Jacoba van Beieren
Geboren Le Quesnoy, gedoopt 16 juli 1401, overleden Slot Teylingen, 9 oktober 1436.
Zij was gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen tussen 1417 en 1433.
Ze is de dochter van graaf Willem VI en Margaretha van Bourgondië. In 1406 werd zij op 5-jarige leeftijd uitgehuwelijkt aan de Franse prins Jan van Touraine. In 1415, toen zij 14 was, werd dat huwelijk voltrokken in Den Haag. Kort daarop overleed Jans oudere broer Lodewijk van Guyenne, waarna Jan de Dauphin van Frankrijk werd, en Jacoba dus Dauphine, oftewel: kroonprinses. In 1417 overleed echter ook Jan van Touraine en werd Jacoba weduwe.
Enkele maanden later overleed ook haar vader graaf Willem VI van Holland. Jacoba volgde haar vader op zestienjarige leeftijd op, maar haar oom, de Luikse bisschop Jan VI van Beieren, had ook zijn oog laten vallen op de erfenis van graaf Willem VI. Hij werd hierin gesteund door de Duitse keizer Sigismund, die verdere invloed van de Bourgondische hertogen in zijn gebieden wilde voorkomen. Jacoba, gesteund door haar moeder Margaretha van Bourgondië zocht haar steun bij Jan zonder Vrees, de hertog van Bourgondië en broer van Margaretha. De strijd tussen Jacoba en Jan betekende tevens een oplaaiing van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Onder Jacoba’s leiding behielden de edellieden die onder Willem VI gediend hadden hun positie, zij behoorden tot het Hoekse kamp. Daarentegen werd Jan VI van Beieren door de Kabeljauwse edelen gesteund.
In 1417 liet zij Gorinchem belegeren. Willem van Arkel, de laatste telg uit het beroemde Kabeljauwse geslacht Van Arkel, had deze stad heroverd tijdens de Arkelse oorlog. Volgens een sage zou net nadat Willem neergestoken was, Jacoba van Beieren naar hem toegesneld zijn. Mogelijk om hem te zien sterven, maar mogelijk ook om een verbond te sluiten.
Jacoba was naar verluidt namelijk geenszins ongenegen Arkel haar hand te schenken. Als mogelijke erfgenaam van de hertog van Gelre zou Willem van Arkel zeker niet beneden haar stand geweest zijn.
Terug naar: