Varik is een dorp in de Betuwse gemeente West Betuwe in de Nederlandse provincie Gelderland en is gelegen aan de Waalbandijk. Het dorp heeft 1.060 inwoners (per 1 januari 2020, bron: CBS).
Op 1 januari 1812 werd Ophemert bij de gemeente Varik gevoegd, om daar op 1 januari 1818 alweer van te worden losgemaakt. Op 1 januari 1978 vond een gemeentelijke herindeling plaats, waarbij Varik samen met de gemeentes Est en Opijnen, Ophemert, Haaften en Waardenburg de nieuwe gemeente Neerijnen vormden. Op 1 januari 2019 gingen de gemeenten Geldermalsen, Neerijnen en Lingewaal samen in de gemeente West Betuwe.
Varik heeft een 15e-eeuwse kerktoren. Deze “Dikke Toren” is het enige restant van de middeleeuwse dorpskerk. In het dorp staat de korenmolen De Bol. Tot 1963 stond in het dorp een Betuwse boerderij. Na de sloop is het gebouw overgebracht naar het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem.
Vanaf Varik kan Heerewaarden op de zuidoever van de Waal met een fiets-en-voetveer worden bereikt.
Varik komt voor het eerst voor in een oorkonde die te dateren is tussen 968 en 971. Keizer Otto I schonk daarin aan een zekere graaf Widergeld een curtis (hof) in eigendom, met de naam Feldrike. Met een dergelijke schenking van goederen beloonde de keizer zijn getrouwen. Het rijks- of koningsgoed is weergegeven op een tiendkaart van Varik uit 1714, die aanwezig is in het Utrechts archief. De geschonken curtis of hof lijkt een complex van goederen te zijn geweest, volgens de tekst van de oorkonde bestaande uit kerken, hoeven, gebouwen, horigen, bebouwd en onbebouwd land, akkers, velden, weiden, bossen, wateren, waterlopen, visserijen, molens. Er is sprake van ‘kerken’. Of Varik toen al twee kerken had, is niet duidelijk. Wel duidelijk is dat graaf Widergeld als graaf de kerkheer was.
Vervolgens treffen we het dorp aan in een akte van 27 oktober 997, toen keizer Otto III aan een op de Luisberg bij Aken te stichten klooster onder meer Varik schonk (en daarnaast ook Lede, Ommeren, Deest en Maurik). Varik komt dan voor onder de naam Veldricke. De goederen in de Betuwe waren aan de keizer geschonken door een zekere Vrouwe Alda. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat er een benedictijner klooster te Aken zou worden gesticht, maar dit klooster kwam er niet. Wel werd het St. Adalbertstift er gesticht.
Vanaf 1020 blijken er kanunniken uit Aken in Varik geweest te zijn.
In 1198 blijkt deze betrekking met Aken nog te bestaan, toen tussen proost en kanunniken van het St. Adalbertstift een overeenkomst werd gesloten betreffende inkomsten der goederen te Varik, dat dan wordt geschreven als ‘Waldrich”. De kanunniken kregen het bestuur van de goederen in onder meer Varik overgedragen. In deze overeenkomst werden onder meer financiële regelingen getroffen voor de gevolgen van overstromingen.
In een oorkonde uit 1217, waarin een schenking van goederen door Johannes van Heusden aan het St. Adalbertstift geregeld wordt, is sprake van een ‘schout’. Dit kan een schout in dienst van de proost van Aken zijn of iemand die een functie in het hofbestel inneemt. We kunnen hier echter ook te maken hebben met de schout die namens de graaf van Gelre optreedt.
Vanaf de 12e-13 eeuw neemt de invloed van het Akense stift af. De abdijen en kloosters gaan over tot het van de hand doen van de ver weg gelegen bezittingen. De invloed van Utrecht neemt in dezelfde periode belangrijk toe.
De proost van Tiel blijkt in een oorkonde van 1250 in het bezit te zijn van het recht van ‘begeving van het altaar’ van de kerk van Heesselt – Varik. Deze had een invloedrijke positie. De kanunniken van St. Marie, die later het tiendrecht te Varik blijken te bezitten, zullen de proost van Tiel in zijn rechten zijn opgevolgd.
Heerlijkheid
Varik was een lage of dagelijkse heerlijkheid. Alleen de lagere rechtspraak mocht er worden uitgeoefend. De dragers van deze lage rechtspraak noemden zich dagelijkse richter of dagelijkse heren. De heren genoten inkomsten uit de boeten en hielden toezicht op het beheer van straten en wegen, dijken en waterlopen. In Varik was ook het veer op Heerewaarden in handen van de heer. De inkomsten uit de boeten kwamen in latere tijden aan de schout. De heerlijkheid was lange tijd in het bezit van het geslacht Van Varick. In 1276 zien we Alardus, Judex de Valdericke vermeld. In 1343 was Ridder Steeske van Vanderick heer van Varik. In 1357 komt Goossen ‘zich noemende heer van ’t laag gericht van Varick’ voor bij een overeenkomst met het kapittel over het onderhoud van de kerk. Deze Goossen of Goeswinus komt ook in het Chronicon Tilense voor, in 1366 en 1372. Hendrick van Varik is heer in 1394. Zijn dochter bracht de heerlijkheid aan haar echtgenoot, heer Walraven van Haaften. De heerlijkheid is later ook in handen geweest van de geslachten Aeswijn, Van Dorth, Van Stepraedt en Van den Steenhuys. In 1590 kwam de heerlijkheid door huwelijk van de familie van Dorth aan de familie Van Stepraedt. Frans Van Dorth kocht de heerlijkheid in 1670 van deze familie terug. Hij woonde op het huis de Hondswinkel. Deze van Dorth speelde een rol bij de oprichting van de statie Varik.
De Hervormde kerk
De kerk van Varik komt in de geschreven bronnen voor het eerst voor in 1250 en was toen nog een bijkerk van de kerk van Heesselt. De kerk behoorde aan het kapittel van de St. Mariakerk te Utrecht. In de oorkonde worden benoemingsrecht van de pastoor en beschikking over de inkomsten van tienden geregeld.
Met het kapittel werd in 1357 een overeenkomst gesloten over het onderhoud van de kerk.
De hervorming in de Tielerwaard is niet snel verlopen. De invloed van de katholieke landadel in de Tielerwaard was groot, waardoor er in dit gebied in 1577 een bijzondere regeling werd getroffen, die inhield dat openbare godsdienstoefeningen, zowel katholieke als gereformeerde, tot nader orde werden opgeschort. Deze regeling kan de reden zijn geweest, dat de meeste dorpen van de Tielerwaard lang op een predikant hebben moeten wachten. In 1607 trof het Hof van Gelre een voorziening: er werd aan predikanten opdracht gegeven om in de leegstaande dorpen van de Tieler- en Bommelerwaard te gaan preken. Daarna krijgen de dorpen of combinaties van dorpen geleidelijk aan een predikant. Varik werd gecombineerd met Ophemert. In 1660 werden deze twee gemeenten gescheiden. De eerste predikant van de zelfstandige gemeente Varik was Henricus van Galen.
De vijftiende-eeuwse Dikke Toren is nu het restant van de middeleeuwse dorpskerk.
Ooit vormden kerk en toren met de school het hart van het dorp. De oudste fase van de huidige toren is van rond 1300 en de middeleeuwse kerk is waarschijnlijk in de vijftiende of zestiende eeuw gekortwiekt of vervangen door een kleiner schip voor noodzakelijke dijkverlegging.
In 1880 werd een nieuwe kerk gebouwd verderop aan de Kerkstraat wegens te grote bouwvalligheid van de oude kerk bij de toren. Bij de restauratie van ‘De Dikke’ in 1997 is ook het kerkhofje opgeknapt. In het toeristenseizoen is de toren te bezichtigen.
De Katholieke gemeenschap en kerk
De net benoemde pastoor Bockenberg werd in 1585 door de hervormingsgezinde Dirk Vijgh gearresteerd. Hij werd spoedig weer vrijgelaten, maar week uit naar Gouda. In de hele Tielerwaard was rond 1590 vermoedelijk niet één pastoor meer. Het kerkgebouw van de voormalige parochie ging na de reformatie over in gereformeerde handen, wanneer dat is gebeurd, is niet bekend. Tot halverwege de zeventiende eeuw is er geen sprake van een geregelde zielzorg voor de katholieken. Men was afhankelijk van door priesters van elders georganiseerde clandestiene godsdienstoefeningen. Daarnaast waren er rondtrekkende Jezuïeten. Inwoners moesten verder reizen voor dopen en huwelijken. Tussen 1630 en 1688 werd de katholieke zielzorg in de Tielerwaard verzorgd door Dominicanen, de Jezuïeten en de minderbroeders. Vooral de Jezuïeten waren in de Tielerwaard de belangrijkste ambulante missionarissen. In 1657 wordt Varik genoemd als een van de twee plaatsen waar katholieken samenkomen. Dit gebeurde in huizen van particulieren. Tot 1688 gingen katholieken verder naar de parochies Tiel en Alem in de Bommelerwaard.
In 1688 weet de heer van Varik, Fans van Dorth, toestemming te verkrijgen voor de oprichting van de statie Varik, waar Daniel Meynaerts priester werd. De inwoners hoefden vanaf toen niet meer over de slechte wegen helemaal naar Tiel!
De katholieke gemeenschap kwam samen in een aan het huis De Hondswinkel aangebouwd onderkomen.
Varik werd het centrum van de katholieke zielzorg voor een uitgestrekt gebied: er werden inwoners van vele plaatsen gedoopt: Neerijnen, Ophemert, Opijnen, Est, Varik, Zennewijnen, Heesselt, Waardenburg, Wadenoijen, Tuil, Buren, Hellouw, Haaften, Geldermalsen en Meteren.
In het begin van de achttiende eeuw was De Hondswinkel niet meer beschikbaar en moest de katholieke gemeenschap het met een schamel onderkomen doen, die als een veestal werd beschreven. In 1732 kon na een geldinzameling een vervallen huisje worden gekocht voor de statie. Op dit terrein werd een kerk met pastorie gebouwd. Van 1736-1737 was de statie anderhalf jaar zonder pastoor en moesten de katholieken weer tijdelijk naar Hurwenen en Rossum.
De komst van de godsdienstvrijheid na de Bataafse omwenteling betekende voor een aantal dorpen dat het oude gebouw terug werd gegeven aan de katholieken. Voor Varik was dit niet het geval.
In 1853 werd de kerkelijke hiërarchie in Nederland hersteld en als gevolg hiervan werd de statie Varik verheven tot de parochie van de Heiligen Petrus en Paulus.
Het huidige kerkgebouw is in gebruik genomen in 1879. De architect was Alfred Tepe.
Huis Varik
De bewoningsgeschiedenis ervan gaat in ieder geval terug tot in de tiende eeuw; het huis werd al genoemd in een oorkonde uit 968-971.
Het huis van Varick was onderscheiden van de heerlijkheid en werd door Aleyda van Varick aan haar man, heer Gerbrand van Beest gebracht. In 1403 werd hun kleinzoon ermee beleend. Later is het huis in bezit geweest van het geslacht van Zuylen van Nyeveld.
Het huis, dat aan de Waalbandijk heeft gestaan, in de dertiende eeuw beschreven als: ‘huys ende slot tot Vauderich, met hofstat ende bongert binnen sijnen cingel daerto behorende ende wind ende windmeule to Vauderich. Vier eeuwen later wordt er gesproken van ‘Het slot Molenhuys.’ Op grond van de tekst uit de dertiende eeuw had de heer van het kasteel ook het recht van de wind (banmolen). De oorspronkelijke korenmolen heeft direct aan de dijk gestaan recht voor de huidige molen. Nadat de molen in de nacht van 16 op 17 juli 1865 afgebrand is, is een nieuwe stenen molen in 1867 meer landinwaarts gebouwd.
Vermoedelijk is het Huis Varik rond 1750 in verval geraakt en rond 1800 afgebroken. Bij opgravingen zijn de slotgracht en muurresten gevonden van het slot. Op de kaart van 1825 staat het slot niet meer vermeld. Daarna is het terrein blijkbaar weer verkaveld, want er zijn nieuwe sloten getrokken. Het moet een fors gebouw geweest zijn. Er zijn potscherven, steengoed en munten gevonden gevonden. Naast dit Huis Varik zijn er nog drie ‘huizen’ bekend in Varik. Huis Boschstein heeft het langst bestaan. Op de kadastrale minuut uit het begin van de negentiende eeuw staat dit huis nog ingetekend langs de Keizerstraat ter hoogte van de Kerkstraat.
Huis Hondswinkel heeft vermoedelijk gestaan waar nu de panden aan de Walgtsestraat 2 en Weiweg 10a en 14 staan. De restanten van de gracht zijn nog achter deze woningen aanwezig.
Huis Wyenrade heeft volgens de kaart van de Tielerwaard (rond 1750) op de hoek Grotestraat en de Keizerstraat gestaan. Het is daar omschreven als ruïne.
Gemeente
Van 1811 tot 1977 vormde Varik een eigen gemeente, waartoe vanaf 1812 ook Heesselt behoorde. In 1978 werd Varik onderdeel van de gemeente Neerijnen.
Wapen van Varik
Het wapen van Varik werd op 27 april 1910 per Koninklijk Besluit door de Hoge Raad van Adel aan de Gelderse gemeente Varik toegekend. Vanaf 1978 is het wapen niet langer als gemeentewapen in gebruik omdat de gemeente Varik opging in de gemeente Neerijnen. In het wapen van Neerijnen is het wapen van Varik opgenomen.
De blazoenering van het wapen luidt als volgt:
Van zilver met 3 leeuwenkoppen van keel, getongd en gekroond van azuur. Het schild gedekt met eene kroon.
Niet vermeld is dat de kroon 3 bladeren en 2 parels heeft.
Het wapen is afgeleid van het wapen van de familie Van Varick, heren van Varik. Het komt ook voor in het wapen van het Belgische dorp Buizingen, waar de familie eigenaars waren van het dorp tussen 1623 en 1784. Het wapen is al sinds 1357 bekend.
Uit:
-
Wikipedia – Varik
-
Wikipedia – wapen van Varik
-
Het huis te Varik
-
regionaalarchiefrivierenland.nl/korte-geschiedenis-van-het-dorp-varik
Voorouders in Varik:
- Arent Aertsz Nout
Geboren rond 1540 te Varik. Was gehuwd met een dochter van een zeker Otto. - Jan Alertsz Nout
Geboren circa 1577 te Varik overleden circa 1636.
Zoon van Arent Aertsz Nout en N.N. Otten.
Zij was gehuwd met Meijnskens Christoffels. Geboren rond 1580. - Alert Jansz Nout
Geboren circa 1618 (te Varik). Zoon van Jan Alertsz Nout en Meijnskens Christoffels.
Hij was gehuwd met Anneken Dirksdr. - Franck Alertsz Nout
Geboren circa 1644 te Varik. Kerkmeester te Avezaath. Zoon van Alert Jansz Nout en Anneken Dirks.
Hij trouwde in 1669 te Kerk Avezaath met Martijntje de Wit. Geboren circa 1648. Dochter van Jan de Wit en Aletje.
Terug naar: