Oem van Arkel

1. Nicolaas van Arkel (ook wel Nicolaas Oem van Arkel) (overleden 1345) was een 14e-eeuwse ridder.
Zoon van Jan II van Arkel (Heren van Arkel nr. 17) en Bertrouda van Sterkenborg.

Hij was rentmeester van Jan van Arkel, bisschop van Utrecht, zijn neef. Hij was regent van Arkel, nadat zijn broer Jan III van Arkel in 1324 was overleden, totdat diens zoon Jan IV van Arkel oud genoeg was om Heer van Arkel te zijn. Naar alle waarschijnlijkheid zal daar zijn bijnaam Oom van Arkel aan ontleend zijn.

Nicolaas (Claes) van Arkel wordt verder vermeld in 1329, 1332 en 1334, in laatstgenoemd jaar ook als Nicolaas Oem van Arkel. In 1332 werd hij vermeld in een oorkonde van graaf Willem van Henegouwen. Op 6 november 1334 droeg hij op aan de graaf van Holland zijn huis en gezaat in Emmikhoven.
“Claes Oem van Arcle” sneuvelde op 26 september 1345 in de Slag bij Stavoren, waar hij streed onder graaf Willem IV van Holland, die eveneens omkwam tegen de Friezen. Men schatte het verlies van de Hollanders op 3700 man. Zijn naam komt voor in een heldengedicht, die de heraut van Gelre in het Wapenboek Gelre op deze slag maakte. De goederen te Emmikhoven kwamen op 9 november 1359 aan Jan IV van Arkel.
Nicolaas Oem van Arkel voerde het Arkelse wapen: In zilver twee beurtelings gekanteelde rode dwarsbalken met een uitgeschulpte blauwe zoom.
Nicolaas was een zoon van Jan II van Arkel. Hij was gehuwd met Lisabeth Heynricxdr. van Emmecoven.
Uit het huwelijk van Nicolaas Oem van Arkel en Lisabeth van Emmecoven kwamen minstens drie zonen voort:

  • Nicolaas Oem van Sevender (Volgt 2a)
  • Jan Oem (Volgt 2b)
  • Jean die Wert

Nicolaas Oem van Arkel werd vaak door de oudere geschiedschrijvers verward met Claes Oem, ambachtsheer van Dubbeldam (Zie Patriciërsgeslacht Oem nr. 3a), die gehuwd was met Johanna van Arkel van Bokhoven.

Oem van Sevender2

Nicolaas Oem van Sevender voerde ook het Arkelwapen, echter in andere kleuren: In goud twee beurtelings gekanteelde zwarte dwarsbalken. Helmteken: Hoofd en hals van een olifant.

2a. Nicolaas Oem van Sevender, komt van 1369-1374 in leenakten van het graafschap Loon voor.
In 1365 was hij nog knape. Samen met Paulus van Haestrecht, eveneens knape, en anderen wordt hij als getuige genoemd in een oorkonde van Jan van Arkel, bisschop van Luik. Hij was in 1372 zelfs hofmeester van deze bisschop.
Hij was schepen van Luik en was beleend met een halve molen in Brusteym (Limburg).
In 1373 werd hij met zijn broer Jan Oem gevangen genomen in de slag van Baestwilre.
In 1375 was hij baljuw van Altena. Nicolaas Oem van Sevender wordt in 1383 heer van Renswoude.  In datzelfde jaar draagt Jan van Rynesteyn het “dagelix gerichte ende tiende tot Immichusen” over ten behoeve van Claes Oem van Sevender.Dat Nicolaas Oem van Sevender ook heer van (Noord- of Zuid-) Sevender was kunnen we afleiden aan zijn naamsvoering. Hierdoor werd hij ook wel Claes van (der) Sevender genoemd. Nicolaas Oem van Sevender was gehuwd met Mechteld van Ysendoorn, dochter van Wouter van Ysendoorn. Zij was vrouwe van half Vlooswijk, een leen van Oudmunster tussen Woerden en Linschoten, bestaande uit vier hoeven met gerecht, tijns en tiend.

In 1389 volgt een bepaling, dat de vrouw van Willem van Haestrecht niet voor de vrouw van Claes Oem van Sevender de kerk van Haastrecht in mocht gaan. In 1393 wordt Roelof van Haestrecht Pouwelszoon met 14 morgen land in de Roggenbroec in de parochie van Sluipwijk beleend na opdracht van Claes Oem van Sevender. In 1409 wordt Otto van Heukelom beleend met verschillende tienden door opdracht van Claes Oem van Sevender, met toestemming van diens zoon en leenvolger Willem.  Ook Nicolaas Oem van Sevender wordt niet voldoende onderscheiden met zijn naamgenoten. Hij had minstens twee kinderen:
Willem Oem van Sevender, die in 1414 vermeld wordt als heer van Renswoude. Deze wordt in 1417 opgevolgd door Arnolda, zijn zuster.
Het geslacht Ooms stamt zeer waarschijnlijk af van Nicolaas Oem van Sevender. Echter, er is nog geen bewijs van.

2b. Jan Oem van Bockhoven, was een edelman die leefde van 1325 tot 1390. Zijn ouders waren Claes Oem van Arkel en Elisabeth van Emminkhoven. Hij was Heer van Olmen en Bokhoven. Jan Oem trouwde in 1350 met Margriet Nicolaasdochter van Olmen. Uit dit huwelijk zijn kinderen bekend.

Bronnen:
Wikipedia
Bossche Encyclopedie | Johannes Oem (bossche-encyclopedie.nl)

Zie ook: Genealogische Bronnen – JohnOoms.nl

 

Zie ook:

Heren van Arkel

  facebook       

© 26 mei 2016,   laatst bijgewerkt op 2 mei 2022

Jan II van Arkel
Geboren omsteeks 1255, gesneuveld in de slag bij Vronen op 27 maart 1297.
Hij was heer van Arkel vanaf 1272 tot zijn dood. Hij was een zoon van Jan I van Arkel en Bertha van Ochten.
Jan komt in meerdere akten voor. In 1273 kocht hij de havenplaats Gorinchem van de graaf van Bentheim (of geërfd?).
Tijdens de instelling van de Orde van Sint Jacob werd hij tot ridder geslagen door graaf Floris V van Holland.
In 1288 nam hij aan Brabantse zijde deel aan de Slag bij Woeringen. In 1290 erkende hij Floris als zijn leenheer voor zijn kasteel in Gorinchem en kreeg daarvoor in ruil het recht om er tol te heffen. Jan was een van de ondertekenaars van een brief van de Hollandse adel aan koning Eduard I van Engeland.
Floris V leende in 1292 12.000 Hollandse ponden van Jan van Arkel, Richoud van Noordeloos (ongetwijfeld een achterneef van Jan) en Lambrecht de Vriese.
Toen Floris V in 1296 werd vermoord, nam Jan samen met de heren van Wassenaar en van Borsselen het bestuur van Holland tijdelijk op zich.
In 1297 kwam hij om het leven bij de Slag van Vronen (thans Sint Pancras). Hij werd begraven in Gorinchem.
Jan huwde met Bertrouda van Sterkenborg, dochter van Gerard van Sterkenburg (Zie Heren van Sterkenburg nr. 4).
Kinderen:

  • Jan III (1280-1324)  (Volgt Heren van Arkel nr. 18a)
  • Mabilia (1284-1317)(Volgt Heren van Arkel nr. 18b), trouwde met Zweder II van Zuylen van Abcoude (1307-1347), heer van Abcoude en Wijk bij Duurstede.
  • Herbaren, heer van Slingeland (…. – ca. 1325) (Volgt Heren van Arkel nr. 18c)
  • Johanna van Arkel van Bockhoven. (Volgt Heren van Arkel nr. 18d)
  • Nicolaas Oem van Arkel (1280/85-1345), heer van Emmikhoven.
    Hij was rentmeester van Jan van Arkel, bisschop van Utrecht, zijn neef. Hij was regent van Arkel, nadat zijn broer Jan III van Arkel in 1324 was overleden, totdat diens zoon Jan IV van Arkel oud genoeg was om Heer van Arkel te zijn. Naar alle waarschijnlijkheid zal daar zijn bijnaam Oom van Arkel aan ontleend zijn.
    Hij sneuvelde in 1345 bij de Slag bij Warns. Hij was gehuwd met Lijsbeth van Emmikhoven (1275-1320). (Zie Oem van Arkel).
Bronnen:
Wikipedia – Jan II van Arkel
Genealogische Bronnen – JohnOoms.nl

Terug naar:

Orde van Sint Jacob

 facebook    

© 16 februari 2024

Kasteel Bloemenstein, door Louis Philip Serrurier, circa 1730.Afbeelding: Wikipedia.

Kasteel Bloemenstein, door Louis Philip Serrurier, circa 1730. Afbeelding: Wikipedia.

In 1323 verschijnt ene Sweder van Blomesteijne in de bronnen. Het huis zelf wordt overigens voor het eerst genoemd in 1330.
Medio 14e eeuw is er vanuit het kasteel een kapel gesticht, waar tevens een vicarie werd gevestigd.
In 1355 werd het kasteel genoemd in een akte waarin diverse edelen, de bisschop van Utrecht en de heren van Vianen zich met elkaar verzoenden. Johan van Bloemestein droeg tevens zijn ‘steenhuys’ op aan de bisschop, waarna hij het van hem terug in leen ontving. Al na enkele maanden echter besloot Johan het huis op te dragen aan de heer van Culemborg. De Hoekse en Kabeljauwse twisten speelden een hoofdrol in het einde van het kasteel.

Sloteigenaar Johan van Bloemestein viel onder de Kabeljauwen in die tijd. In 1355 stelt hij het huis Blommesteyn ter beschikking aan Jan van Arkel bisschop van Utrecht. Afgesproken wordt het huis niet meer te vergroten.

Dit duurt niet lang, want enkele maanden later draagt Jan van Bloemesteyn het huis over aan de heer van Kuilenburg. In die tijd werd dat ervaren als een oorlogsverklaring. Dat de bisschop het huis Blommesteyn niet aanviel, heeft te maken gehad met het machtsblok dat Culemborg, Vianen en IJsselstein vormden.
Echter, de Kabeljauwgezinde Otto van Arkel wist in 1390 het kasteel in te nemen en liet het daarna volledig afbreken. De bakstenen zouden volgens Zweder van Culemborg hierna zijn hergebruikt als fundering voor de stadsmuur van Culemborg.

Uit:
Blommesteyn – Wikiwand
Kasteel Blommesteyn (Bloemenstein) | geschiedenis Houten

1. Sweder I van Beusichem
Ook wel Sweder I van Bloemenstein. Heer van Bloemenstein. Geboren rond 1270.
Zoon van Hubert III Schenk van Beusichem, ook wel Hubert I van Culemborg (Zie Heren van Bosichem nr. 10a) en Elisabeth van Arkel.
Hij trouwde met N.N. Van Lichtenberg. Dochter van Jacob Vlotstale van Lichtenberg en Aleid van Egmond.
Zoon:

  • Jan van Bloemenstein (Volgt 2)
Brother’s Keeper 7 (tschimmel.nl) nrs. 1876 + 1922
Zweder I van Bloemenstein (± 1270-….) » Genealogie Online
Sweder I van Bloemenstein – Wikidata

 

2. Jan van Bloemenstein
Geboren rond 1300. Zoon van Sweder I van Bloemenstein en N.N. van Lichtenberg.
Hij was gehuwd met Hadewich van Raephorst. Overleden in 1399. Dochter van Gerard van Raephorst en Jutte.
Zoon:

  • Sweder II van Bloemenstein (Volgt 3)
Jan van Bloemenstein » Genealogie Online

 

3. Sweder II van Bloemenstein
Zoon van Jan van Bloemenstein en Hadewich van Raephorst.
Hij was getrouwd met N.N. van Rossum, dochter van Gossewijn van Rossum.
Dochter:

  • Johanna Sweersdr van Bloemensteyn   … –  1406 (Volgt4)
Zweder II van Bloemenstein Ridder » Genealogie Online

 

4. Johanna Sweersdr van Bloemensteyn
Overleden circa 1406. Dochter Sweder II van Bloemenstein en N.N. van Rossum.
Zij was getrouwd met Johan van Brakel Geboren rond 1360, overleden na 27 augustus 1427 in Zuilichem.
Zoon van Dirck Johansz van Brakel en Elisabeth van Polanen. 

Jan was schepen van Zuilichem (1417).
Kinderen:

  • Dirck Jansz van Brakel  ± 1385 – …
  • Johan van Brakell  ± 1390 – 1472 (Volgt Heren van Brakel nr. 6)
Johan heer (Johan, heer) van Brakel (± 1370-1427) » Genealogie Online

 

Vermeldingen over Bloemenstein:
Bloemensteyn | Collectie Groesbeek
De Lenen van de Hofstede Bloemenstein – J.C. Kort – 1986 (hogenda.nl)

Terug naar Heren en Vrouwen van Adel:

Heren en Vrouwen van…

  facebook    

© 8 januari 2024

 

De oudst bekende voormoeder van mijn voorvader Jan “de Sterke” van Arkel (± 1233 – 1272) is Imme van Holland (± 1090 – 1143).

Jan “de Sterke” van Arkel

Wapen van Holland

1. Imme van Holland
Geboren rond 1090, overleden in 1143.
Mogelijk een (buitenechtelijke) dochter van Dirk V van Holland (1054 – 1091).
Zij was gehuwd met Arnout Spiker, heer van Waterland. Geboren circa 1089, overleden in 1143.
Dochter:

  • Bertrada Arnoutsdr Spiker van Waterlant

 

2. Bertrada Arnoutsdr Spiker van Waterlant
Geboren rond 1120.
Dochter van Arnoud Spiker Heer van Waterland en Imme van Holland.
Zij was gehuwd met Dirk Persijn. Geboren circa 1117, overleden in 1168. Zoon van Jan Jansz Persijn.
Dochter:

  • Aleidis Dirksdr Persijn

 

Wapen Persijn

3. Aleidis Dirksdr Persijn
Geboren omstreeks 1165, overleden omstreeks 1205. Dochter van Dirk Jansz Persijn en Bertrada Arnoutsdr Spiker van Waterlant.
Zij was gehuwd met Jan III van Heusden. Geboren 1160 – overleden 1217. Heer van Heusden.
Zoon van Arend I  van Heusden en Justine Van Heeze-Millen.
Kinderen: 

  • Aleid Van Heusden (1190-1235), gehuwd met Dirk I van Teylingen, heer van Brederode (Volgt heren van Brederode nr. 2)
  • Arnold II Heer van Heusden en Sluis (1195-1242) (Volgt 15a)
  • Alverade Van Heusden (1200 – ….) 

 

Wapen van Heusden

4. Alverade Van Heusden
Geboren rond 1200. Dochter van Jan III van Heusden (Zie Heren van Heusden nr. 14a) en Aleidis Dirksdr Persijn.
Zij was gehuwd met Herbaren II van der Lede, heer van Arkel.
Hij was een zoon van Floris Herbaren van der Lede (Zie 14b), die de heerlijkheid Lede bezat (nabij het hedendaagse Leerdam). Zijn moeder was Jacomijn van Schoonhoven,
Nadat Jan VII van Arkel sneuvelde op 24 juni 1234 erfde hij de heerlijkheid Arkel, omdat hij uiteindelijk ook afstamde uit het huis van Arkel.

 

 

Jan “de Sterke” van Arkel

5. Jan I van Arkel
Bijgenaamd Jan De Sterke” 
Geboren circa 1233, overleden te Gorinchem op 15 mei 1272.
Hij was 
heer van Arkel vanaf 1253 tot zijn dood. Verdere bezittingen waren Noordeloos, Bergambacht, Heukelom, Hoog Blokland, Slingelandt, Stolwijk en Willige Langerak.

Hij was een zoon van Herbaren II van der Lede, stichter van de heerlijkheid van Arkel, en Alverade van Heusden.
Jan wordt voor het eerst genoemd in een Latijnse kroniek uit 1253, daarin staat hij vermeld als Johannes miles dominus de Arkele (Jan, ridder, Heer van Arkel). Daarna wordt hij nog meerdere malen in aktes over beleningen genoemd. In 1253 komt hij samen met zijn broer Herbaren voor in een akte als getuige voor Jan I van der Lede. Op 25 juni 1254 is Jan getuige bij een verbond van Jan van der Lede en Hugo van Arkel om Floris van Dalem het bezit van Dalem te vergeven als leenbeheer. Hij nam deel aan de oorlogen met de opstandige Westfriezen, onder leiding van zijn leenheer Willem II van Holland. Krijgt rond 1260 het leengoed van den Berghe (hedendaagse Bergambacht) toegewezen van het Graafschap Holland, die hij in lening geeft aan zijn broer Herbaren. Op 29 oktober 1263 beleent Jan een Otto met Slingelandt. Op 23 augustus 1264 verleent hij samen met Willem van Brederode het recht aan Hendrik van Alblas om een watergracht of kanaal te graven (Jan wordt dan voor het laatst vermeld in een document.

Wapen van Arkel

Jan I werd bijgenaamd De Sterke, hij zou zich eens voor de grap aan de poort van Gorinchem opgetrokken hebben met zijn paard. In 1267 begon hij met de bouw van het kasteel van Gorinchem.

Jan I huwde met Bertha van Ochten. Geboren omstreeks 1235, overleden omstreeks 1285. Dochter van Hendrik van Ochten (Zie Heren van Ochten nr. 4) en Jutta .
Jan en Bertha kregen drie kinderen:

  • Jan II (Volgt Heren van Arkel nr. 17)

  • Arnoud, heer van Noordeloos

  • Margretha (1312 †), huwde Hubrecht van Beusichem, heer van Culemborg

Jan van Arkel werd met zijn vrouw bijgezet in een graftombe in de kerk van Gorinchem. In 1604 werden de beenderen verwijderd en ergens anders begraven.

Bron: Wikipedia

 

Terug naar:

Marentelen uit de Middeleeuwen

  facebook      

johnooms-nl

© 23 februari 2019

De oudst bekende voormoeder van mijn voorvader Jan IV van Arkel (…. – 1360) is Adélaïde Cepi (± 1100 – ….).

Wapen van Arkel

 

1. Adélaïde Cepi
Geboren rond 1100. Van haar herkomst is niets bekend.
Zij was gehuwd met Baudouin de Soupir.
Dochter:

  • Adélaïde van Soupir (Volgt 2)

 

2. Adélaïde de Soupir
Geboren rond 1120, overleden rond 1180. Dochter van Baudouin de Soupir en Ada.
Zij was gehuwd met Bouchard II van Guise. Geboren rond 1120, overleden rond 1180. Zoon van Guy van Guise en Adelaide van Montmorency.
Dochter:

  • Adela van Guise  ± 1155 – ± 1207 (Volgt 3)

 

3. Adela van Guise
Geboren omstreeks 1155, overleden circa 1207. Dochter van Bouchard van Guise en Adélaïde van Soupir.
Adela was gehuwd met Jacob van Avesnes. Geboren rond 1150, overleden bij Arsoef op 7 september 1191. Hij was een zoon van Nicolaas van Avesnes en van Mathilde van La Roche. Hij was heer van Avesnes, Condé en Leuze, als opvolger van zijn vader (1171).
Jacob liet op 4 oktober 1174 Robert van Ariën, bisschop-elect van Atrecht en Kamerijk, vermoorden toen die in Condé-sur-l’Escaut de brug wilde oversteken. Robert reisde met een escorte en onder bescherming van graaf Boudewijn van Henegouwen, de leenheer van Jacob. Boudewijn liet voor straf Jacobs kasteel in Condé verwoesten. Jacob nam deel aan de Derde Kruistocht en was aanvoerder van de Hollandse, Vlaamse en Noord-Franse ridders tijdens het Beleg van Akko (1189-1191) en de slag bij Arsoef. Jacob sneuvelde in de slag bij Arsoef en werd de moedigste van de Vlaamse ridders genoemd.
Adela en Jacob hadden de volgende kinderen:

  • Wouter II van Avesnes, opvolger van zijn vader
  • Burchard van Avesnes (Volgt Heren van Avesnes nr. 8)
  • Jacob, heer van Landrechies, gehuwd met een dochter van Boudewijn van Créquy
  • Guy (ovl. 1219), ridder
  • Mathilde van Avesnes (Volgt 4)
  • Adelheid, gehuwd met Rogier van Rosoy (-1246)
  • Adelaide (ovl. ca. 23 september 1216), gehuwd met Engelbert IV van Edingen
  • Ada, gehuwd met Hendrik III van Grandpré en met Rudolf I van Soissons.

 

4. Mathilde van Avesnes
Overleden op 5 november, na 1236. Dochter van Jacob van Avesnes en Adela van Guise.
Zij was 1e gehuwd met Nicolaas IV van Rumigny.
Zij was 2e gehuwd met Lodewijk IV van Chiny.  Geboren rond 1180, overleden bij Cahors in 1226. Hij was de zoon van Lodewijk III van Chiny en van Sophia. Hij volgde in 1189 zijn vader op als graaf van Chiny, nadat deze tijdens de kruistochten overleden was, en regeerde als minderjarige onder het regentschap van zijn moeder en zijn oom Diederik van Mellier. Meerderjarig geworden, nam hij deel aan de kruistocht der Albigenzen waarbij hij ook sneuvelde.
Mathilde en Lodewijk IV van CHiny hadden de volgende kinderen:

  • Johanna van Chiny (Volgt 5)
  • Agnes (ovl. voor 1235), dame van Givet en Abemont, gehuwd met Jan van Rethel,
  • Mathilde (ovl. na 1269), gehuwd met Otto van Trasegnies.

 

5. Johanna van Chiny
Geboren omstreeks 1205, overleden in 1271. Zij was de dochter van Lodewijk IV van Chiny en van Mathilde van Avesnes. In 1226 volgde zij haar vader op als gravin van Chiny. Johanna was gehuwd met Arnold IV van Loon (1210-1273). Zoon van Gerard van Loon (Volgt Graven van Loon nr. 6) en Kunigonde von Zimmern. Hij was de elfde graaf van Loon van 1227 tot 1273.
Kinderen:

  • Jan (1230-1279)
  • Elisabeth, gehuwd met Thomas III van Coucy, heer van Vervins,
  • Adelheid (Volgt 6)
  • Juliana, gehuwd met Nicolaas van Quiévrain
  • Lodewijk V van Chiny (1235-1299).

 

6. Aleyd van Loon
Zij was een dochter van Arnold IV van Loon en Johanna van Chiny.
Zij trouwde 1e met Dirk II van Valkenburg (geboren 1228 – overleden 1268), zoon van Dirk I en Beatrix van Kyrberg-Dhaun.
Dirk was eerst getrouwd geweest met Bertha van Limburg.
Uit het huwelijk van Dirk II en Adelheid:

  • Aleidis (Ida) van Valkenburg († 11 december 1296), abdis van Munsterbilzen.
  • Dochter, gehuwd met Willem van Hatert.
  • Maria (Volgt Marenteel Dirk van Cranendonck  nr. 7), gehuwd met Arnold van Stein-Elsloo.

Adelheid trouwde 2e met Albrecht van Voorne. Geborenvóór 1247, overleden 30 december 1287. Hij was heer van Voorne en burggraaf van Zeeland. Albrecht van Voorne was de zoon en opvolger van Hendrik van Voorne, burggraaf van Zeeland, ridder (Zie Heren van Voorne nr. 6a) en van Catharina van Peteghem- Cysoing (Zie Heren van Peteghem nr. 9).
Zij kregen een dochter:

  • Mabelia  van Voorne 1273 – 1313 (Volgt 7)

 

7. Mabelia van Voorne
Geboren 1273, overleden 26 februari 1313. Dochter van Albrecht van Voorne en Aleyd van Loon.
Zij was gehuwd met Jan III van Arkel. Geboren omstreeks 1275, overleden op 24 december 1324. Hij was heer van Arkel vanaf 1297 tot zijn dood.
Hij was een zoon van Jan II van Arkel (Volgt Heren van Arkel nr. 18) en Bertrouda van Sterkenburg (Zie Heren van Sterkenburg nr. 5). Hij volgde zijn vader op in 1297, nadat deze gesneuveld was bij de slag van Vronen. Jan III breidde het Arkelse grondbezit verder uit en kocht landerijen in Holland en Brabant en was raadsman van bisschop Gwijde van Avesnes van Utrecht. In 1304 kreeg hij het grondbezit van de heren van Ter Leede, omdat de familietak was uitgestorven en de van Arkels eerste in lijn waren.
Hij stond hoog in de gunst bij Willem III van Holland en werd in 1321 belast om als scheidsrechter uitspraak te doen in de geschillen tussen Willem III van Holland en Jan I van Brabant. In de volgende jaren is Jan III niet meer in de gunst. Mogelijk is hij op de achtergrond gedrongen door Willem van Duivenvoorde. Ook in 1321 benoemt hij zijn oudste zoon tot drossaard van Ter Leede. Deze gaat als Jan van der Lede door het leven tot 1324 (na het overlijden van Jan III) wanneer hij zich gewoon weer Van Arkel noemt.
Zoon :

  • Jan IV van Arkel 1305-1360 (Volgt 8)

 

8. Jan IV van Arkel
Overleden 5 mei 1360. Zoon van Jan III van Arkel en Mabelia van Voorne.
Heer van Arkel vanaf 1326 tot zijn dood.

Jan IV werd kort na de dood van zijn vader vertrouweling en adviseur aan het hof vanHolland voor Willem IV. Toen zijn halfbroer Jan tot bisschop van Utrecht werd verkozen, trok hij zich terug uit het Hollands bestuur. Zijn macht bleef echter groeien door het verkrijgen van meer grondgebied.

Dat werd anders zodra graaf Willem IV omkwam bij de slag bij Warns in 1345. De tegenstelling met het geslacht Duivenvoorde werd verscherpt, toen Willem van Duivenvoorde een belangrijke plaats innam in het bestuur van Margaretha van Beieren. Jan IV sloot zich daarom aan bij Willem V van Holland. Hij steunde zijn halfbroer in het conflict met het Oversticht met een lening en steundeReinoud III, hertog van Gelre tijdens het Beleg van Tiel in 1350. De tegenstelling tussen moeder (Margretha) en zoon (Willem V) groeide meer en meer, waardoor Van Arkel hem ook verder in de strijd tegen Margaretha steunde. Hij kreeg daarbij de heerlijkheden van de Lek en Haastrecht toegewezen. Er werd een Kabeljauwse verbondsakte getekend, samen met drie andere Kabeljauwen, te weten Gerard III van Heemskerk, Gijsbrecht II van Nijenrode en Jan I van Egmont. Dit luidde de Hoekse en Kabeljauwse twisten in.

Zo krijgt Jan IV een belangrijk aandeel in de eerste strijd tussen Hoeken en Kabeljauwen. Hij nam deel aan den slag op de Maas (1351) en was opperbevelhebber bij het Beleg van Geertruidenberg (1351-1352). Zodra Willem V zich weer verzoende met de Hoeken in 1355 moest Jan IV weer wat landerijen inleveren, wat tot een conflict leidde dat pas in 1359 werd opgelost door middel van leengoederen.

Nadat Willem V wegens krankzinnigheid zijn regering moest neerleggen, stelde Jan IV zich tegenover Albrecht van Beieren op. Jan van Arkel zag liever dat hij en zijn aanhang het bestuur toevertrouwden aan Machteld van Lancaster (1358), vrouw van Willem V. De vrede kwam echter kort daarop tot stand.

Jan IV overleed in het voorjaar van 1360 en werd opgevolgd door zijn zoon Otto van Arkel.

Jan IV huwde in 1327 met Irmengarde van Kleef, dochter van Otto de graaf van Kleef (Zie Graven van Kleef nr. 11a). Dit huwelijk bracht flinke aanzien binnen het geslacht van Arkel en de graaf van Holland noemde hem Zijne lieve neve. Ze kregen vier kinderen samen:

  • Machteld (1330-1381), huwde Willem V van Horne, heer van Altena
  • Jan (1352†)
  • Otto van Arkel (Volgt Heren van Arkel nr. 20)
  • Elizabeth (1365-1407), huwde Borre van Haamstede

Verder had hij vier bastaard kinderen:

  • Jan van Kervenem
  • Jan van der Donk
  • Jan van Wolferen
  • Goedeken van Arkel (De Hoghe) (Volgt Genealogie De Hoghe nr. 1)

Terug naar:

Marentelen uit de Middeleeuwen

  facebook      

johnooms-nl

© 23 februari 2019

De oudst bekende voormoeder van mijn voorvader Otto van Arkel (1330 – 1396) is  Richilde van Astarac (± 970-….).

 

Wapen van Astarac

1.  Richilde van Astarac
Ook wel Richarda genoemd. Geboren rond 970. Dochter van Guillaume van Astarac.
Zij was gehuwd met Garcia Arnold van Bigorre. Geboren omstreeks 965, overleden na 1030. Zoon van Arnold van Bigorre (Zie Graven van Bigorre nr. 4).
Hij volgde in 1000 zijn broer Lodewijk op als graaf van Bigorre.
Dochter:

  • Gersendis van Bigorre

 

Wapen Graven van Bigorre

2. Gersendis van Bigorre
Geboren rond 970. Overleden omstreeks 1032. Zij was een dochter van Garcia Arnold van Bigorre en Richarda van Astarac.
Zij volgde haar vader op als gravin van Bigorre.
Zij huwde met graaf Bernard Roger van Foix, en was de moeder van:

  • Bernard II van Bigorre
  • Roger I van Foix
  • Peter, heer van Couserans, vader van graaf Roger II,
  • Stephanie van Foix (Volgt Graven van Bigorre nr. 6a)
  • Gilberga van Comminges (Volgt Graven van Bigorre nr. 6b)
  • Clemencia van Foix

 

3. Clemencia van Foix
Geboren rond 1000. Dochter van Bernard Roger van Foix en Gersendis van Bigorre.
Zij was gehuwd met Adalbert van Lotharingen. Geboren rond 1000, overleden te Thuin op 11 november 1048. Hij was hertog van Lotharingen. In 1045 werd hij als opvolger van zijn vader, als Adalbert III, graaf van Metz. Ook werd hij graaf van Longwy en had hij een graafschap in de Elzas.
Hertog Godfried II van Lotharingen kwam in 1046 in opstand tegen keizer Hendrik III, maar werd verslagen. De keizer ontnam Godfried zijn titels en benoemde Adalbert tot hertog van Opper-Lotharingen. Godfried zette de strijd echter door en doodde Adalbert in 1048 in een hinderlaag aan de Samber bij Thuin. Adalbert werd opgevolgd door zijn broer Gerard. Adalbert was een zoon van Gerard III van Metz en van Gisela.
Kinderen:

  • Ermesinde van Lotharingen  1031 – > 1062
  • Stephania (Etienette) van Longwy-Metz  1035 – 1088

 

Wapen Hertogen van Lotharingen

4. Ermesinde van Lotharingen
Geboren in 1031 in Longuy, overleden na 1062. Dochter van Adalbert III van Lotharingen en Clemencia van Foix.
Zij was gehuwd met Willem VII van Aquitanië, bijgenaamd de Adelaar. Geboren 1023, overleden te Saumur, in de herfst van  1058. Hij was de oudste zoon van Willem V van Aquitanië en diens derde echtgenote Agnes van Mâcon. Willem kwam aan de macht, dankzij de intriges van zijn moeder, die als regentes zijn twee halfbroers had uitgeschakeld. Hij was hertog van Aquitanië en Gascogne, graaf van Poitiers, Bordeaux en Agen, en lekenabt van Saint Hilaire te Poitiers. Hij bestreed zijn stiefvader Godfried IV van Anjou in Anjou (die na de scheiding van zijn moeder in 1053 weigerde haar bruidsschat terug te geven) en zijn neef Bernard II van Armagnac in Gascogne. Hij overleed tijdens de belegering van Saumur door dysenterie. Hij is begraven in de Sint-Nicolaasproosdij te Poitiers.
Kinderen van Ermesinde en Willem:

  • Agnes, in 1054 gehuwd met Ramiro I van Aragón (-1063) en met graaf Peter I van Savoye (1048-1078)
  •  Clementia van Poitiers

 

5. Clementia van Poitiers
Geboren omstreeks 1045, overleden in 1142. Zij was een dochter van Willem VII van Aquitanië (Zie Hertogen van Aquitanië nr. 8a) en van Ermesinde van Lotharingen.
Zij was de echtgenote van Koenraad I van Luxemburg.Clementia (ookwel door de vermoedelijke huwelijksschat van Gleiberg genoemd) is  hertrouwd met Gerard I van Gelre.
Clementia en Koenraad  kregen de volgende kinderen:

  • Mathilde (geb. ca. 1060), gehuwd met Godfried van de Bliesgau
  • Hendrik
  • Rudolf (ovl. 1099), abt van Saint Vannes te Verdun (van 1075 tot zijn dood) en van de Altmünster te Luxemburg, vanaf de stichting van die abdij
  • Koenraad
  • Ermesinde
  • Willem
  • Adalbero (ovl. Antiochië, 1098), aartsdeken van Metz, nam deel aan de eerste kruistocht en werd tijdens het beleg van Antiochië overvallen toen hij met een edelvrouwe aan het dobbelen was. Adalbero werd gedood en de dame werd meegevoerd in de stad. Hun hoofden werden met een katapult teruggeschoten.

Clementia  was hertrouwd met Gerard I van Gelre en kreeg met hem de volgende kinderen:

  • Judith (-1151), in 1110 gehuwd met graaf Walram II van Limburg (-1139) (Volgt Graven van Limburg nr. 3a).
  • Yolanda van Gelre, gehuwd met graaf Boudewijn III van Henegouwen (-1120) (Volgt Graven van Henegouwen nr. 10) en met burggraaf Godfried van Valenciennes
  • Gerard II van Gelre (Volgt Graven van Gelre nr. 5)

 

Wapen Graven van Luxemburg

6. Ermesinde van Luxemburg
Geboren rond 1080, overleden op 24 juni 1143. Dochter van Koenraad I van Luxemburg en Clementia van Poitiers. Emesinde was door het uitsterven van alle mannelijke familieleden, erfgename van het graafschap Luxemburg en van Longwy. Ze droeg echter het bestuur vrijwel meteen over aan haar zoon Hendrik I van Namen zodat ze niet daadwerkelijk heeft geregeerd. Zij is vooral bekend door een aantal schenkingen aan kerken en kloosters. Tegen het eind van haar leven trok Ermesinde zich terug in een klooster.

Ermesinde trouwde 1e in 1096 met Albert van Moha (ca. 1065 – 24 augustus 1098), graaf van Dagsburg, Egisheim, Metz en Moha, voogd van Altorf. Albert was in zijn eerste huwelijk getrouwd geweest met Heilwig van Dagsburg en Eguisheim. Uit dat huwelijk was een zoon Hugo geboren die hem zou opvolgen. Albert en Ermesinde kregen twee dochters:

  • Mathilde van Dagsburg (….- > 1157)
  • onbekende dochter, gehuwd met een graaf “Aiulf”, alleen bekend uit een oorkonde van Ermesinde uit 1124 waarin haar kleinzoon Eberhard, “zoon van graaf Aiulf” wordt genoemd.

In 1109 hertrouwde Ermesinde met Godfried van Namen, een zoon van Albert III van Namen. Godfried was in zijn eerste huwelijk getrouwd geweest met Sybille van Porcien. Met haar kreeg hij twee dochters maar Sybille verliet Godfried toen ze zwanger werd van haar minnaar Engelram I van Coucy. Het paar scheidde in 1104.

Godfried en Ermesinde kregen de volgende kinderen:

  • Albert (ovl. na 1125)
  • Hendrik I van Namen (Volgt Graven van Namen nr. 7a)
  • Clemencia, gehuwd met Koenraad van Zähringen.
  • Beatrix (ca. 1115 – 1160), gehuwd met Ithier van Rethel
  • Adelheid van Namen (Volgt Marenteel Lisebette van Voorne nr. 7)

 

Wapen van Dagsburg

7. Mathilde van Dagsburg
Geboren in 1095, overleden in 1157. Erfdochter van Longwy. Dochter van Albert van Moha en Ermensinde van Luxemburg.
Zij was gehuwd met Folmar V van Metz. Geboren rond 1090, overleden in 1142. Graaf van Metz en Hombourg (Frankrijk), stichter van de abdij van Beaupré (1135).
Zoon van Folmar IV van Metz en Swanhilde van Egisheim.
Dochter:

  • Agnes van Metz

 

8. Agnes van Metz
Geboren circa 1114, overleden rond 1180. Dochter van Folmar V van Metz en Mathilde van Dagsburg, erfdochter van Longwy.
Zij trouwde met Lodewijk I van Loon. Geboren na 1107, overleden 11 augustus 1171. Hij was de vijfde graaf van Loon tussen 1139 en 1171. Lodewijk was een zoon van Arnold II van Loon (Zie Graven van Loon nr. 3) en Aleida van Diest. Hij liet in Brustem een burcht bouwen. Van zijn broer Gerard erfde Lodewijk in 1155 het graafschap Rieneck. Lodewijk was voogd van de abdij van Averbode en de abdij schonk de Bolderbergwinning in Bolderberg, nu bekend als domein Bovy.
Lodewijk en Agnes kregen de volgende kinderen:

  • Agnes, gehuwd met Otto I van Beieren.
  • Arnoud, jong overleden
  • Gerard (Volgt Graven van Loon nr. 5a)
  • Hugo, was getrouwd maar de namen van zijn vrouw en evt. kinderen zijn niet bekend.
  • Bonne (Volgt Graven van Loon nr. 5b), gehuwd met Wouter Berthout, heer van Mechelen uit het Grimbergse geslacht Berthout.
  • Imagina, gehuwd met Godfried III van Brabant
  • Laurette (ovl. voor 1184), gehuwd met Gilles van Duras (gescheiden 1174), hertrouwd met Theobald I van Bar
  • Sophia van Loon (1150 – 1185), gehuwd met Godfried van Heinsberg (Volgt Heren van Valkenburg nr. 3 ), zoon van Gosewijn II van Valkenburg

 

Wapen Graven van Loon

9. Agnes van Loon
Geboren rond 1150, overleden op 26 maart 1191. Dochter van graaf Lodewijk I van Loon (Zie Graven van Loon nr. 4) en Agnes van Metz.
Zij was gehuwd met Otto I van Beieren (Zie Hertogen van Beieren nr. 10). Geboren Kelheim in 1117, overleden Pfullendorf op 11 juli 1183. Otto komt uit het huis Wittelsbach, was de eerste uit zijn geslacht die bekleed werd met de functie van hertog van Beieren. Hij en zijn nakomelingen zouden tot 1918 hertog en later koning van Beieren zijn.
Kinderen:

  • vermoedelijk Otto (ovl. ca. 1178), begraven te Ensdorf
  • vermoedelijk Ulrich, jong overleden
  • vermoedelijk Agnes, jong overleden
  • Heilika (ovl. ca. 1200), die huwde met halgraaf Diederik van Wasserburg, vier kinderen
  • Agnes (ovl. ca. 1200), die huwde met graaf Hendrik van Plain (-1190), drie zoons
  • onbekende dochter, die huwde met graaf Adelbert III van Dillingen (-1214), begraven te Neresheim, zeven kinderen
  • Richardis van Beieren
  • Elisabeth (ovl. ca. 1190), die huwde met graaf Berthold III van Vohburg (-1204), begraven te Biburg, geen kinderen
  • Lodewijk I (1173-1231) (Volgt 11b)
  • Sophia (1171-1238), die huwde met landgraaf Herman I van Thüringen (1155-1217)

 

Wapen Hertogen van Beieren

10. Richardis van Beieren
Geboren te Kelheim in 1173,  overleden te Roermond op  7 december 1231.
Dochter van Otto I van Beieren (Zie Hertogen van Beieren nr. 10) en Agnes van Loon.
Zij was gehuwd met Otto I van Gelre. Geboren rond 1150, overleden op 25 augustus 1207. Hij was graaf van Gelre 1182 – 1207. Hij was een zoon van graaf Hendrik I van Gelre (Zie Graven van Gelre nr. 6) en Agnes van Arnstein.
Uit het huwelijk met Otto I zijn de volgende kinderen bekend:

  • Hendrik (ovl ca. 1198), mederegent, verloofd met Ada van Holland, dochter van Dirk VII), maar kort daarna overleden en begraven in de Abdij van Rijnsburg
  • Gerard III van Gelre, opvolger van zijn vader (Volgt Graven van Gelre nr. 8a)
  • Aleid van Gelre (Zie Marenteel Aleid van Gelre nr. 11)
  • Otto I, bisschop van Utrecht
  • Irmgard (ovl. na 1230), gehuwd met graaf Adolf I van der Mark
  • Margaretha (-1264), gehuwd met graaf Lotharius II van Ahr en Hochstädten, broer van aartsbisschop Koenraad van Keulen
  • Mechtildis van Gelre, gehuwd met graaf Hendrik de Rijke van Nassau 

 

Wapen van Gelre

Mechtildis van Gelre
Dochter van  Otto I van Gelre en Richarda van Beieren. Geboren 1190, overleden 1247.
Zij was gehuwd met graaf Hendrik II van Nassau. Oudste zoon van graaf Walram I van Nassau (Volgt Graven van Nassau nr. 1) en zijn echtgenote, Kunigunde van Ziegenhain, dochter van graaf Poppo II van Nidda.
Kinderen:

  • Rupert, kreeg Dietz in leen van de aartsbisschop van Trier.
  • Walram (ca. 1220–ca. 1290), de stamvader van de “Walramse linie” van het Huis Nassau.
  • Otto (ca. 1225–ca. 1289), de stamvader van de “Ottoonse linie” van het Huis Nassau, waaruit ons Koninklijk Huis is ontsproten.
  • Hendrik, monnik in Arnstein.
  • Gerhard (…. – 2 mei 1311), geestelijke: o.a. in Luik, Maastricht, Aken en Tiel.
  • Jan (ca. 1230 – 13 juli 1309), geestelijke, o.a. elect van het Sticht Utrecht.
  • Jutta van Nassau (….–1313)
  • Elisabeth (1225 – 6 januari 1295 of 1311), huwde Gerhard III van Eppenstein.
  • Catharina (1227 – 27 april 1324), werd in 1249 abdis van het klooster Altenburg bij Wetzlar.

 

Wapen van Nassau

Jutta van Nassau
Geboren omstreeks 1225, overleden circa 1313. Dochter van Hendrik de Rijke van Nassau en Mechtildis van Gelre.
Zij huwde met Jan I van Cuijk, heer van Merum. Hij was de zoon van Hendrik III van Cuijk en een moeder van wie de voornaam niet bekend is en die aangeduid wordt als nn. van Putten. Hij was heer van Cuijk van 1254 tot 1308.
In 1296 was Jan I betrokken bij het complot van edelen dat ten doel had om graaf Floris V van Holland naar Engeland te ontvoeren. Deze poging liep uit op moord.
Uit het huwelijk van Jutta en Jan:

  • Cunigunde van Cuijk 1260-1329
  • Willem van Cuijk (1265-1303) ridder en heer van Cuijk. Hij trouwde met Johanna Sofia van Gymnich (1270-1302).
  • Hendrik van Cuijk heer van Lierop. Hij trouwde met Aleidis van Diest (1270-….)
  • Jan II van Cuijk (1270-1354) graaf van Cuijk. Hij trouwde met Catharina van Berthout (1280-1350).
  • Aleidis van Cuijk (1270-1330). Zij trouwde met Hendrik van Voorne (1275-1330) heer van Acquoy.
  • Agnes van Cuijk (1270-1345). Zij trouwde met Hendrik van Sponheim.
  • Otto van Cuijk (1270-1350) heer van Cuijk. (Volgt 4.)

 

Wapen van Cuijck

Cunigunde van Cuijk
Geboren in het jaar 1260,  overleden in 1329. Dochter van Jan I van Cuijck en Jutta van Nassau. Zij was gehuwd met Robert II van Virneburg. Geboren rond 1255, overleden voor 1 augustus 1308. Zoon van Hendrik I van Virnenburg en Ponzetta van Oberstein.
Kinderen:

  • Robert III van Virneburg  …. -1352
  • Heinrich van Virneburg  …. – 1353
  • Gerhard van Virneburg  …. – > 1329
  • Johan van Virneburg  …. – 1363
  • Mechtild van Virneburg  …. – > 1360
  • Elisabeth van Virneburg  …. 
  • Cunegonde van Virneburg  ± 1280 – 1328 (Volgt Graven van Virnenburg nr. 8b)

 

Wapeen van Virneburg

Mechtild van Virneburg
Mechtildis van Virneburg. Overleden na 1360. Dochter van Robert II van Virneburg en Cunigunde van Cuijk.
Zij was gehuwd met Otto van Kleef. Geboren 1278 – 1310. Zoon van graaf Diederik VII van Kleef (Zie Graven van Kleef nr. 10a) en Margaretha van Gelre (Zie Graven van Gelre nr. 10 b).
Dochter:

  • Irmgard (-1362)

 

Wapen van Kleef

Irmgard van Kleef
Geboren in 1307 – overleden in 1362. Dochter van Otto van Kleef en Mechtild van Virnenburg.
Zij huwde 1e met graaf Adolf II van Mark, van wie zij scheidde.
Zij huwde 2e  met 
Jan IV van Arkel (-1355). Hij was een zoon van Jan III van Arkel (Zie Heren van Arkel nr. 18a) en Mabelia van Voorne (Zie Heren van Voorne nr. 8a).
Hij was heer van Arkel vanaf 1326 tot zijn dood.
Kinderen van Irmgard en Jan IV van Arkel:

  • Machteld (1330-1381), huwde Willem V van Horne, heer van Altena
  • Jan (1352†)
  • Otto van Arkel
  • Elizabeth (1365-1407), huwde Borre van Haamstede

 

Otto van Arkel
Geboren ca.1330 – overleden 26 maart of 1 april 1396. Hij was heer van Arkel van 6 mei 1360 tot zijn dood.
Hij was een zoon van Jan IV (Zie Heren van Arkel nr. 19 )van Arkel en Irmengarde van Kleef (Zie Graven van Kleef nr. 12a). Otto was oorspronkelijk tweede in lijn van opvolging, totdat zijn oudere broer Jan omkwam bij een paardentoernooi in Dordrecht 1352. Tijdens Otto’s bewind werden de landgoederen opnieuw uitgebreid. Zo werd de heerlijkheid Haastrecht opnieuw verkregen en werd Liesveld toegevoegd in 1379. Otto trad ook toe tot de adviseurs van Albrecht van Holland in 1381. Tevens maakte Otto aanspraak op het graafschap Kleef nadat Jan van Kleef, een oom van Otto’s moeder Irmengarde, overleed. Dit graafschap werd echter aan Adolf II van der Mark geschonken. Hierna zou er een grote vijandschap ontstaan tussen de Van Arkels en Van Kleefs.

In 1382 verleende Otto stadsrechten aan onder meer Gorinchem, Hagestein en Leerdam. Otto richtte zich de jaren daarna erop om van het kasteel Hagesteinen het dorp Gasperen een bolwerk te maken en tot stad te verheffen. Dit omdat hij voortdurend in conflict lag met de heren van Vianen, die hun gebied steeds meer naar het zuidwesten uitgebreid (Noordeloos, Meerkerk) hadden, waardoor verderop gelegen landerijen van Arkel geïsoleerd kwamen te liggen. Daarbij kwam nog dat de heren van Vianen voor de Hoekse-partij waren.

Otto van Arkel huwde in 1360 te Deventer met Elisabeth de Bar-Pierrepont (†1410), vrouwe van Pierrepont en erfdochter van Theobald van Bar-Pierrepont (Zie Graven van Bar nr. 10). Zij kregen samen een zoon en latere opvolger:

Terug naar:

Marentelen uit de Middeleeuwen

Marentelen naar Richilde

  facebook      

johnooms-nl

© 22 februari 2019

 

De oudst bekende voormoeder in deze Marenteel van mijn voormoeder Maria van Arkel (± 1385 – 1415) is Udelhild von Odenkirchen (± 1090 – ….).

 

1. Udelhild von Odenkirchen
Geboren rond 1090. Van haar ouders zijn geen gegevens bekend.
Gehuwd met Ludwig II, graaf van Arnstein (Zie Marenteel Ludwig II van Arnstein) Geboren rond 1090. Zoon van  Ludwig I, graaf van Arnstein en Jutta van Kleef.
Dochter:

  • Agnes van Arnstein

 

2. Agnes van Arnstein
Geboren circa 1117, overleden in 1179. Dochter van Ludwig, graaf van Arnstein en van Udelhild von Odenkirchen.
Zij was gehuwd met Hendrik I van Gelre. Geboren tussen 1117 en 1120, overleden tussen 27 mei en 10 september 1182. Hij was graaf van Gelre. Zoon van Gerard II van Gelre (Zie Graven van Gelre nr. 5) en  Ermgard van Zutphen (Zie Graven van Zutphen nr. 5), de erfdochter van het graafschap Zutphen.
Hendrik volgde in 1131/1133 zijn vader op als graaf Geldern en Wassenberg, in 1138 erfde hij het graafschap Zutphen van zijn moeder.
Kinderen:

  • Agnes van Gelre
  • Margarethe van Gelre
  • Gerard 3 van Gelre
  • Adelheid van Gelre
  • Otto I Graaf van Gelre en Zutphen  ± 1145-1207

 

3. Agnes van Gelre
Geboren in 1135, overleden in 1186. Dochter van Hendrik I van Gelre (Zie graven van Gelre nr. 6) en Agnes van Arnstein.
Zij was gehuwd met Hendrik de Blinde van Namen/Luxemburg (Zie Graven van Luxemburg nr. 6b). Geboren omstreeks 1115, overleden in 1196. Zoon van Godfried, graaf van Namen en van Ermesinde van Luxemburg.
Dochter:

  • Ermesinde van Luxemburg

 

4. Ermesinde van Luxemburg
Geboren rond 1170, overleden in 1247. Dochter van Hendrik de Blinde van Namen/Luxemburg en van Agnes van Gelre.
Zij was gehuwd met Theobald I van Bar. Geboren circa 1158, overleden 13 februari 1214. Hij was de graaf van Bar van 1190 tot aan zijn dood. Hij was de zoon van Reinoud II van Bar en zijn vrouw Agnès van Champagne. Hij volgde zijn broer Henry op nadat deze  werd gedood bij het beleg van Akko.
Dochter:

  • Elisabeth van Bar

 

5. Elisabeth van Bar
Overleden in 1262. Dochter van Theobald I van Bar en Ermesinde van Luxemburg.
Zij was gehuwd met Walram van Monschau. Geboren rond 1200. Zoon van Walram, hertog van Limburg en Kunigonde van Monschau.
Dochter:

  • Bertha van Limburg (Volgt 6)

 

6. Bertha van Limburg
Geboren omstreeks 1225, overleden in 1254. Erfdochter van Walram I van Monschau en Elisabeth van Bar. Bertha was een kleindochter van van Graaf Walram III van Limburg (Zie Graven van Limburg nr. 6) en Kunigunde van Lotharingen.
Zij was gehuwd met Dirk II van Valkenburg. Geboren in 1228,  overleden in 1268. Zoon van Dirk I van Valkenburg (Zie Heren van Valkenburg nr. 5) en Beatrix van Kyrberg-Dhaun. Hij was heer van Valkenburg.
Bertha en Dirk I kregen een zoon en nog twee dochters:

  • Walram (de rosse) van Valkenburg (1245/1254 – 1302), heer van Valkenburg en Monschau
  • Elisabeth van Valkenburg (Volgt 7)
  • Beatrix van Valkenburg (ca 1254 of eerder – 1277), trad op 16 juni 1269 te Kaiserslautern in het huwelijk met Rooms-koning Richard van Cornwall

 

7. Elisabeth van Valkenburg
Geboren rond 1250. Dochter van  Diederik, Heer van Valkenburg (Zie Heren van Valkenburg nr. 6) en Bertha van Limburg, erfdochter van Monschau.
Zij trouwde met Engelbert I Graaf van de Mark. Geboren in 1249, overleden 1277 te Bredevoort. Zoon van Adolf I,  Graaf van Altena en van de Mark en van Luitgard Irmengard van Gelre.
Dochter:

  • Mathilde van de Mark (Volgt 8)

 

8. Mathilde van der Mark
Geboren rond 1270, overleden in 1316. Dochter van Engelbert I Graaf van de Mark en Elisabeth van Valkenburg.
Zij was gehuwd met  Floris Berthout , heer van Mechelen. Geboren in 1260, overleden in het jaar 1331.
Zoon van Walter VI van Berthout, Heer van Mechelen en van Maria van Auvergne.
Kinderen:

  • Walter VII Berthout, Heer van Mechelen  ± 1248-1288
  • Floris Berthout, Heer van Mechelen en Berlaer  ± 1260-1331
  • Sophia Berthout (Volgt 9)
  • Mathilde Berthout van Mechelen  ± 1256 – 1306
  • Willem Berthout Bisschop van Utrecht  ± 1263 – 1301

 

9. Sophia Berthout 
Overleden op 6 mei 1329. Dochter van Floris Berthout , heer van Mechelen, en Mathilde van der Mark.
Zij was gehuwd met Reinoud II van Gelre. Geboren circa 1295 – overleden te Arnhem op 12 oktober 1343, bijgenaamd de Rode of de Zwarte, was graaf van Gelre van 1326 tot 1339 en hertog van Gelre van 1339 tot 1343. Hij was de zoon van graaf Reinoud I van Gelre (Zie Graven van Gelre nr. 10) en Margaretha van Dampierre (1272-1331), gravin van Vlaanderen.

In 1316 kreeg hij onenigheid met zijn vader. Hij vond zijn vader niet langer in staat de belangen van het territorium te behartigen en nam zelf het bestuur over. Na een arbitrale uitspraak van 3 september 1318 door graaf Willem III van Holland regeerde hij als soen des graven van Gelre over het graafschap Gelre en Zutphen. Zijn vader werd gevangengezet op kasteel Montfort.

Reinald verleende land- en dijkrechten, en maakte bepalingen en regelingen ter verbetering van het keren van buitenwater en het lozen van binnenwater en grondwater. Deze wetgeving bestond deels uit de optekening van publiekrechtelijk en privaatrechtelijk gewoonterecht, en deels uit nieuw recht ten aanzien van het schouwen van dijken, weteringen en kaden, en de rechterlijke organisatie. Voor het Land van Maas en Waal in 1321 en 1328, voor de Bommmeler- en de Tielerwaard in 1325, 1327 en 1335, voor de Over- en Nederbetuwe in 1327, voor het Overkwartier in 1328, voor het nieuw ontgonnen ‘Nijbroek’ eveneens in 1328. Deze wetgeving is van belang geweest voor de bevordering van de rechtszekerheid en de bodemexploitatie binnen het Gelderse territorium.

In 1326 overleed zijn vader en Reinoud benoemde zichzelf tot graaf van Gelre en graaf van Zutphen als Reinoud II.

Hij begon een samenwerkingsverband met de Engelse koning en zwager Edward III van Engeland tegen Frankrijk. Hij waarschuwde de Engelsen in 1338 over een Franse vloot die het Zwin naderde. Hij bleef één van Edwards trouwste bondgenoten onder de Duitse prinsen tijdens de eerste fase van de Honderdjarige Oorlog.

Op 11 januari 1311 werden te Roermond huwelijksvoorwaarden opgesteld van het huwelijk van Reinout met Sophia Berthout († 6 mei 1329) uit het geslacht Berthout, erfgename van de heerlijkheid Mechelen, dochter van Floris Berthout († 1332), heer van Mechelen, en Mathilde (van der Mark) van Mechelen, kleindochter van Engelbert I van der Mark. Het huwelijk werd in 1318 voltrokken. Sophia was een nicht van de Utrechtse bisschop Willem II (1296-1301). Het huwelijk kwam vermoedelijk tot stand door bemiddeling van Gwijde van Avesnes bisschop van Utrecht (1301-1317) en graaf Willem III van Holland(1304-1337). Sophia en Reinald waren in de vierde graad verwant waardoor voor hun huwelijk pauselijke dispensatie nodig was, wat op 13 mei 1311 te Avignon verleend werd door Paus Clemens V. Zij werd begraven in het Klooster Gravendaal.

Sophia schonk hem de volgende kinderen:

  • Margaretha (ca. 1320?-1344), in 1342 gehuwd met Gerard, zoon van graaf Willem VI van Gulik. Zij was reeds op 1 maart 1333 verloofd met Gerard, naar aanleiding waarvan zij op 1 december 1333 de heerlijkheid en voogdij Mechelen voor 60.000 gulden verkocht aan graaf Lodewijck van Vlaanderen.
  • Mechteld (ca. 1325-1384) in 1336 gehuwd met graaf Godfried van Loon en Chiny (?-1342), in 1348 met graaf Jan I van Kleef (1292/93-1368) en in 1372 met Jan van Chatillon graaf van Blois (†1381)
  • Elisabeth (-1376), abdis van het klooster Gravendal tussen Kessel en Asperden in Duitsland
  • Maria van Gelre (Volgt 10)

Nadat in 1331 uitgebreide huwelijkse voorwaarden waren opgesteld huwde Reinoud op 20 oktober 1331 in Nijmegen met Eleonora (1318-1355), dochter van Eduard II van Engeland. Van de huwelijksvoltrekking werd op 24 oktober 1331 een notariële verklaring opgemaakt is. Ze hadden samen:

  • Reinoud III (1333-1371), 1e opvolger Gelre
  • Eduard (1336-1371), 2e opvolger Gelre

Reinoud voerde vier jaar lang een strijd om Bredevoort (1322-1326) die hij uiteindelijk won. In 1326 verleende Reinoud II stadsrechten aan Erkelens en in 1343 aan Venlo.

 

10. Maria van Gelre
Overleden november 1397. Dochter van Reinoud II van Gelre en Sophia Berthout, vrouwe van Mechelen.
Zij was een van de twee troonpretendenten voor het hertogdom Gelre en het graafschap Zutphen tijdens de Eerste Gelderse Successieoorlog tussen 1371 en 1379. Ze streed echter voor deze titel namens haar zoon Willem III van Gulik. De oorlog begon na de dood van haar halfbroers Reinoud III van Gelre en Eduard van Gelre. Edward overleed aan zijn verwondingen na de Slag bij Baesweiler en Reinoud, die ook wel de bijnaam de Vette had, overleed enkele maanden daarna. Deze opvolgingskwestie werd ook geclaimd door Maria’s zusterMechteld van Gelre en zij werd gesteund door de van ‘Heeckerens’ onder Frederik van Heeckeren van der Eze (1320-1386). De volgers van Maria waren de van ‘Bronckhorsten’ onder Gijsbert V van Bronckhorst (1328-1356). Na de overwinning van haar partij ging de titel van Hertog naar haar zoon Willem III.

In december 1362 huwde ze met Willem II/VII van Gulik (1327-1393) Zoon van Willem I/VI van Gulik (Zie Hertogen van Gulik nr. 12) en Johanna van Holland-Henegouwen (Zie Graven van Holland I nr. 15). Ze kregen drie kinderen:

  • Willem van Gulik (1364-1402)
  • Reinoud van Gulik(1365-1423)
  • Johanna van Gulik (Volgt 11)

 

Wapen van Gulik

11. Johanna van Gulik
Overleden in 1394. Zij was de jongste dochter van hertog Willem II van Gulik (Zie Hertogen van Gulik nr. 13) en Maria van Gelre (Zie Hertogen van Gelre nr. 12).
In 1376 huwde zij met Jan V van Arkel (1362-1428) en werd de moeder van:

  • Willem van Arkel († Gorinchem 1417), kreeg burcht en land van Born met de steden Sittard en Susteren in leen.
  • Maria van Arkel  (Volgt 12)

Doordat haar broers en haar ooms en tantes langs moederzijde overleden waren, werd zij de erfgename van Gelre.
Haar kleinzoon Arnold van Egmont volgde haar broer Reinoud op als hertog van Gelre.

 

 

Wapen Van Arkel

12. Maria van Arkel
Geboren circa 1385 te Gorinchem, overleden op 19 juli 1415 te IJsselstein.
Zij was Vrouwe van Egmont en IJsselstein, door haar huwelijk met Jan II van Egmont.
Ze was een dochter van Jan V van Arkel (Zie Heren van Arkel nr. 21) en Johanna van Gulik (Zie Hertogen van Gulik nr. 14), via wie ze afstamde van het huis Gulik. Haar ooms Willem III van Gulik en Reinoud van Gulik waren hertogen van Gelre. Doordat beide hertogen geen wettelijke erfgenamen hadden, kwam het huis van Arkel vanwege deze familiebanden in aanmerking voor de erfopvolging.

Maria die in circa 1385 werd geboren, werd na de dood van haar moeder in 1394 opgevoed aan het hof van Gelre. Na het huwelijk van haar oom Reinoud IV van Gelre in 1405 werd ze hofdame van zijn vrouw Maria van Harcourt. Haar vader Jan van Arkel, die in 1402 de Arkelse Oorlogen was begonnen, vluchtte in 1406 naar Gelre, het volgend jaar gevolgd door haar broer Willem van Arkel. Ondanks dat haar broer Willem nog geen goede partij was getrouwd, werd er voor Maria in 1407 plannen gemaakt. Jan van Egmont (bijgenaamd: “met de bellen”) een Hollandse edelman lijkt een gegadigde en slaat zijn slag op een feest op het kasteel van Caster in het hertogdom Gulik op 13 september 1407. Hij schaakt en ontvoerd haar (iets wat bij middeleeuwse hofmakerij hoorde) en op 15 september worden de twee bij Lobith terug gevonden. Aan het hof van Gelre word met Reinoud IV besloten tot een huwelijk en Reinoud geeft ze een huwelijks schat van 6000 schilden. Op 24 juni 1409 trouwen de twee en nemen hun intrek op het kasteel van IJsselstein. Jan II van Egmond was een zoon van Arend van Egmont (Zie Heren van Egmont nr. 17a) en Jolanda van Leiningen (Zie Graven van Leiningen II nr. 7a).
Ze kregen twee zoons:

  • Arnold (-1473), was van 1423 tot 1465 en van 1471 tot zijn dood in 1473 hertog van Gelre en graaf van Zutphen.
  • Willem (1412-1483), stadhouder van Gelre (Volgt Heren van Egmont nr. 19)

Maria van Arkel overleed op 19 juli 1415 en zou niet meer mee maken dat haar zoon Arnold in 1423 Hertog van Gelre werd. Haar kleindochter Maria van Gelre (1434-1463) zou het zelfs tot koningin van Schotland schoppen, door haar huwelijk met Jacobus II van Schotland.

Bronnen o.a.: uit Wikipedia, de vrije encyclopedie.

Terug naar:

 

Marentelen uit de Middeleeuwen

   facebook     

© 16 december 2018 laatst bijgewerkt op 19 december 2023

 

Wapen heren van Arkel

Het Land van Arkel was een leenschap van de Graven van Holland, tot aan 1412 beheerd door de Heren van Arkel. Het grondgebied strekte van de rivier de Merwede in het zuiden tot aan het hedendaagse Everdingen in het noorden, en van het riviertje de Linge in het oosten ongeveer tot de rivier de Lek in het westen.
Hedendaagse plaatsen in het gebied zijn onder andere Leerdam, Leerbroek, Arkel, Heukelum, Asperen, Hagestein, Haastrecht en Gorinchem.

Rond 1234-1240 zou Herbaren II van der Lede, leenman van de heerlijkheid Ter Leede, naar Arkel getrokken zijn om zich daar te vestigen. Hij werd de stamvader van het geslacht Van Arkel. De heerlijkheid Ter Leede (vermoedelijk gelegen net ten zuiden van het hedendaagse Leerdam) liet hij na aan zijn jongere broer Jan I van der Lede.De zoon van Herbaren, Jan I “de Sterke” van Arkel wordt in een kroniek uit 1253 genoemd als leenheer van de graaf van Holland. Hij was heer van Arkel vanaf 1253 tot zijn dood. Verdere bezittingen waren Noordeloos, Bergambacht, Heukelom, Hoog Blokland, Slingelandt, Stolwijk en Willige Langerak. Zijn opvolger Jan II kocht in 1272 de havenplaats Gorinchem van de graaf van Bentheim. Het grondgebied strekte zich nu tot aan de Merwede, en men mocht nu tol heffen op de Lek en de Merwede. Er ontstond een bloeiende handel waaruit de Heren van Arkel grote verdiensten konden halen. Er werden diverse kastelen gebouwd, waarvan de meest bekende in Asperen, Haastrecht en Gorinchem (1267). De heren verbleven meestal in het laatste kasteel. Jan II droeg het kasteel van Gorinchem in 1290 op aan zijn leenheer Floris V van Holland, uit eerbied voor diens gezag.

Land van Arkel in 1277

Nadat Jan II van der Lede in 1305 overleed zonder nageslacht, erfde Jan III van Arkel de heerlijkheid Ter Leede. In 1351 kwamen nog landerijen aan de Lek erbij. Ook Haastrecht werd toegevoegd. Otto van Arkel verleende Gorinchem, Hagestein en Leerdam in 1382 stadsrechten. De macht van de Heren van Arkel was eind 14e eeuw op zijn hoogst. De burcht die aan de oostelijke oever van de stad Gorinchem stond, werd De Keizerlijke burcht genoemd.

Het hertogdom Gelre, het graafschap Holland en het sticht Utrecht zagen lijdzaam toe hoe de economische en militaire macht van het leenschap groeide. Wat volgde waren de Arkelse Oorlogen (1401-1412), vooral na een dispuut met de graaf van Holland, Albrecht van Beieren. Jan V wist stand te houden tot 1412, maar werd verdreven tot aan Vuren, waar hij gevangen genomen werd. Hij sleet zijn verdere leven in Gouda en Leerdam. Zijn zoon Willem leidde een opstand in 1417, maar werd daarbij gedood. De macht van het geslacht kwam daarmee tot een einde, hoewel de nakomelingen van Maria van Arkel, een dochter van Jan V, grote politieke macht in Gelre zouden verwerven.

Kasteel de Blauwe Toren

 

De burcht in Gorinchem werd afgebroken in 1413. Ten zuiden van de stadsmuren werd een nieuw slot gebouwd voor de graven van Holland. Dit slot werd in 1461 verbouwd en uitgebreid door Karel de Stoute. Vanwege de imposante hoofdtoren, bekleed met blauwe hardsteen, werd deze later bekend als de “Blauwe Toren” .

 

 

 

Uit: Wikipedia – Land van Arkel

 

Zie ook:

Heren van Arkel

Arkel

Gorinchem

Terug naar:

Heerlijkheden

facebook

 

© 14 oktober 2017. Laatst bijgewerkt op 11 februari 2023

 

Aanvankelijk was de oud-Dordtse familie Oem enkele eeuwen lang actief in de wijn- en vooral in de houthandel, de twee handelsproducten die de bloei van Dordrecht in de middeleeuwen hebben bepaald. Vanaf de veertiende eeuw waren vrijwel zonder onderbreking leden van de familie Oem schepen of burgemeester van Dordrecht. Ze vormden al gauw de top van de stedelijke bestuurslaag en speelden een belangrijke rol in diverse episoden van de stadsgeschiedenis. Daarnaast bekleedden verscheidene familieleden de ambten van baljuw, van raad en rentmeester-generaal van Zuid-Holland of van muntmeester dan wel waardijn (de voor de kwaliteit van de muntslag verantwoordelijke functionaris) van de Munt van Holland in de stad Dordrecht. Ook waren vele Oems priester of religieuze en stonden zij aan het hoofd van kloosters of religieuze gemeenschappen binnen en buiten Dordrecht.

Oem wapen

Oem

Al heel vroeg heeft de familie Oem geprobeerd haar vooraanstaande positie te staven met verhalen over haar oorsprong, geschiedenis en verwantschap met toonaangevende of adellijke geslachten. Die verhalen werden door de zeventiende-eeuwse historici Balen en Van Leeuwen als betrouwbaar gepubliceerd maar moeten heel kritisch worden benaderd. Het belang van de familie staat buiten kijf, maar de eerder gepubliceerde details van haar geschiedenis, van de dertiende tot in de vijftiende eeuw, verdienen nader onderzoek. Claes Oem, de vermeende stamvader, komt al voor onder de stadsbestuurders van Dordrecht aan wie de eerste ommuring van de stad in 1230 wordt toegeschreven. Die vermelding bedoelde al de vooraanstaande positie van de familie bij de opkomst van de stad te documenteren.

De adellijke pretenties van de Oems leidden ook tot een fantastisch verhaal over de ridderlijke oorsprong van het familiewapen. De vijftien groene zoden en de leeuw die op het schild te zien zijn, werden in verband gebracht met een krijgsdaad: een voorvader Oem zou een aantal valkuilen met groene zoden hebben afgedekt om zo de vijand in een hinderlaag te lokken en te verschalken. Ook de geslachtslijst van de familie, zoals afgedrukt in oudere werken en tot op de dag van vandaag vaak klakkeloos gereproduceerd, bevat een fors aantal onzekere aannames en identificaties, mede door de grote hoeveelheid identieke voornamen die toeschrijving van functies en handelingen aan concrete personen sterk bemoeilijken. Zo is aangetoond dat de Claes Oem van Arkel die in 1345 als ridder bij Stavoren in de Hollandse veldtocht tegen de Friezen roemrijk sneuvelde,  tot het geslacht Van Arkel behoorde en ten onrechte bij de Oems is ingelijfd.

De kapitaalkrachtige Oems sterkten hun adellijke pretenties door huwelijken met meisjes uit de Hollandse adel, de aankoop van talloze heerlijkheden en andere bezittingen buiten Dordrecht en de verwerving van landsheerlijke ambten. Die pretenties werden in de late vijftiende eeuw bekroond met de opname van een deel van het geslacht in de ridderschap van Holland, namelijk dat deel van de tak Oem van Wijngaarden dat vervolgens de gereformeerde godsdienst aannam en voortaan gewestelijke functies vervulde, zoals baljuw of raadsheer in het Hof van Holland, en zich definitief in Den Haag of omgeving vestigde.

Wapen Barendrecht

Wapen van de gemeente Barendrecht. Het wapen is ontleend aan het wapen van de familie Oem van Wijngaarden, ambachtsheren van Oost Barendrecht van 1321 tot 1361. De familie voerde het wapen echter met meer blokjes. Dit wapen is als heerlijkheidswapen gevoerd, tot lang nadat de familie de heerlijkheid bezat.

Jan Gilles Oem (Zie Patriciërsgeslacht Oem nr. 3) koopt in 1321 Oost-Barendrecht van Gerard, heer van Horne en Altena.(De gemeente Barendrecht voert nu nog het wapen van het geslacht Oem). Jan Gillis Oem werd in 1335 opgevolgd door zijn zoon Gillis Jansz Oem. Naar hem werd  Oost-Barendrecht ook wel ‘Gillis-Ambacht’ genoemd.

Zo werd raadsheer Gerrit Hendricksz Oem van Wijngaarden (overleden 6 mei 1598) in 1591 president van het Hof. Hij trouwde met Sandrina Croesinck, vrouwe van Benthuizen, Zoetermeer en Zegwaard en bracht daarmee een zeer aanzienlijke erfenis in de familie in. Zijn zoon Jacob (overleden 1650) werd beschreven in de ridderschap van Holland. Sommige leden werden weer katholiek, zoals de te Dordrecht geboren baron Cornelis Alardus Oem (1701-1777), heer van Sandelingenambacht, kleinzoon van de Dordtse muntmeester Antonius Oem (circa 1630-1690) en zelf overgrootvader van Mgr. Cornelius Ludovicus de Wijckerslooth (1786-1851), bisschop van Curium, de eerste rooms-katholieke bisschop in Nederland na de Hervorming die openlijk zijn ambt kon uitoefenen.

De Oems waren steeds een kinderrijke familie maar bleven desondanks zeer vermogend, vooral dank zij de combinatie van hun machtspositie in de Dordtse regering en hun actieve rol in de houthandel. Hun machtsbasis berustte mede op het grote aantal heerlijkheden in het graafschap Holland die ze rondom Dordrecht wisten te verwerven, maar ook op enkele belangrijke gewestelijke posities. Zo was Jan Gillisz Oem baljuw van Zuid-Holland (1321) en van 1329 tot 1333 grafelijke raad en rentmeester-generaal; in 1321 kocht hij ook de ambachtsheerlijkheid Oost-Barendrecht. Zijn zoon Tielman Oem was niet alleen schepen van Dordrecht en raad en rentmeester van Zuid-Holland, maar ook kanunnik van de Utrechtse dom, deken van het kapittel van Sint-Pieter aldaar en tenslotte koorbisschop van Utrecht. De familie Oem mag dan ook gelden als het meest vooraanstaande Dordtse regeringsgeslacht uit de middeleeuwen.

Doordat het grootste deel ervan na de invoering van de Reformatie in Dordrecht in 1572 belijdend rooms-katholiek bleef, en in dienst van de Spaanse koning, en omdat de tak Oem van Wijngaarden zich blijvend buiten Dordrecht vestigde, was haar publieke rol in het stadsbestuur vanaf dat moment feitelijk uitgespeeld. Maar een deel van de Oems behield nog geruime tijd een belangrijke plaats in de katholieke gemeenschap van de noordelijke Nederlanden. Herman Oem (overleden 1639), zoon van Herman Oem Hermansz, schepen van Dordrecht, en van Catharina van Moesyenbroeck, was bijvoorbeeld vanaf 1626 pastoor van de rooms-katholieke statie (schuilkerk) te Dordrecht. Leden van andere takken Oem vertrokken naar de Zuidelijke Nederlanden, namen dienst in de legers van katholieke vorsten (Spanje, Frankrijk, de keizer) en trouwden daar met katholieke edelen.

De verschillende takken van de familie Oem onderscheidden zich in hun naamgeving door de heerlijkheden rondom Dordrecht die zij langdurig in bezit hadden aan hun naam toe te voegen. Dat geldt voor Oem van [Oost]-Barendrecht (vanaf 1321); Oem van Wijngaarden, vanaf de verwerving van die heerlijkheid in 1432 door Godschalk Oem; en Oem van Papendrecht, een heerlijkheid die in familiebezit was van 1486 tot het kinderloos overlijden van Willem Oem in 1584 (vervolgens is Papendrecht overgegaan op zijn Dordtse aanverwanten Van Muylwijk en Hoynck, die zich daarna Hoynck van Papendrecht noemden). Leden van de tak Oem van Wijngaarden noemden zich vanaf de late zestiende eeuw vaak eenvoudig Van Wijngaarden.

Belangrijke, in hun tijd bekende leden van het geslacht Oem waren:
Mr Floris Jansz Oem van Wijngaerden (geboren circa 1467, overleden Den Haag 20 september 1527), gehuwd met Arnoldine van Duivenvoorde. Magister in de artes aan de universiteit Leuven in 1485, student rechten aldaar tot 1494. Was raadsheer in het Hof van Holland van 1496 tot 1510, rentmeester van Rijnland in 1505 en hoogheemraad van Delfland vanaf 1504. Hij was in 1514-1518 en 1521-1523 pensionaris van Dordrecht. Omdat hij zich tegen een nieuwe bede (belasting) verzette, werd hij door Karel V in 1518 uit dat ambt ontslagen, maar vermoedelijk op voorspraak van zijn vriend Adriaan van Utrecht (de latere paus Adriaan VI) kreeg hij korte tijd later eerherstel. In 1521-1522 kon hij dan ook reeds als gedeputeerde ter dagvaart van Dordrecht optreden. Vanaf 1522 was hij een actief bestrijder van de Lutherse leer die op dat moment ook in Dordrecht opgeld deed.

Adriana Dircksdr Oem, naar haar moeder gewoonlijk genoemd Adriana van Rhoon (overleden in de abdij Leeuwenhorst bij Noordwijkerhout 14 juni 1527, begraven in de kerk van Rhoon). Dochter van Dirck Oem en Adriana Pietersdr van Roden. Ingekleed in de abdij Leeuwenhorst in 1460 of 1461, werd in 1493 priores en was een actief voorstander van de hervorming van de abdij tot een strenger leven die in 1495 plaatsvond. In 1497 werd ze gekozen tot abdis van het klooster waarvan zij het beheer grondig reorganiseerde. Zij restaureerde de abdijgebouwen, stichtte er een school en bracht haar familieleden Oem tot vele schenkingen aan het klooster.

Jacob Florisz Oem van Wijngaarden (1525-1583), lid van de ridderschap van Holland, was hervormingsgezind en werd door de Bloedraad van Alva verbannen. Na zijn terugkeer verscheen hij als vertegenwoordiger van de ridderschap in de Vrije Statenvergadering van 1572 te Dordrecht. Hij was een vertrouweling van Willem van Oranje en was in 1574-75 gouverneur van Gouda.

Daniël Oem van Wijngaarden (Dordrecht, circa 1608 – Den Haag, 9 december 1688), zoon van Mr Johan Daniëlsz Oem van Wijngaarden, president van het Hof van Holland vanaf 1642 (overleden 19 december 1652), en Jacomina de Witt, was heer van Werkendam, Wijngaarden, Ruijbroek, Zoetermeer en Benthuizen. Hij was lid van de ridderschap van Holland en gedeputeerde ter Staten-Generaal, hoogheemraad van Delfland vanaf 1669 en curator van de Leidse academie sinds 1679. Inhet rampjaar 1672 werd hij tot buitengewoon gezant aan het hof van Denemarken benoemd. Door de vererving van een reeks heerlijkheden en andere bezittingen en door zijn huwelijk met Catharina van Zuydlandt, erfdochter van Renesse, heet hij een van rijkste ingezetenen van Holland te zijn geweest.

Bron: Regionaal Archief Dordrecht

Verder was er toch een Oem in de adelstand: Jonkheer Baron C.A. Oem, Bewoner Valckesteyn 1737  -1738.
Hij was werkzaam als vinder 1766, 1667, deken 1768-1775. Gildebroeder van het H. Kerstmisgilde, stoel 41 in 1737, bij gift van zijn neef Jonkheer Francois Cousebant, Heer van Waspik en Oud-Alkemade 1737, Lid St. Jacobsgilde 1734, vinder in 1766 woonachtig te Dordrecht (geboorte) in 1701, te Haarlem (huwelijk) in 1730 en te Haarlem (overlijden) in 1777.

Hij huwde te Haarlem op 17 januari 1730 met Anna Catharina de Kies van Wissen.
Uit dit huwelijk: Agatha Margaretha Oem van Sandelingen ambacht.

 

 

Foto en bron: Landmark kasteel Valckesteyn

 

 

Jan de SterkeJan Herbaren I van Arkel, bijgenaamd De Sterke.
Geboren circa 1233,  overleden te Gorinchem op 15 mei 1272.
Hij was 
heer van Arkel vanaf 1253 tot zijn dood. Verdere bezittingen waren Noordeloos, Bergambacht, Heukelom, Hoog Blokland, Slingelandt, Stolwijk en Willige Langerak.

 

 

Heren van Arkel

Arkel

Hij was een zoon van Herbaren II van der Lede, heer van Arkel, en Aleid (Alverade) van Heusden.
Jan wordt voor het eerst genoemd in een Latijnse kroniek uit 1253, daarin staat hij vermeld als Johannes miles dominus de Arkele (Jan, ridder, Heer van Arkel). Daarna wordt hij nog meerdere malen in aktes over beleningen genoemd. In 1253 komt hij samen met zijn broer Herbaren voor in een akte als getuige voor Jan I van der Lede. Op 25 juni 1254 is Jan getuige bij een verbond van Jan van der Lede en Hugo van Arkel om Floris van Dalem het bezit van Dalem te vergeven als leenbeheer. Hij nam deel aan de oorlogen met de opstandige Westfriezen, onder leiding van zijn leenheer Willem II van Holland. Krijgt rond 1260 het leengoed van den Berghe (hedendaagse Bergambacht) toegewezen van het Graafschap Holland, die hij in lening geeft aan zijn broer Herbaren. Op 29 oktober 1263 beleent Jan eene Otto met Slingelandt. Op 23 augustus 1264 verleent hij samen met Willem van Brederode het recht aan Hendrik van Alblas om een watergracht of kanaal te graven (Jan wordt dan voor het laatst vermeld in een document.

Jan I werd bijgenaamd De Sterke, hij zou zich eens voor de grap aan de poort van Gorinchem opgetrokken hebben met zijn paard. In 1267 begon hij met de bouw van het kasteel van Gorinchem.

Jan I huwde 1e met Bertha van Ochten (ca. 1235 – ca. 1285), dochter van Hendrik van Ochten (Zie Heren van Ochten nr. 4) en Jutta .
Jan en Bertha kregen drie kinderen:

  • Jan II (Volgt Heren van Arkel nr. 17)

  • Arnold, heer van Noordeloos  (Volgt Heren van Dalem nr. 1)

  • Margretha (1312 †), huwde Hubrecht van Beusichem, heer van Culemborg

Jan I van Arkel trouwde 2e met Yda van Andel. Geboren omstreeks 1225, overleden in 1285.
Uit dit huwelijk een dochter:

  • Margaretha van Arkel  1260 – 1303

Jan van Arkel werd met zijn vrouw bijgezet in een graftombe in de kerk van Gorinchem. In 1604 werden de beenderen verwijderd en ergens anders begraven.

Vermeldingen:
Wikipedia- Jan I van Arkel
Geneanet – Jan I van Arkel

 

De legende van Jan “de Sterke” van Arkel

 

Rond 1260 leefde een ridder, Jan van Arkel. Hij was heer van het land van Arkel met de hoofdplaats Gorinchem.

De burgers van Gorinchem waren ontevreden, en de dienaren van de heer Jan van Arkel vreesden een aanval op hun slot. In plaats van de aanval af te wachten, gaat Jan van Arkel naar de stad Gorinchem toe. Daar geeft hij zich aan de burgers over. Echter, eensklaps liet hij zijn paard stilhouden. Men zag, dat hij naar een balk in de stadspoort keek, die boven zijn hoofd hing. Hij strekte zijn armen uit, en zijn handen omvatten het hout. Allen wachtten, wat er gebeuren zou. Toen richtte hij zich iets op, doch zijn knieën drukten tegelijkertijd in de flanken van zijn ros. Daarna hief hij zich met zijn paard tegelijkertijd in de hoogte, zodat de benen van het paard ver boven de begane grond hingen, ja, zo persten de knieën van de ridder, dat het ros van benauwdheid hinnekte, zijn ogen verdraaiden en zijn tong uitstak.
Hierna liet hij zich weer rustig zakken. Het paard stond heel kalm, Jan van Arkel streelde zijn nek. Hij
zei geen enkel woord. De burgers bleven op de plaats staan, waar zij stonden.

En Jan van Arkel ging uit de stad als een gehuldigd veldheer.
In zijn kasteel vertelde hij, dat men niet bevreesd voor de lieden van Gorinchem behoefde te zijn, daar zij hem vreesden.
En hij zei: „Het is de gewoonte der hoenders niet, dat zij den vos aanvallen!”

 

Uit:
Volksverhalenbank
Zie verder:

Terug naar:

Historische personen

 facebook

© 25 maart 2016, laatst bijgewerkt op 14 mei 2022