Duitse Koningen en Keizers (I)

 

Heilige Roomse Rijk

Wapen van het Heilige Roomse Rijk

 

Het Duitse koningschap bestond van 911 tot 1806. De koning van Duitsland was een voor het leven gekozen functionaris, die de eenheid van het Oost-Frankische Rijk, bestaande uit Beieren, Franken, Lotharingen, Saksen en Zwaben, moest symboliseren en behartigen. Vanaf 962 lieten de gekozen Duitse koningen zich tevens, doorgaans enige tijd later dan hun verkiezing tot koning, door de paus tot keizer kronen van het Heilige Roomse Rijk, dat beschouwd werd als rechtsopvolger van het oude Romeinse keizerrijk. Zij waren immers de beschermheren van het Italiaanse schiereiland en de pauselijke staat.

Wat er aan vooraf ging:

Widukind

Widukind

1. Widukind van Saksen.
Geboren 743 – overleden 807.
Hij was de leider van het Saksische volk en tegenstander van de Frankische koning Karel de Grote ten tijde van de Saksenoorlogen (772-804). Uiteindelijk won Karel de Grote, voegde het stamhertogdom Saksen toe aan het Frankische Rijk en beval de bekering van de heidense Saksen tot het rooms-katholicisme. Hij is de eerste bij naam bekende hertog van het hertogdom Saksen. In latere tijden werd Widukind het symbool van de Saksische onafhankelijkheid en een legendarisch figuur.
Over de afkomst en de jeugd van Widukind (wiens naam “kind van het woud” betekende en welke waarschijnlijk een gekozen naam was om zijn rol als leider van het verzet tegen de Franken te onderstrepen) is niets bekend. Hij was getrouwd met Geva van Vestfold, zuster van de Deense koning Siegfried I (776 – 803) bij welke vorst hij, naar vermeld in de koninklijke Frankische annalen, toevlucht vond in zowel in 777 als in 782.

Voor de tijd van Widukind was het bij de Saksen gebruikelijk dat zij hun hertogen alleen in tijden van oorlog als legeraanvoerder kozen (dat is dan ook de letterlijke betekenis van het woord hertog), en dat dezen in vredestijd weer terug traden. Onder het hertogschap van Widukind echter was gedurende tientallen jaren sprake van een permanente opstand waardoor het mogelijk werd dat hij zeer lang in functie bleef en de Saksen eraan gewend raakten onder een centraal regime te staan. Hiermee vergrootte Widukind zijn invloed op het volk en dat van zijn familie, waaruit later verschillende Saksische dynastieën voortkwamen zoals de Ottonen, Welfen, Ascaniërs en Billungen. Ook na zijn overgave aan Karel de Grote kon hij zijn positie van hertog van de Saksen behouden.

Widukind stierf vermoedelijk in 807 bij een slag tegen de Zwaben. Hij zou zijn begraven te Enger in Herford (in het huidige Noordrijn-Westfalen) en modern onderzoek heeft daar in de kerk inderdaad skeletresten uit zijn tijd gevonden, maar geen directe aanwijzingen voor een graf van Widukind. In Enger wordt op zijn feestdag 6 januari nog ieder jaar brood uitgedeeld (de Wittekindspende), een traditie die tot ver in de middeleeuwen teruggaat en ter nagedachtenis van Widukind zou zijn.
Widukind verscheen later in legenden als een heilige en bouwer van vele kerken. Vóór zijn doop zou hij op een zwart paard hebben gereden en daarna op een wit. Het zwarte paard (Saksenros) is afgebeeld op het wapen van Herford en het witte paard op de vlaggen van Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen en Twente.

Hij was getrouwd met Geva van Vestfold, zuster van de Deense koning Siegfried I (776 – 803).
Zoon:
– Wigebard (Volgt 2)

2. Wigebard van Saksen
Geboren circa 780 – overleden 827. Zoon van Widukind van Saksen en Geva van Vestfold.
Hij was gehuwd met  Sindacilla Odrade van Friesland (geboren 756 – overleden 800), mogelijke dochter van de Friese koning Radboud (Zie Friese Vorsten nr. 4).
Kinderen:
 Bruno, hertog van Saksen (Volgt 3)
– Walpert, graaf van Ringelheim (Volgt Graven van Ringelheim nr. 3)
– Abbo, graaf van Staden (Volgt Hertogen van Saksen nr. 3).
3. Bruno van Saksen
Geboren circa 786 – overleden 843. Hertog van Saksen.
Zoon van Wigebard van Saksen en Sindacilla Odrade van Friesland.
Hij was gehuwd met Oda van Merseburg (geboren circa 790), dochter van Egbert II Graaf van Merseburg en Ida der Alemannen.
Zoon:
– Liudolf van Saksen (Volgt 4)
 
Liudolf van Saksen

Liudolf van Saksen

4. Liudolf van Saksen (geboren vóór 806 – overleden 11 maart 866) is vanaf 840 vermeld als graaf in Saksen.
Geboren vóór 806 – overleden 11 maart 866. Hij is vanaf 840 vermeld als graaf in Saksen.
Zoon van Bruno van Saksen en Oda van Merseburg.
In 845 bezocht hij met zijn vrouw de paus in Rome, om zijn steun te vragen voor de oprichting van een vrouwenklooster. Dat klooster werd door hen gesticht in 852 in Brunnshausen, en zou later naar Gandersheim worden verplaatst. Vanaf 850 wordt hij ook genoemd als hertog van de Oost-Saksen (Latijn: dux orientalis Saxonum), hij vocht tegen de Slaven en de Vikingen. Zijn persoonlijke bezittingen lagen ook in het oosten van Saksen. Liudolf is begraven in zijn eigen klooster in Brunnshausen.
Het geslacht van de Liudolfingen (ook de Ottonen) is naar hem genoemd. Liudolf was gehuwd met Oda (ca. 806 – 17 mei 913), dochter van de princeps van Billung (Billungers) en Aeda, dochter van Pepijn van Italië (Zie Stamreeks Karel de Grote II nr. 2) en dus kleindochter van Karel de Grote. Oda stichtte in 885 het klooster van Calbe an der Milde en werd meer dan 100 jaar oud.
Liudolf en Oda hadden twaalf kinderen.
– Brun van Saksen
– Oda van Saksen, gehuwd met Lotharius I van Walbeck (Volgt Graven van Walbeck nr. 1)
– Otto I van Saksen (Volgt 5)
– Thankmar, van 877/879 abt van Corvey
– Liutgard van Saksen
– Enda
– Hathumod van Brunshausen
– Gerberga, tweede abdis van Gandersheim 874-896
– Christina, derde abdis van van Gandersheim 896-919
– nog een dochter en drie zonen; die allen jong zijn overleden

Otto I van Saksen

Otto I van Saksen

5. Otto I van Saksen (geboren ca. 850 – overleden 30 november 912), de Illustere, was hertog van hertogdom Saksen en legde de basis voor de macht van de Ottonen.
Otto was een zoon van Liudolf van Saksen en van Oda van Billung. In 877 was hij graaf van de Thüringgau. In 880 volgde hij zijn broer Bruno op, die was gesneuveld tegen de Denen, als hertog van Saksen. Daarmee was hij de eerste die Saksen als erfopvolger bestuurde. Hij had uitstekende relaties met de verschillende koningen en verkreeg zo steeds grotere bevoegdheden en regeerde uiteindelijk praktisch als een zelfstandig vorst in Saksen. Hij was Arnulf van Karinthië zeer behulpzaam bij diens Italiaanse krijgstochten en werd volgens sommige bronnen in dat jaar tot stadhouder van Milaan benoemd. Otto werd ook de opvoeder van Arnulfs zoon Lodewijk IV.
In 897 verwierf Otto nog het graafschap Eichsfeld. In 898 woonde hij de landdag van koning Zwentibold bij in Aken. En het jaar daarna steunde hij de mislukte oorlog van koning Arnulf tegen de Slaven. Daarna onderwierp hij op eigen kracht de aangrenzende Slavische stammen en legde hun een schatting op, en sloeg aanvallen van de Hongaren af. De invallen van de Hongaren leidden ertoe dat steeds meer Saksische en Thüringse edelen zich onder zijn bescherming stelden. In 908 werd Otto voogd van Hersfeld. In datzelfde jaar nam hij ook de eigendommen van de overleden markgraaf Burkhart van Thüringen in bezit, zonder daarover zelfs maar met het hof van de koning te overleggen. Nadat Lodewijk IV in 911 zonder erfgenaam overleed, werd aan Otto de koningskroon aangeboden maar hij weigerde wegens zijn leeftijd. In plaats daarvan steunde hij de kandidatuur van Koenraad I van Franken. Otto is begraven in de kloosterkerk van Gandersheim.

Otto was gehuwd met Hedwig van Babenberg, zij kregen de volgende kinderen:
– mogelijk onbekende dochter (ca. 870) , gehuwd met graaf Ekkehard, grootouders van abt Burkhard van Sankt-Gallen
– Thankmar, overleden voor Otto
– Liudolf, overleden voor Otto, vader van Ekkehard, van hem stammen een aantal markgraven van Meißen af.
– Hendrik de Vogelaar (Volgt 6)
– Barbara, gehuwd met Hendrik, de stamvader der Oostenrijkse markgraven (volgens andere bronnen de vader van Otto’s echtgenote)
– Oda (ca. 884 – 2 juli na 952), gehuwd (Worms, 897) met koning Zwentibold, (900) Gerard van de Metzgau en met (na 910) Eberhard van de Oberlahngau. Zij overleefde al haar echtgenoten die allen in veldslagen het leven lieten.
– Liutgard, 919-923 abdis van Gandersheim
– mogelijk Irminburg, (ovl. voor 936), gehuwd met Siegfried, zoon van markgraaf Thietmar van Meißen.

Koningen van Duitsland

Hendrik de Vogelaar

Hendrik de Vogelaar (standbeeld in Albrechtsburcht in Meissen)

6. Hendrik I de Vogelaar (Duits: Heinrich der Vogler/der Finkler, Latijn: Henricius Auceps) (rond 876 – Memleben, 2 juli 936) was vanaf 912 hertog van Saksen en vanaf 919 tot zijn dood koning van Duitsland. Hij was de grondlegger van de Ottoonse dynastie van Saksische koningen en keizers. Hij wordt algemeen gezien als de stichter en de eerste koning van de middeleeuwse Duitse staat, die voordien bekendstond als het Oost-Frankenrijk. Als fervent jager verkreeg hij de bijnaam “de Vogelaar”, naar men zegt omdat hij net zijn vogelnetten aan het repareren was toen hij de boodschap ontving dat hij tot koning was gekozen.
Hendrik was een zoon van de Saksische hertog Otto I en diens vrouw Hedwig van Babenberg, de dochter van Hendrik van Babenberg en (mogelijk van) Ingeltrude van Friuli. Via deze laatste was hij mogelijk een achter-achter-achterkleinzoon van Karel de Grote. Via zijn vaders kant is dat zeker.Otto I was namelijk, via Oda Billung (820-913), een kleinzoon van Aeda Pepijnsdochter van Italië (798-855). Zij was de dochter van Pepijn (777-810) (Karloman, koning van Italië), de zoon van Karel de Grote (748-814).
Hendriks grootvader Liudolf van Saksen wordt als comes (graaf) meerdere keren in de bronnen genoemd. Hij had als zodanig de taak de koninklijke rechten in een bepaalde gouw (een graafschap), een comitatus uit te oefenen.[3] De landgoederen van de Liudolfingen lagen op de westelijke uitlopers van de Harz in Leine en Nettemet Gandersheim, Brunshausen, Grone en mogelijk Dahlum en Ahnhausen. Deze rijkdom dankte het geslacht voor een groot deel aan zijn nauwe band met het Karolingische koningen van het Oost-Frankische Rijk. Deze band was ontstaan doordat de voorouders van Liudolfs in de Saksenoorlogen van Karel de Grote partij hadden gekozen voor de Frankische, Karolingische kant. De belangrijkste plaatsen van hun heerschappij en de centra van hun familiale Memoria vormde de abdij voor vrouwelijke religieuzen, die eerst in Brunshausen, maar vanaf 881 in het nabijgelegen sticht Gandersheim gevestigd was. Van de nauwe relatie van de Liudolfingen met het sticht Gandersheim getuigen tal van schenkingen en stichtingen.

Hendrik de Vogelaar huwde twee keer.
In 906 huwde hij voor de eerste keer met Hatheburg, dochter van Erwin, graaf van Merseburg. Drie jaar later, na de geboorte van een zoon, Thankmar, eindigde dit huwelijk in een scheiding.
Op 19 september 909 huwde hij Mathilde van Ringelheim, een dochter van Diederik, graaf van Westfalen en Reginhilde. Hun kinderen waren:
– Otto I, de latere koning en keizer van het Heilige Roomse Rijk; (VOLGT 7.a)
– Bruno de Grote, de latere aartsbisschop van Keulen;
– Hendrik, de latere hertog van Beieren;
– Gerberga, de latere vrouw van onder andere Lodewijk IV van Frankrijk (VOLGT 7.b)
– Hedwig, de moeder van Hugo Capet, de stichter van het Franse koningshuis van de Capetingen. (VOLGT 7.c)

Otto I de Grote

Otto I de Grote

7.a. Otto I de Grote (geboren Wallhausen (Saksen-Anhalt), overleden 23 november 912 – Memleben, 7 mei 973), zoon van Hendrik de Vogelaar en Mathilde van Ringelheim, was hertog van Saksen, koning van Duitsland, koning van Italië, en “de eerste van de Duitse vorsten die keizer van Italië werd genoemd” volgens Arnulf van Milaan. Nadat Karel de Grote in 800 tot keizer werd gekroond, werd zijn rijk in de 9e eeuw onder zijn kleinzonen verdeeld en was de keizerlijke titel, na de moord op Berengarius I van Friuli in 924, bijna veertig jaar vacant, voordat Otto de Grote op 2 februari 962 tot keizer werd gekroond van wat later het Heilige Roomse Rijk zou worden genoemd.
In 929 trad Otto in het huwelijk met de Engelse prinses Editha van Wessex, de halfzuster van de Angelsaksische koning Aethelstan. Bij deze gelegenheid schonk hij haar Maagdenburg als morgengave (bruidsschat). In 936 volgde Otto zijn vader op als koning van de Duitsers en hertog van Saksen.
Hij regelde dat zijn kroning gehouden werd in Aken, de voormalige hoofdstad van Karel de Grote. Daar werd hij op 7 augustus van dat jaar door aartsbisschop Hildebert van Mainz, de primaat van de Duitse kerk, tot koning gekroond in de Aula Regia van het Akener koningspalts.
Vanaf het begin van zijn regeerperiode positioneerde hij zich als de opvolger van Karel de Grote, wiens directe lijn van opvolgers in Oost-Frankenland in 911 was uitgestorven. De Duitse kerk, met zijn machtige bisschoppen en abten, stond achter hem. Vanuit zijn machtspositie slaagde Otto er in de kerk voor zijn eigen agenda in te zetten. Hij gebruikte deze enige verenigende institutie in de Duitse landen om een instelling van theocratische keizerlijke macht te vestigen. De kerk bood rijkdom, militaire mankracht en haar monopolie in geletterdheid. In ruil bood de keizer de kerk bescherming tegen de edelen, de belofte van dotaties, en een weg naar de macht als zijn ministerialen.
De politiek van Otto was een radicale breuk met de politiek van zijn vader die zich naar de hertogen toe altijd als eerste onder zijn gelijken had opgesteld. Otto behandelde de hertogen duidelijk als zijn ondergeschikten. Otto maakte nog meer vijanden door het erfdeel van zijn halfbroer Thankmar en zijn broer Hendrik sterk te reduceren. Ook passeerde hij de zonen van de hoge Saksische adel bij benoemingen, ten gunste van zijn medestanders.
Otto had een grote meevaller toen in 938 in Rammelsberg in Saksen een rijke zilverader werd ontdekt. De opbrengsten stelden Otto in staat om tijdens zijn regeerperiode zijn militaire activiteiten te financieren; de vondst was zelfs zo groot dat een groot deel van het in Europa gebruikte zilver, koper en lood zo’n tweehonderd jaar uit Saksen kwam.

Al in 945 had Otto de machtige Italiaanse edelman Berengarius van Ivrea onderdak geboden toen zijn leven werd bedreigd door koning Hugo van Arles. Otto had Berengar gesteund om met een leger Italië binnen te vallen en de macht te grijpen, hoewel Hugo’s zoon Lotharius van Arles formeel de koning was.

Bij de dood van Lotharius in 950, mogelijk door vergiftiging, riep Berengarius zichzelf uit tot koning. Hij probeerde om Adelheid, de weduwe van Lotharius, te laten trouwen met zijn zoon Adalbert om zo eigen positie en later die van zijn zoon, te legitimeren. Adelheid slaagde er echter in naar Canossa te vluchten en verzocht Duitse hulp. Om te profiteren van de situatie vielen Luidolf en Hendrik, onafhankelijk van elkaar, Noord-Italië binnen. Doordat ze vooral elkaar tegenwerkten, lukte het niet om Berengarius te onderwerpen. In 951 kwam Otto zelf naar Italië. Hij ontving het eerbetoon van de Italiaanse adel, nam de titel “Koning van de Lombarden” aan en liet zich, na een succesvolle belegering van Pavia, in navolging van Karel de Grote kronen tot ‘koning van de Franken en Longobarden’. Liudolf voelde zich gebruuskeerd door het optreden van zijn vader en was toen al boos naar huis teruggekeerd. Ondertussen had Koenraad de Rode succesvol onderhandelingen gevoerd met Berengarius, die in 952 met zijn zoon Adalbert aan Otto een eed van trouw aflegde. Otto stond (volgens de overeenkomst) Berengarius toe om Italië als zijn vazal te regeren maar dwong hem wel om het strategische Verona en Aquileia af te staan. Dit verzekerde Otto van een veilige toegang tot de Po-vlakte. Maar deze bepaling maakte geen deel uit van de overeenkomst die door Koenraad was onderhandeld. En ook Koenraad was nu diep beledigd door Otto. In oktober 951 trouwde Otto (inmiddels al vijf jaar weduwnaar) in Pavia met Adelheid.

Nadat Adelheid hem een zoon had gebaard, vreesde Liudolf voor zijn positie als erfgenaam van Otto. In 953 kwam hij samen met Koenraad de Rode en Frederik, de aartsbisschop van Mainz in opstand. De bisschop was uit Otto’s gunst omdat het hem niet gelukt was om Otto tot keizer te laten kronen. Otto wist snel Lotharingen te onderwerpen en benoemde zijn broer Bruno tot hertog, die al aartsbisschop van Keulen en aartskanselier en aartskapelaan van Otto was. Otto leed echter grote verliezen bij zijn aanvallen op Mainz en Regensburg. Koenraad en Liudolf maakten daarop echter een beslissende fout door een bondgenootschap aan te gaan met de Magyaren. Uitgebreide Magyaarse invallen in Zuid-Duitsland in 954 dwongen de Duitse edelen zich te herenigen. Op de Rijksdag van Auerstadt werden Koenraad en Liudolf ontdaan van hun titels en werd het gezag van Otto I hersteld. Koenraad en de bisschop van Mainz onderwierpen zich op de rijksdag aan Otto, en werden vergeven. Liudolf gaf het uitgehongerde Regensburg op in ruil voor een vrije aftocht. Korte tijd later onderwierp ook hij zich aan Otto, en werd door hem vergeven.

Toen de opstand was onderdrukt, was Otto in staat om op 10 augustus 955 de Magyaren bij de Lechveld een beslissende nederlaag toe te brengen. Na deze nederlaag waren de Magyaren niet meer in staat tot invallen in Beieren en Saksen. Twee maanden later, op 16 oktober 955, versloeg Hermann Billung, Otto’s plaatsvervanger in Saksen, de Obodriten die de opstand van Liudolf hadden ondersteund.

Otto’s positie in Duitsland stond na de slag op het Lechveld niet meer ter discussie.

Ondertussen had Berengarius van Italië gebruik gemaakt van Otto’s problemen in Duitsland om zich steeds onafhankelijker op te stellen. Ook had hij Verona en Aquileia weer bezet. Toen Berengarius in 960 het noorden van de Kerkelijke Staat bezette, vroeg paus Johannes XII Otto om hulp. Otto benoemde zijn jonge zoon Otto tot medekoning en vertrok naar Italië. Op 2 februari 962 werd hij in Rome, wederom naar voorbeeld van Karel de Grote, door de paus tot keizer gekroond. Zie Translatio imperii. Tien dagen later ratificeerden de paus en de keizer de Diploma Ottonianum, op grond waarvan de keizer zich borg stelde voor de onafhankelijkheid van de pauselijke staten. Dit was de eerste daadwerkelijke garantie van een dergelijke bescherming sinds het Karolingische Rijk. Nadat Otto Rome had verlaten, heroverde hij de kerkelijke staat op Berengarius. Berengarius en zijn vrouw werden verbannen naar Duitsland. Paus Johannes werd echter bang van de macht van de keizer en stuurde gezanten naar de Magyaren en het Byzantijnse Rijk om een liga tegen Otto te vormen. In november 963 keerde Otto naar Rome terug en riep een synode van bisschoppen bijeen die Johannes afzette op beschuldiging van afvalligheid, moord, woordbreuk en incest. Vervolgens werd Leo VIII, op dat moment nog een leek, tot paus gekozen. Toen de keizer Rome verliet, brak er in de stad een burgeroorlog uit tussen aanhangers van de keizer en aanhangers van de afgezette paus Johannes. Paus Johannes kwam na hevige strijd weer aan de macht en excommuniceerde degenen die hem hadden afgezet, waardoor hij Otto dwong om in juli 964 voor de derde keer terug te keren naar Rome om nu paus Benedictus V te onttronen (paus Johannes was twee maanden eerder gestorven). Bij deze gelegenheid dwong Otto de burgers van Rome een belofte af om geen paus te kiezen zonder keizerlijke goedkeuring.

In 966 was Otto korte tijd in Duitsland en werd door Mieszko I van Polen als koning gehuldigd. Daarna keerde hij weer terug naar Italië om af te rekenen met Berengarius’ zoon Adelbert. In 967 gaf hij het hertogdom Spoleto aan Pandulf IJzerhoofd, prins van Benevento en Capua, een machtig bondgenoot in Zuid-Italië. In het volgende jaar (968) liet Otto Bari belegeren onder leiding van Pandulf, maar die werd in de slag van Bovino gevangengenomen door de Byzantijnen. Otto begon daarop vredesonderhandelingen met het Byzantijnse Rijk en probeerde een huwelijk te arrangeren tussen zijn zoon Otto en een Byzantijnse prinses. In 972 erkende de Byzantijnse keizer Johannes I Tzimiskes Otto’s keizerlijke titel en stemde hij in met een voorgenomen huwelijk tussen Otto II en de jonge Byzantijnse princes Theophanu. Pandulf werd vrijgelaten uit gevangenschap.

Otto stierf op 7 mei 973 in Memleben. Zijn zoon Otto werd zijn opvolger. De keizer ligt, samen met zijn eerste vrouw, Edith van Wessex, begraven in de dom van Maagdenburg die ze samen hadden gesticht.

Otto kreeg uit zijn eerste huwelijk met Edith de volgende kinderen:

  • Liutgard (931 – 18 november 953) (Volgt Duitse Koningen en Keizers II nr. 5), gehuwd met hertog Koenraad de Rode.
  • Liudolf van Zwaben (930-957).
  • Reginlindis (geboren ca. 945). Zij was gehuwd met Konrad I Graaf van Öhningen en Hertog van Schwaben.

Otto kreeg uit zijn tweede huwelijk met Adelheid de volgende kinderen:

  • Hendrik (952/953 – ca. 954)
  • Bruno (953/954 – 8 september 957)
  • Mathilde (954–999) – abdis van Quedlinburg van 966 tot haar dood
  • Otto II (VOLGT 8)
  • vermoedelijk Richlinde, (- na 1 november 1007), gehuwd met Koenraad I van Zwaben

Uit een buitenechtelijke relatie met een Slavische edelvrouw:

  • Willem (929 – Rottleberode, 2 maart 968), aartsbisschop van Mainz vanaf 954, begraven in de Sint Albanuskerk bij Mainz

 

 

Gerberga van Saksen7b. Gerberga van Saksen, (geboren ca. 913 – Reims, overleden 3 februari tussen 969/984) was achtereenvolgens hertogin van Lotharingen, koningin van West-Francië en regentes van West-Francië. Uit nagelaten geschriften van tijdgenoten komt ze naar voren als een goed opgeleide, intelligente en politiek handig manoeuvrerende vrouw die een stempel wist te zetten op het politieke spel waar zij door afkomst en huwelijken een belangrijke rol in speelde. Zij was een zuster van Bruno de Grote, aartsbisschop van Keulen.
Gerberga was een dochter van Hendrik de Vogelaar, uit het Saksische Huis en koning van het Oost-Frankische Rijk, en Mathilde van Ringelheim. Zij huwde in 928 met de ongeveer dertig jaar oudere Giselbert II. Dit was een politiek huwelijk dat diende om Giselberts trouw aan Hendrik, die net Lotharingen had verworven, te verzekeren. In 939 nam Giselbert deel aan een opstand tegen Gerberga’s broer Otto. Hij kwam in de slag bij Andernach om het leven. Na een huwelijk van tien jaar was Gerberga op haar vijfentwintigste weduwe.
De West-Frankische koning Lodewijk van Overzee was in 939 met een leger naar Lotharingen getrokken om de opstandelingen tegen zijn machtige buurman te steunen maar bij zijn aankomst waren de opstandelingen al verslagen. Lodewijk (921 – 954) trouwde met Gerberga (tegen de zin van Otto, die een andere huwelijkskandidaat op het oog had) en eiste Lotharingen op als deel van het West-Frankische rijk. Toen Otto in 940 zijn gezag in Duitsland weer had hersteld, kon Lodewijk Lotharingen niet behouden en trok hij zich met Gerberga terug naar West-Francië. Otto sloot een bondgenootschap met belangrijke West-Frankische edelen en begon een oorlog tegen Lodewijk. In 941 werd Gerberga ingesloten in de stad Laon, Lodewijk die haar probeerde te ontzetten werd verslagen en Gerberga beviel tijdens het beleg van haar zoon Lotharius. Het volgende jaar bemiddelde Gerberga een vrede tussen Lodewijk, Otto en Hugo de Grote. Toen Lodewijk in 945 door Normandische troepen gevangen werd genomen, zocht Gerberga steun bij Otto maar ook bij de paus en de koning van Engeland. In 946 werd Lodewijk onder grote diplomatieke druk vrij gelaten, waarbij hij wel een van zijn zoons als gijzelaar moest geven. Gerberga bevorderde daarna de samenwerking van Lodewijk en Otto, die leidde tot de herovering van Reims. Gerberga steunde Lodewijk actief in zijn bewind en vergezelde hem op tochten naar Bourgondië en Aquitanië. In 951 kreeg ze de abdij van Notre Dame van Laon, die Lodewijk zijn moeder had ontnomen na haar huwelijk met Herbert van Vermandois (zoon van Herbert II van Vermandois). Met steun van haar broer Bruno de Grote wist zij haar huwelijksgoederen uit haar eerste huwelijk (de dubbelabdij Stavelot-Malmedy en Sprimont) te behouden tegen de aanspraken van Giselberts broer Reinier II van Henegouwen.
Gerberga werd regentes voor haar zoon Lotharius na het overlijden van Lodewijk in 954. Ze verzekerde Lotharius’ positie door een overeenkomst te sluiten met Hugo de Grote, die met haar zuster Hedwig was getrouwd. Toen Hugo ook overleed, in 956, werd Hedwig regentes voor haar zoons en bestuurden de zusters samen het West-Frankische rijk, geholpen door hun broer Bruno. Na de meerderjarigheid van Lotharius trad Gerberga in 959 in het klooster en werd abdis in Soissons.  In 965 was ze aanwezig bij de verloving van Lotharius, in Keulen, en in 969 stuurde zij stof met goudborduursel aan haar moeder. Die stof kwam echter na Mathildes overlijden aan en werd als lijkwade gebruikt. Hierna zijn er geen vermeldingen meer van Gerberga, ook niet van haar dood, het is alleen zeker dat ze in 984 al was overleden. De datum van haar overlijden is wel bekend: 3 februari. In haar nalatenschap is sprake van enige wijngaarden in de buurt van Maastricht, de eerste schriftelijke melding van wijnbouw in Nederland.

Uit haar eerste huwelijk met Giselbert kreeg Gerberga de volgende kinderen:
– Alberada (929-967, gehuwd met Ragenold van Roucy, een Vikingleider die later graaf van Roucy werd.
– Hedwig (ca. 932- ), vermoedelijk moeder van een verder onbekende graaf Guy. De naam van haar man is ook onbekend.
– Hendrik (voor 934 – ca. 944), titulair Hertog van Lotharingen,
– Gerberga, (ca. 935 – na 978), gehuwd met Albert I van Vermandois, de Vrome († 987).

Uit haar tweede huwelijk met Lodewijk kreeg Gerberga de volgende kinderen:
– Lotharius (941-986)
– Mathilde, (943-992), in 964 gehuwd met Koenraad van Bourgondië, bijg de Vredelievende
– Karel (945 – voor 953)
– een dochter
– Lodewijk (948-954)
– Karel van Neder-Lotharingen (953-991) (Volgt Stamreeks Karel de Grote nr. 7)
– Hendrik (953-953), tweeling met Karel, kort na de doop overleden.

Hedwig van Saksen

Hedwig van Saksen

7c. Hedwig, of Hadewich van Saksen (tussen 914 en 920 — 19 mei 965) was een dochter van Hendrik de Vogelaar, hertog van Saksen uit zijn tweede huwelijk met Mathilde van Ringelheim, die afstamde van hertog Widukind. Haar geboortejaar is niet precies bekend. Wel is bekend dat zij jonger is dan haar broer Otto (die geboren is in 912) en haar zus Gerberga (geboren 914) en ouder dan haar broer Hendrik, die vermoedelijk in 921 werd geboren.
In 937 of 938 trouwde ze met Hugo de Grote, Hertog der Franken (dux francorum). Hun zoon Hugo Capet zou in 987 gekroond worden als koning van Frankrijk. Toen haar man in 956 overleed trad haar broer Bruno de Grote tijdelijk op als regent.
Hedwig en Hugo kregen de volgende kinderen:
– Beatrix, geboren rond 938, huwde met Frederik I van Lotharingen.
– Hugo, geboren rond 940, die later onder de naam Hugo Capet koning van Frankrijk zal worden. (Volgt De Capetingers nr. 8)
Emma (ovl. na 968), getrouwd met Richard I van Normandië. (VOLGT Nazaten van de Noormannen Nr. 3)
– Otto, geboren in 945, wordt hertog van Bourgondië en graaf van Auxerre.
– Odo, geboren in 948, noemt zich ook wel Hendrik.

Keizer Otto II

Keizer Otto II

8. Otto II (geboren eind 955 – overleden  Rome, 7 december 983) was hertog der Saksen, koning van Duitsland en Italië en keizer van het Heilige Roomse Rijk.
Otto was de zoon van keizer Otto de Grote, de meest succesvolle vorst sinds Karel de Grote, en diens tweede vrouw Adelheid van Italië. Otto werd opgevoed door zijn ooms, de aartsbisschoppen van Keulen en Mainz. Hierdoor had hij een goede opleiding en een belangstelling voor wetenschap en theologie.
Op 14 april 972 huwde hij de Byzantijnse prinses Theophanu, nicht van keizer Johannes I Tzimiskes. In 973 volgde Otto zijn vader na diens overlijden op als koning van Duitsland en Italië, en hertog van Saksen. Op eerste kerstdag van dat jaar werd hij te Rome gekroond tot keizer.

Uit het huwelijk met Theophanu werden vijf kinderen geboren:
– Adelheid, (973/974 – 14 januari 1044), non in de abdij van Quedlinburg en tijdens zijn opstand ontvoerd door Hendrik II van Beieren; in 999 abdis van Quedlinburg, in 1014 van Gernrode en in 1039 van de Gandersheim.
– Sophia (oktober 975 – eind januari 1039), opgevoed in de abdij van Gandersheim waar ze non werd, in 1002 abdis van Gandersheim en in 1012 ook abdis van Essen.
– Mathilde (979 – Echtz, 1025) (VOLGT 9), gehuwd met paltsgraaf Ezzo van Lotharingen en moeder van Richeza, koningin van Polen.
– Otto III, (juni/juli 980–1002), Rooms keizer.
– Een dochter, een tweelingzus van Otto, zij stierf vóór 8 oktober 980.

Mathilde van Lotharingen

Mathilde van Lotharingen

9. Mathilde van Lotharingen (geboren zomer 979 – Echtz, landgoed Aeccheze, overleden 4 november 1025) was de derde dochter van keizer Otto II en keizerin Theophanu.
Mathilde was van jongs af aan opgevoed in het Sticht Essen, vermoedelijk om daar later abdis te worden. Zij trad echter in het voorjaar van 991 in het huwelijk met Ezzo, een zoon van de machtige Herman van Lotharingen. Het doel van dit huwelijk was vermoedelijk Ezzo’s steun voor het koningschap van de minderjarige keizer Otto III te verzekeren. Mathildes bruidsschat omvatte grote bezittingen in Thüringen en Franken.

Ezzo en Mathilde kregen de volgende kinderen:
– Richeza (rond 994–1063), huwde in 1013 met Mieszko II Lambert, koning van Polen (overleden 1034).
– Liudolf (rond 998–1031).
– Otto (rond 998–1047), paltsgraaf van Lotharingen tussen 1035–1045 en hertog van Zwaben tussen 1045 en 1047. (VOLGT 10)
– Herman (rond 995–1056), aartsbisschop van Keulen van 1036 tot 1056.
– Wazela, gehuwd met Rutger I van Kleef (Zie Graven van Kleef)
– Adelheid, kannunikes en abdis van Nijvel; overleden op 20 juni van een onbekend jaar, 1051 begraven te Brauweiler.
Theophanu, abdis (1039) van Essen, abdis van Gerresheim en provoost ven Rellinghausen.
– Heylwig/Heilwig, abdis van Dietkirchen, Villich en Neuss.
– Mathilde, abdis (1021) van Dietkirchen en Vilich.
– Sophia/Sophie (ovl. voor 1031), abdis van het Mariaklooster in Mainz.
– Ida, non (1027) in het Mariaklooster in Mainz, abdis van Gandersheim (1038), abdis van Maria im Kapitol in Keulen (1049); overleden op 7 of 8 april 1060 begraven in – de basiliek van Maria im Kapitol.

Otto II van Zwaben

Otto II van Zwaben

10. Otto II van Zwaben (geboren ca. 1000 – bij Bonn, overleden 7 september 1047) was hertog van Zwaben.
Otto volgde zijn vader in 1034 op als paltsgraaf van Lotharingen, graaf van de Deutz- en Auelgouw, en voogd van de abdij van Brauweiler. Op het paasfeest van 1045 te Goslar werd hij door keizer Hendrik III benoemd tot hertog van Zwaben. In ruil voor zijn benoeming moest hij het paltsgraafschap, Duisburg en Kaiserswerth opgeven. Otto overleed twee jaar later op de terugweg van een oorlog in Friesland, op zijn kasteel Tomburg, bij Bonn. Hij werd begraven in de abdij van Brauweiler.

Otto was zoon van Ezzo en van Mathilde (979 – Echtz, 4 november 1025), dochter van keizer Otto II. Hij trouwde met een verder onbekende dochter van Hugo VI van Eguisheim (ca. 970 – 1049) en Heilwich van Dachsburg (ca. 980 – 1046), zuster van paus Leo IX.
Uit dit huwelijk:
– Richenza (1020-1083) (VOLGT 11.), die gehuwd was met Herman III van Werl en met Otto I van Northeim.

 

Zwaben

Zwaben

11. Richenza van Zwaben, (geboren ca. 1025) dochter van Otto II van Zwaben.
Zij was gehuwd met Herman III van Werl. Hij was een zoon van Rudolf von Werl, een broer van Herman II van Werl en een onbekende moeder. Over zijn leven is slechts weinig bekend. Hij had grafelijke rechten in de Friese Emsgouw. Van hem zijn munten bekend die in Emden zijn geslagen. Daar had hij waarschijnlijk een burcht, die over een Sint Walburgiskapel beschikte. De hoogadellijke afkomst van Herman wordt aangetoond door zijn huwelijk met Richenza.   Uit dit huwelijk van Herman en Richenza werd hun dochter Oda von Werl geboren. Deze trouwde rond 1065 met graaf Udo I van Stade. Na het overlijden van Herman hertrouwde Richenza met Otto I van Northeim.
Otto van Northeim (geboren ca. 1030 – overleden 11 januari 1083) was een van de belangrijkste tegenstanders van keizer Hendrik IV.
Otto erfde het graafschap Northeim. Tijdens het bestuur van regentes Agnes van Poitou (weduwe van Keizer Hendrik III) kreeg Otto een belangrijke positie in Duitsland. Agnes probeerde haar macht te behouden door de hoogste adel zo veel mogelijk macht te ontzeggen. Ze bestuurde met hulp van de geestelijkheid, ministerialen en de lager adel. Door dat beleid werd Otto in 1061 (als Otto II) tot hertog van Beieren benoemd.
Otto was de enige zoon van Bernhard van Northeim (ca. 980 – na 1024) en gravin Eilika, mogelijk een dochter van Siegfried van Walbeck. Bernhard was een van de Saksische edelen die op 30 april 1002 de troonpretendent Ekhard I van Meißen doodde. Bernhard was zoon van Siegfried van Northeim (ca. 940 – 1004) en Etehelinde.
Uit het huwelijk met Richenza van Zwaben de volgende kinderen:
– Otto, jong overleden.
– Hendrik van Northeim. (VOLGT 12.)
– graaf Siegfried III van Boyneburg (-1007).
– Kuno van Beichlingen.
– Ethelinde, die huwde met Welf IV (-1101), door hem werd verstoten in 1070 en toen trouwde met Herman I van Kalvelange (-1082).
– Ida, die huwde met graaf Thiemo I van Wettin , ouders van Dedo, markgraaf Koenraad de Grote van Meißen en van Mathilde.
– Mathilde, die huwde met graaf Koenraad II van WerlArnsberg.
– een onbekende dochter

Northeim

Northeim

12. Hendrik van Northeim, bijgenaamd de Vette, (geboren ca. 1060 – overleden10 april 1101) was een Friese graaf van Saksische herkomst.
Hendrik was een zoon van Otto I van Northeim. In zijn jonge jaren volgde hij de politiek van zijn vader, die een van de leiders was van het verzet tegen keizer Hendrik IV. Nadat zijn vader in 1086 was overleden, koos Hendrik al snel de kant van de keizer. Hendrik stichtte het klooster bij Bursefelde (bij Hann. Münden) als familieklooster. Hij volgde zijn vader op als graaf van Northeim, de Rittigau (bij Northeim) en Eichsfeld. Tevens was hij heer van het Werradal en voogd van de kloosters van Bursefelde en Helmarshausen (bij Bad Karlshafen).
Hendrik was zwager van Egbert II van Meißen. Egbert verloor al zijn titels omdat hij volhardde in de opstand tegen keizer Hendrik. Het markgraafschap van Friesland werd door de keizer aan bisschop Koenraad van Zwaben (bisschop) van Utrecht toegewezen. Toen die in 1099 werd vermoord claimde Hendrik de functie, op grond van de aanspraken van zijn vrouw. Dit werd door de keizer gehonoreerd en Hendrik werd benoemd tot markgraaf van Friesland. Toen Hendrik naar Friesland trok, werd hij daar gedood terwijl zijn vrouw ternauwernood ontkwam.
Hendrik was gehuwd met Gertrudis van Brunswijk  (geboren ca. 1058 – Brunswijk, 9 december 1117), dochter van Egbert I van Meißen en van Irmengard van Susa. Zij kregen de volgende kinderen:
– Richenza (-1141), gehuwd met Lotharius van Supplinberg, die later keizer zou worden.
– Gertrudis, erfgename van Friesland en gravin van Bentheim (VOLGT 13.), gehuwd met Siegfried I van Weimar-Orlamünde, paltsgraaf van de Rijn, en met Otto I van Rheineck.
– Otto II (-1116)

Northeim

Northeim

13. Gertrudis van Northeim (geboren ca. 1080), dochter van Hendrik van Northeim, bijgenaamd de Vette.
Zij was 1e gehuwd met Siegfried I van Weimar-Orlamünde (1074-9 maart 1113) was een zoon van Adalbert II van Ballenstedt en van Adelheid, dochter van Otto I van Weimar. Bij de dood van zijn vader erfde hij het graafschap in Nordthüringengau en verwierf veel macht en bezittingen in westelijk Duitsland door het tweede en derde huwelijk van zijn moeder met paltsgraaf Herman II van Lotharingen (Ezzonen) en Hendrik van Laach (Luxemburg). Uit het huwelijk met Siegfried had Gertrudis drie kinderen.
Zij huwde 2e met Otto I van Salm (geboren ca. 1085 – overleden 1148) was graaf van Rheineck, en voogd van de abdij van Rolandswerth (bij Remagen), en paltsgraaf aan de Rijn.
Otto was de zoon van de Duitse tegenkoning Herman van Salm en Sophia van Formbach. Zij waren een van de meest pausgezinde families van die tijd. Hij bouwde de burcht Rheineck. Rond 1115 trouwde hij met Geertruid van Northeim, weduwe van paltsgraaf Siegfried. Hierdoor verwierf hij het ambt van paltsgraaf aan de Rijn. Otto verkreeg door erfenis het kasteel van Treis. Keizer Hendrik V erkende de erfenis niet en veroverde Treis in 1121. Toen zijn zwager Lotharius III van Supplinburg in 1125 tot koning werd gekozen, kreeg Otto het kasteel van Treis weer terug. Ook verkreeg hij het graafschap Bentheim. Otto herbouwde het kasteel van Bentheim dat was verwoest. In 1136 vergezelde hij Lotharius naar Italië. Na de dood van Lotharius (1137) verloor Otto de functie van paltsgraaf en het kasteel van Treis. De rest van zijn leven was hij daarover in conflict met de nieuwe paltsgraaf en met de aartsbisschop van Trier.
Otto’s vrouw Geertruid was de dochter en erfgename van Hendrik de Vette, markgraaf van Friesland en graaf van Northeim, en van Gertrudis van Brunswijk. Kinderen van Otto en Geertruid waren:
– Otto II (rond 1115 – 1149); bond de strijd aan met de nieuwe paltsgraaf Herman van Stahleck; viel in 1148 in diens handen en werd in het volgende jaar op de Schönburg bij Oberwesel gewurgd. Huwde NN, dochter van Albrecht de Beer (rond 1100 – 1170), eerste markgraaf en grondlegger van de mark Brandenburg .
– Sophia (- 1176) (VOLGT 14); huwde Dirk VI van Holland (-1157).
– Beatrix; huwde Wilbrand I van Loccum-Hallermund, markgraaf van Friesland.

Bentheim

Bentheim

14.  Sophia van Rheineck (geboren ca. 1120 – overleden Jeruzalem, 26 september 1176) was getrouwd met graaf Dirk VI van Holland. Door dit huwelijk kwam het graafschap Bentheim in handen van de graven van Holland.
Ze was de dochter van Otto I van Salm, graaf van Rheineck en graaf van Bentheim en Geertruid van Northeim.
Sophia liet nieuwe abdijkerken bouwen in Egmond en Rijnsburg. In 1138 ging ze samen met haar man op pelgrimstocht naar Jeruzalem en bezocht op de terugweg de paus in Rome. Als weduwe bezocht ze Santiago de Compostella. Daarna bezocht ze nog tweemaal Jeruzalem (1173) en (1176). Tijdens dat laatste bezoek overleed ze in het Mariahospitaal van de Duitse Orde in Jeruzalem. Ze werd in Jeruzalem begraven.
Uit het huwelijk met Dirk VI kregen ze de volgende kinderen:
– Dirk (ca. 1138 – 1151), begraven te Egmond.
– Floris III, graaf van Holland. (VOLGT Graven van Holland nr. 9.a).
– Otto van Holland, graaf van Bentheim(VOLGT Graven van Bentheim nr. 1).
– Boudewijn, bisschop van Utrecht.
– Dirk, bisschop van Utrecht.
– Sophia (ovl. na 1202), abdis van Rijnsburg.
– Hadewig (ovl. Rijnsburg, 28 augustus 1167) non te Rijnsburg.
– Geertruid (ovl. op 13 augustus).
– Petronilla (ovl. 5 december)

 

Terug naar:

Keizers, Koningen en Hertogen

  facebook       

 

 


Frankische koningen en keizers van het Roomse Rijk (800-840)

Opmerking: tegenkoningen zijn schuingedrukt weergegeven.

Naam Koning Keizer Tevens Koningskroning
Keizerskroning
Karolingische Huis
Karel I, de Grote 768814 800–814 Hertog van Beieren Koningsopvolging van zijn vader
Keizerskroning 25 december te Rome door paus Leo III
Lodewijk I, de Vrome 814–840 816–840 Hertog van Beieren Koningsopvolging van zijn vader
Keizerskroning te Reims door paus Stephanus IV

Oost-Frankische koningen en keizers van het Roomse Rijk (840-911)

Naam Koning Keizer Tevens Koningskroning
Keizerskroning
Karolingische Huis
Lodewijk II, de Duitser 840875 Hertog van Beieren Koningsopvolging van zijn vader
geen keizer
Karloman van Beieren 876880 Hertog van Beieren
Koning van Italië
Koningsopvolging van zijn vader
geen keizer
Lodewijk III, de Jonge 876882 Hertog van Beieren Koningsopvolging van zijn vader
geen keizer
Karel III, de Dikke 882887 881-887 Hertog van Beieren Koningsopvolging van zijn broer
Keizerskroning 12 februari te Rome door paus Johannes VIII
Arnulf I van Karinthië 887899 896-899 Hertog van Beieren Koningsstaatsgreep
Keizerskroning door paus Formosus
geen keizer
Zwentibold 899900 Koning vanLotharingen Koningsopvolging te Forchheim
geen keizer
Lodewijk IV, het Kind 900-911 Koningsbenoeming 4 februari te Forchheim
geen keizer

Duitse koningen en keizers van het Roomse Rijk (911-962)

Naam Koning Keizer Tevens Koningskroning
Keizerskroning
Huis Konradijnen
Koenraad I 911918 Hertog van Frankenland Koningsverkiezing te Forchheim
geen keizer
Huis Liudolfingen (Ottonen)
Hendrik I, de Vogelaar 919-936 Hertog van Saksen Koningsverkiezing in mei te Fritzlar
geen keizer
Otto I, de Grote 936973 962-973 Hertog van Saksen Koningsverheffing te Aken
Keizerskroning 2 februari te Rome door paus Johannes XII

Duitse koningen en keizers van het Heilige Roomse Rijk (962-1806)

Naam (Mede-)Koning (Mede-)Keizer Tevens Koningskroning
Keizerskroning
Huis Liudolfingen (Ottonen)
Otto I, de Grote 936-973 962-973 Hertog van Saksen Koningsverheffing te Aken
Keizerskroning 2 februari te Rome doorpaus Johannes XII
Otto II, de Rode 962/-
973983
967/-
973-983
Hertog van Saksen Koningskroning te Aken
Keizerskroning te Rome door paus Johannes XII
Otto III 9831002 996-1002 Koningskroning te Aken
Keizerskroning te Rome door paus Gregorius V
Hendrik II, de Heilige 1002-1024 1014-1024 Hertog van Beieren Koningskroning te Mainz
Keizerskroning te Rome door paus Benedictus VIII
Salische Huis
Koenraad II, de Saliër 1024-1039 1027-1039 Hertog van Beieren
Koning van Bourgondië
Koningskroning te Mainz
Keizerskroning te Rome door paus Johannes XIX
Hendrik III 10281039/-
1039-1056
10461056 Hertog van Beieren, Zwaben enKarinthië
Koning van Bourgondië
Koningskroning te Aken
Keizerskroning te Rome door paus Clemens II
Hendrik IV 10561105 1084-1105 Hertog van Beieren Koningskroning te Aken
Keizerskroning te Rome door tegenpaus Clemens III
Rudolf van Rheinfelden 10771080 Hertog van Zwaben Tegenkoningskroning te Mainz
geen keizer
Herman van Salm 10811086 Gewijd te Goslar
geen keizer
Koenraad van Franken 1087-1098/- Hertog van Neder-Lotharingen Medekoningskroning te Milaan
geen keizer
Hendrik V 10981105/-
1105-1125
1111-1125 Hertog van Beieren Koningskroning te Aken
Keizerskroning te Rome door paus Paschalis II
Huis Supplinburg
Lotharius III van Supplinburg 11251137 1133-1137 Hertog van Saksen Koningskroning te Aken en Monza
Keizerskroning te Rome door paus Innocentius II
Huis Hohenstaufen (Zwaben)
Koenraad III 11271135/-
11381152
Hertog van Zwaben Tegenkoningsverkiezing te Neurenberg
Koningskroning te Aken
geen keizer
Hendrik Berengarius 11471150/- Medekoningskroning te Aken
geen keizer
Frederik I, Barbarossa 11521190 1155-1190 Hertog van Zwaben Koningskroning te Aken en Arles
Keizerskroning 11 juni te Rome doorpaus Adrianus IV
Hendrik VI 1169-1190/-
11901197
1191-1197 Koning van Sicilië en Napels Koningskroning te Aken
Keizerskroning 14 april te Rome doorpaus Celestinus III
Filips van Zwaben 1198-1208 Hertog van Zwaben Koningskroning te Aken en Mainz
geen keizer
Huis Welfen
Otto IV 1198/12081218 1209-1218 Hertog van Zwaben Koningskroning te Aken
Keizerskroning 4 oktober te Rome doorpaus Innocentius III
Huis Hohenstaufen (Zwaben)
Frederik II 12121250 1220-1250 Koning van Sicilië Koningskroning te Aken en Mainz
Keizerskroning te Rome door paus Innocentius III
Hendrik (VII) 12221235/- Hertog van Zwaben Medekoningskroning te Aken
geen keizer
Koenraad IV 12371250/-
1250-1254
12501254 Hertog van Zwaben
Koning van Sicilië, Napels enJeruzalem
Koningsverkiezing te Wenen
nooit tot keizer gekroond
Hendrik Raspe 12461247 Hertog van Zwaben en landgraaf vanThüringen Tegenkoningsverkiezing te Veitshöchheim
geen keizer
Huis Holland
Willem van Holland 12481254/-
1254-1256
Graaf van Holland Koningskroning te Aken (1248)
geen keizer
Huis Plantagenet
Richard van Cornwall 12571272 Koningskroning te Aken
geen keizer
Alfons 12571280 Koning van Castilië en León Tegenkoningsverkiezing
geen keizer
Huis Habsburg
Rudolf I 1273-1291 Hertog van Oostenrijk Koningskroning te Aken
geen keizer
Huis Nassau
Adolf I van Nassau 12911298 Graaf van Nassau en landgraaf van Thüringen Koningskroning te Aken
geen keizer
Huis Habsburg
Albrecht I van Oostenrijk 12981308 Hertog van Oostenrijk en Stiermarkenen landgraaf van Thuringen Koningskroning te Aken
geen keizer
Huis Luxemburg
Hendrik VII 13081313 1312-1313 Graaf van Luxemburg Koningskroning te Aken
Keizerskroning te Rome door paus Clemens V
Huis Wittelsbach
Lodewijk IV, de Beier 13141347 1328-1347 Hertog van Beieren Koningskroning te Aken
Keizerskroning te Rome door Sciarra Colonna
Frederik 13141330 Hertog van Oostenrijk en Stiermarken Tegenkoningskroning te Bonn
geen keizer
Huis Luxemburg
Karel IV 13461347/-
13471378
1355-1378 Markgraaf van Moravië en graaf van Luxemburg
Koning van Bohemen
Medekoningskroning te Bonn
Koningskroning te Aken
Keizerskroning te Rome door paus Innocentius VI
Gunther 13491349 Graaf van Schwarzburg Tegenkoningsverkiezing te Frankfurt am Main
geen keizer
Wenceslaus van Bohemen 13781400 Hertog van Luxemburg en keurvorst van Brandenburg
Koning van Bohemen
Koningskroning te Aken
geen keizer
Huis Wittelsbach
Ruprecht van de Palts 14001410 Keurvorst van de Palts Koningskroning te Keulen
geen keizer
Huis Luxemburg
Jobst 14101411 Markgraaf van Moravië en keurvorst van Brandenburg Koningsverkiezing
geen keizer
Sigismund van Luxemburg 14111437 1433-1437 Hertog van Luxemburg en keurvorst van Brandenburg
Koning van Hongarije en Bohemen
Koningskroning te Aken
Keizerskroning te Rome door paus Eugenius IV
Huis Habsburg
Albrecht II van Habsburg 14381439 Hertog van Oostenrijk en Luxemburg
Koning van Bohemen en Hongarije
Koningsverkiezing te Frankfurt am Main
geen keizer
Frederik III 14401493 1452-1493 Aartshertog van Oostenrijk en hertog van Karinthië Koningskroning te Aken
Keizerskroning te Rome door paus Nicolaas V
Maximiliaan I 1486-1493/-
1493-1519
15081519 Aartshertog van Oostenrijk Koningskroning te Aken
Keizerskroning door paus Julius II
Karel V 15191556 1520-1556 Aartshertog van Oostenrijk
Koning van Spanje
Koningskroning te Aken
Keizerskroning te Bologna door paus Clemens VII
Ferdinand I 15311556/-
1556-1564
15561564 Aartshertog van Oostenrijk
Koning van Bohemen en Hongarije
Koningskroning te Aken
Keizersverkiezing te Frankfurt am Main
Maximiliaan II 15621564/-
15641576
1564-1576 Aartshertog van Oostenrijk
Koning van Bohemen en Hongarije
Koningskroning te Frankfurt am Main
Keizersopvolging van zijn vader
Rudolf II 15751576/-
15761612
1576-1612 Aartshertog van Oostenrijk
Koning van Bohemen en Hongarije
Koningskroning te Regensburg
Keizersopvolging van zijn keizer
Matthias 1612-1619 1612-1619 Aartshertog van Oostenrijk
Koning van Hongarije en Bohemen
Koningskroning en keizerskroning te Frankfurt am Main
Ferdinand II 16191637 1619-1637 Aartshertog van Oostenrijk
Koning van Bohemen en Hongarije
Koningskroning en keizerskroning te Frankfurt am Main
Ferdinand III 16361637/-
1637-1657
16371657 Aartshertog van Oostenrijk
Koning van Hongarije en Bohemen
Koningskroning te Regensburg
Keizersopvolging van zijn vader
Ferdinand IV 16531654/- Medekoning van Bohemen en Hongarije Medekoningskroning te Regensburg
geen keizer
Leopold I 1658-1705 1658-1705 Aartshertog van Oostenrijk
Koning van Bohemen en Hongarije
Koningskroning en keizerskroning te Frankfurt am Main
Jozef I 1705-1711 1705-1711 Aartshertog van Oostenrijk
Koning van Bohemen, Hongarije enSardinië
Koningskroning en keizerskroning teAugsburg
Karel VI 17111740 1711-1740 Aartshertog van Oostenrijk en hertog van Luxemburg en Parma
Koning van Bohemen, Hongarije, Sardinië, Sicilië en Napels
Koningskroning en keizerskroning te Frankfurt am Main
interregnum
Huis Wittelsbach
Karel VII 17421745 1742-1745 Keurvorst van Beieren Koningskroning en keizerskroning 12 februari te Frankfurt am Main
Huis Habsburg
Frans I Stefan 1745-1765 1745-1765 Hertog van Lotharingen en Bar en groothertog van Toscane Koningskroning en keizerskroning 13 september te Frankfurt am Main
Jozef II 1765-1790 1765-1790 Hertog van Luxemburg
Koning van Bohemen en Hongarije
Koningskroning te Frankfurt am Main
Keizersopvolging van zijn vader
Leopold II 1790-1792 1790-1792 Groothertog van Toscane en hertog van Luxemburg
Koning van Bohemen en Hongarije
Koningskroning en keizerskroning te Frankfurt am Main
Frans II 17921806 1792-1806 Hertog van Luxemburg
Koning van Bohemen en Hongarije
Keizer van Oostenrijk
Koningskroning en keizerskroning te Frankfurt am Main