrik III (1056) en gezien de minderjarigheid van diens zoon Hendrik IV voerden de Lotharingse rijksedelen, aartsbisschopAnno II van Keulen en paltsgraaf Hendrik I van Lotharingen, vredesbesprekingen met Boudewijn (Andernach, 1056 en 1059-.

Hierna kwam hij in 1056/1059 definitief in het bezit van Ename en verkreeg hij ook het markgraafschap Antwerpen. Dit waren belangrijke Lotharingsebolwerken (ten oosten van de Schelde, van oudsher de scheidingslijn tussen Frankrijk en het Duitse rijk). Hij consolideerde aldus met succes de door zijn vader begonnen politiek om ook Duitse rijkslenen te verwerven. Zijn opvolgers werden aldus leenmannen van de keizer. Het betrokken gebied wordt daarom ook Rijks-Vlaanderen genoemd.

Boudewijn dwong Richilde van Henegouwen, weduwe van Herman van Bergen(overleden 1051), tot een huwelijk met zijn zoon Boudewijn (VI). Door zijn toedoen werden de kinderen uit Richildis’ eerste huwelijk van hun erfrechten beroofd en lijfde hij de facto Henegouwen bij Vlaanderen in. Na de verzoening met de Duitse keizer werd ook dit wegens bloedverwantschap canoniekongeldige huwelijk door de paus kort nadien gelegitimeerd.

Boudewijn bood in 1049 onderdak aan de verbannen Swein Godwinson, graaf van Herefordshire. In 1051 bood hij ook onderdak aan diens verbannen vader Godwin van Wessex.

Kort voor zijn dood steunde Boudewijn V nog de expeditie naar Engeland (1066) van zijn schoonzoon Willem de Veroveraar, die gehuwd was met zijn dochter Mathilde van Vlaanderen. Deze stellingname was echter niet zonder risico’s: de opkomst van het Anglo-Normandisch blok, dat voor Vlaanderen gevaarlijk kon worden, werd er niet door tegengewerkt. Een van de redenen van Boudewijns keuze was waarschijnlijk dat hij op die manier de kans zag om een deel van de dissidente adel die Willem op zijn tocht vergezelde, kwijt te raken.

Door het huwelijk van Boudewijns tweede zoon, Robrecht de Fries, met Geertruida van Saksen, weduwe van de graaf Floris I van Holland  (Zie Graven van Holland nr. 5), strekte de Vlaamse invloedssfeer zich over een groot deel van de Nederlanden uit.

Zo groot was Boudewijns aanzien, dat hij bij de dood van de Franse koning Hendrik I (1060) voogd werd over diens minderjarige troonopvolger Filips I.

Boudewijn V van Vlaanderen en Adela van Mesen

Boudewijn V van Vlaanderen en Adela van Mesen

Op het binnenlandse vlak heeft Boudewijn het grafelijke gezag verstevigd door het territoriale bestuur te reorganiseren (kasselrijen in plaats van gouwen) en de bevoegdheden van de kloostervoogden in te krimpen (mede door de invloed van de kerkelijke hervormingsbeweging van Richard van Saint-Vanne). Om het dunbevolkte en ongecultiveerde centrale gedeelte van zijn graafschap beter te verbinden met de rijke steden, die zich aan de kust en de Schelde ontwikkelden, legde hij een gordel van nieuwe steden aan in Binnen-Vlaanderen: Torhout, Ieper, Mesen, Rijsel, Kassel en Ariën. Deze nieuwe stichtingen werden hoofdplaats van een kasselrij en kregen een jaarmarkt om de kooplieden aan te trekken.

Boudewijn V overleed op 1 september 1067 en werd begraven in de Sint-Pietersabdij (Gent). Na zijn dood trok zijn weduwe Adela zich als non terug in een klooster te Mesen, waar zij in 1079 overleed.

Boudewijn en Adela van Mesen (van Frankrijk), gehuwd in 1028, kregen de volgende kinderen:

– Boudewijn VI van Vlaanderen (Volgt  Graven van Vlaanderen nr. 8a), gehuwd met Richilde van Henegouwen.
– Mathilde van Vlaanderen (Volgt Graven van Vlaanderen nr. 8b),gehuwd met Willem de Veroveraar (Zie: Nazaten van de Noormannen nr.6).
– Robrecht I van Vlaanderen (Volgt Graven van Vlaanderen nr. 8c), gehuwd met Geertruida van Saksen.
– Alix van Vlaanderen 1039 – (Volgt Graven van Vlaanderen nr. 8d), gehuwd met Alard van Peteghem (Zie Heren van Peteghem nr. 3).

 

 

 

Terug naar:

De Groten

 

handtekening 2016